ECLI:NL:TADRSGR:2017:212 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-095/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:212
Datum uitspraak: 13-11-2017
Datum publicatie: 14-11-2017
Zaaknummer(s): 17-095/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Geen gronden voor het verzet aangevoerd. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 13 november 2017

in de zaak 17-095/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 20 april 2017 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 10 april 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 26 januari 2017 met kenmerk K196 2016 ab/ksl, door de raad ontvangen op 27 januari 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 20 april 2017 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 april 2017 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 16 mei 2017, door de raad ontvangen op 16 mei 2017, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 oktober 2017 in aanwezigheid van verweerder. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 16 mei 2017.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1    In 2013 heeft klager mr. H., kantoorgenoot van verweerder, verzocht om bijstand in een huurgeschil.

2.2    Bij brief van 31 maart 2015 gericht aan het kantoor van mr. H. heeft klager een klacht tegen mr. H. ingediend.

2.3    De brief van 2 april 2015 van verweerder aan klager heeft onder meer de volgende inhoud:

“U heeft een klacht voor interne klachtbehandeling ingediend bij ons kantoor met betrekking tot [mr. H.]. (…)

Kort gezegd komt het erop neer, dat u het er niet mee eens bent, dat [mr. H.] het dossier heeft gesloten. U wilt door [mr. H.] worden teruggebeld voor vragen en/of overleg, en u heeft aangegeven dat u ook een bespreking met [mr. H.] wenst. Ik heb aan [mr. H.] gevraagd, wat de achterliggende reden hiervan is. [Mr. H.] heeft mij medegedeeld, dat er geen activiteiten meer onder het bereik van de toevoeging vallen, omdat alles wat u nog eventueel zou kunnen willen niet typisch advocatuurlijke werkzaamheden zijn, en er geen enkele procedure meer opstaat waarin [mr. H.] u kan vertegenwoordigen. Algemene informatie over hoe het rechtssysteem eruitziet is niet een onderdeel van de dienstverlening die op dit punt nog dient te worden verleend. Wanneer [mr. H.] een zaak archiveert, zoals in het geval van uw procedures tegen de Huurcommissie is geschied, dan heeft het geen zin meer om nog tijd te besteden aan communicatie daarover, temeer niet als een en ander reeds duidelijk is gecommuniceerd aan de cliënt, aldus [mr. H.].

Het dossier geeft mij geen aanleiding om aan te nemen dat het standpunt van [mr. H.] in deze niet juist zou zijn.

(…) in uw laatste regels van uw brief geeft u aan, dat u gaarne zou wensen om een gesprek met [mr. H.] om de klacht en eventuele oplossing ervan te bespreken. In dit licht nodig ik u uit voor een bespreking op ons kantoor, waarbij ik zelf aanwezig zal zijn, en waaraan ook [mr. H.] zal deelnemen op dinsdag 14 april (….).”

2.4    In zijn brief van 7 april 2015 aan verweerder verzoekt klager om toezending van de klachtregeling. Verder uit klager in de brief zijn ongenoegen over de inhoud van de brief van verweerder van 2 april 2015. Tot slot wijst klager een gesprek in aanwezigheid van verweerder en mr. H. af. Klager wenst een gesprek met (uitsluitend) mr. H., eventueel in aanwezigheid van de deken.

2.5    Bij brief van 8 april 2015 heeft verweerder klager onder meer als volgt bericht:

“(…) Nu ontving ik een brief van u waarin u aangeeft dat u met mij geen gesprek wenst. Dat betekent, dat ik geen andere conclusies kan trekken dan de voorlopige bevindingen waarvan ik melding heb gemaakt in mijn vorige brief en dat hiermee de klacht is afgedaan.

Ons kantoor heeft naar aanleiding van uw schrijven voor alle zekerheid contact opgenomen met de Haagse Deken om te vernemen wat in een dergelijk geval de juiste aanpak zou zijn. Naar aanleiding daarvan wijs ik u nog erop, dat wanneer de interne klachtprocedure niet wordt doorlopen, de klacht verder niet-ontvankelijk is. Wel werd nog meegegeven, dat als u er zo prijs op stelt dat u nog eens mondeling van [mr. H.] alléén wilt vernemen wat hij denkt over de argumenten die u kunt voeren (…), [mr. H.] geheel vrijblijvend u zijn zienswijze nog eens telefonisch zou kunnen geven. (…) hij heeft de suggestie in overweging genomen en zal u eenmalig bellen om nogmaals zijn visie op de zaak te geven en uw laatste brieven daarbij betrekken. Voorwaarde is wel, dat daarmee de klacht onherroepelijk wordt ingetrokken, en dat reeds thans wordt toegezegd, dat geen klacht wordt ingediend noch bemiddeling wordt aangevraagd bij de Deken (…)

Mocht u zich niet willen conformeren aan de genoemde voorwaarde, dan wordt u niet gebeld. In dat geval staat het u vrij om een bemiddeling bij de Deken aan te vragen. Dan zult u daar echter wel moeten aangeven, dat u de interne klachtprocedure niet heeft willen doorlopen. (…)”

2.6    In zijn brief van 10 april 2015 aan verweerder uit klager zijn ongenoegen over de wijze van behandeling van zijn klacht. Hij stelt dat verweerder weigert de klachtprocedure van zijn kantoor te volgen. Verder wijst klager erop dat verweerder de klachtregeling niet heeft toegezonden, ondanks het uitdrukkelijke verzoek daartoe.

2.7    Verweerder heeft klager bij brief van 11 april 2015 onder meer als volgt bericht:

“(…) Ik kan niet aan het verzoek dat u doet in uw brief om een andere klachtbehandelaar te benoemen tegemoetkomen, eenvoudigweg omdat er voor klachten in zaken van [mr. H.] geen andere interne klachtbehandelaar is.

Uw brief leidt er niet toe, dat uw klacht opnieuw in behandeling wordt genomen. Volledigheidshalve meld ik nog, dat de afspraak voor de aangeboden bespreking is geannuleerd. Ik heb voorts niet in uw brief aan mogen treffen, dat u accoord bent met het voorstel dat ik u mede namens [mr. H.] deed in mijn schrijven van 8 april om zich telefonisch met u te verstaan met betrekking tot de materie die u bespreken wilt. Ik heb tenslotte nota genomen van uw verzoek om toezending te verkrijgen van de interne klachtenprocedure. Deze treft u bijgaand aan. (…)”

2.8    Op de website van het kantoor van verweerder zoals gebruikt tot 1 april 2015 stond vermeld op welke wijze cliënten een klacht konden indienen. Deze melding staat ook op de website zoals in gebruik sinds 1 april 2015. Op die laatste versie van de website is toegevoegd dat de klachtprocedure op verzoek wordt toegezonden.

2.9    In de klachtprocedure van het kantoor van verweerder is, zakelijk weergegeven en voor zover in deze zaak relevant, bepaald dat de ontvangst van een klacht binnen twee weken wordt bevestigd. Verder is in de klachtprocedure bepaald dat in beginsel een gesprek plaatsvindt met de klager en dat de klachtbehandelaar beslist of de beklaagde bij het gesprek aanwezig zal zijn. Ook is in de klachtprocedure bepaald dat aan de klager wordt gevraagd “in welke richting de klager het ervaren probleem het liefst opgelost ziet”.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven, het volgende:

a)    Verweerder heeft de klachtbrieven van klager niet behoorlijk beantwoord.

b)    Verweerder heeft de op zijn kantoor geldende klachtprocedure niet behoorlijk nageleefd.

c)    Verweerder heeft de interne klachtprocedure van zijn kantoor niet op eerste verzoek van klager toegezonden.

d)    Verweerder geeft in de klachtprocedure bij de deken en de raad een “misleidende presentatie van de stukken”

3.2    Klager heeft voor het verzet geen gronden aangevoerd. Hij heeft zich beperkt tot de stelling dat hij zich met de beslissing van de voorzitter niet kan verenigen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht en het verzet verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij haar beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Nu klager geen gronden voor het verzet heeft aangevoerd, kan dat verzet niet slagen. De voorzitter heeft de klacht naar het oordeel van de raad terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters voorzitter, mrs. M.F. Laning en P. Rijpstra, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 november 2017.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 13 november 2017 verzonden.