ECLI:NL:TADRSGR:2017:206 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-639/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:206
Datum uitspraak: 25-10-2017
Datum publicatie: 03-11-2017
Zaaknummer(s): 17-639/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing; klacht tegen advocaat wederpartij in familiezaak over onder meer gebruik van vertrouwelijke gegevens

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van  25 oktober 2017

in de zaak 17-639/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 21 augustus 2017 met kenmerk K014 2017 dk/ak, door de raad ontvangen op 21 augustus 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klaagster is gehuwd geweest. Uit het huwelijk is in 2005 een dochter geboren (hierna: de oudste dochter). Klaagster is gescheiden van de vader van de oudste dochter (hierna: de ex-man).

1.2    In 2013 heeft klaagster met een andere man een tweede dochter gekregen (hierna: de jongste dochter). De relatie tussen klaagster en de vader van de jongste dochter (hierna: de vader) is geëindigd. Het gezag over de jongste dochter ligt bij klaagster en de vader. Klaagster is met de vader verwikkeld (geweest) in een geschil met betrekking tot, zakelijk weergegeven, de omgang met de dochters. Verweerder is de advocaat van de vader.

1.3    Op 9 februari 2016 heeft verweerder  namens de vader klaagster in kort geding gedagvaard. De vordering strekt ertoe dat de jongste dochter voorlopig aan de vader zal worden toevertrouwd, dat een omgangsregeling tussen de jongste dochter en klaagster tot stand komt en een omgangsregeling tussen de vader en de oudste dochter.

1.4    De oudste dochter werd in (in ieder geval) 2015 en 2016 voor lichamelijke en psychische klachten behandeld in een ziekenhuis in Amsterdam. De oudste dochter is in dat verband psychologisch onderzocht. Bij de hiervoor in 1.3 bedoelde dagvaarding zijn gegevens die de behandeling van de oudste dochter in het ziekenhuis betreffen en het psychologisch onderzoeksrapport als producties overgelegd. Het betreft vier documenten.

1.5    In zijn e-mail van vrijdag 5 februari 2016 aan klaagster meldt verweerder dat hij namens de vader een kort geding zal instellen tegen klaagster, dat de dagvaarding op maandag zal worden betekend en dat de mondelinge behandeling zal plaatsvinden op 17 februari 2016.

1.6    Klaagster en de vader hebben ook een bodemprocedure gevoerd over, zakelijk weergegeven, de zorg voor en omgang met de dochters. Tegen de beschikking van de rechtbank is hoger beroep ingesteld. Op 10 mei 2016 heeft verweerder namens de vader in hoger beroep een verweerschrift op zelfstandige verzoeken van klaagster met aanvullende verzoeken ingediend. In een bijlage bij het verweerschrift, productie 9, staat informatie over (de beëindiging van) de omgang van de oudste dochter met de ex-man en met de ouders van de ex-man. Daarbij wordt melding gemaakt van een procedure voor de Centrale autoriteit met vermelding van een zaaknummer.

1.7    Op 9 november 2016 heeft verweerder namens de vader een verweerschrift op incidenteel appel ingediend. In randnummer 8.1 van dit verweerschrift is beschreven dat klaagster, zakelijk weergegeven, de oudste dochter zonder toestemming en medeweten van de ex-man heeft meegenomen naar het buitenland. In 8.1 van het verweerschrift wordt ook verwezen naar een aangifte van de ex-man tegen klaagster. Van deze aangifte is een vertaling bij het verweerschrift overgelegd.

1.8    Bij brief van 7 januari 2017 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft de ontvoering van de jongste dochter “juridisch gefaciliteerd”.

b)    Verweerder heeft tijdens een procedure vertrouwelijke, medische gegevens van de oudste dochter gebruikt en heeft daarmee de privacy van de oudste dochter geschonden.

c)    Verweerder heeft tijdens een procedure onrechtmatig verkregen informatie over de echtscheiding van klaagster overgelegd en heeft daarmee de privacy van klaagster geschonden.

d)    Verweerder heeft in het incidenteel appel onjuiste informatie verstrekt over de echtscheiding van klaagster.

e)    Verweerder heeft niet getracht de kwestie tussen klaagster en verweerder minnelijk te regelen.

f)    Verweerder heeft het belang van klaagster veronachtzaamd door bij het vragen van een datum voor het kort geding geen rekening te houden met eventuele verhinderingen van klaagster en door in hoger beroep kort voor de zitting omvangrijke aanvullende stukken in te dienen.

g)    Verweerder heeft rechtstreeks contact opgenomen met klaagster, terwijl hij wist dat zij werd bijgestaan door mr. L.

h)    Verweerder heeft geen overleg gevoerd met (de advocaat van) klaagster over te nemen rechtsmaatregelen.

i)    Door toedoen van verweerder is het geschil tussen klaagster en de vader geëscaleerd en dat heeft geleid tot onnodige kosten voor klaagster.

j)    Verweerder heeft onjuiste informatie over klaagster en de dochters verspreid.

k)    Verweerder heeft zich onnodig grievend uitgelaten over klaagster.

2.2    Op de stellingen die klaagster aan de klachtonderdelen ten grondslag heeft gelegd zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft de klacht betwist. Op het verweer zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2    De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdeel a)

4.3    Klaagster stelt dat de vader de jongste dochter op 5 februari 2016 uit haar woning heeft ontvoerd. Volgens klaagster heeft de vader te kennen gegeven dat de ontvoering plaatsvond op advies van verweerder.

4.4    Verweerder heeft weersproken dat sprake is geweest van ontvoering van de jongste dochter door de vader. Verweerder wijst erop dat het gezag over de jongste dochter bij beide ouders rust.

4.5    De voorzitter overweegt dat uit het door klaagster gestelde en uit de overgelegde documenten niet blijkt dat de jongste dochter is ontvoerd door de vader, laat staan dat verweerder daarin enige rol zou hebben gespeeld. Klaagster heeft haar klacht op dit onderdeel  onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.6    Klaagster stelt dat de vader de eerste van de in 1.4 bedoelde vier documenten onbevoegd heeft gevraagd en gekregen van een medewerker van het ziekenhuis waar de oudste dochter werd behandeld. Het betreft een overzicht van afspraken. De andere drie documenten heeft de vader volgens klaagster zonder haar toestemming en medeweten gekopieerd.

4.7    Verweerder heeft aangevoerd dat het hem vrijstond om de documenten betreffende de medische toestand van de oudste dochter in een procedure te overleggen. Volgens verweerder is de wijze waarop hij de stukken heeft verkregen niet relevant.

4.8    Uitgangspunt is dat een advocaat in een procedure gebruik mag maken van de documenten die zijn cliënt hem verschaft. Van een advocaat mag daarbij, behoudens bijzondere omstandigheden, niet worden verlangd dat hij de juistheid van de gegevens verifieert en dat hij nagaat of de documenten door zijn cliënt op rechtmatige wijze zijn verkregen. De advocaat is verder niet gebonden aan de medische geheimhoudingsplicht, die geldt slechts tussen arts en patiënt. Daar staat echter tegenover dat de advocaat bij de gebruikmaking van medische gegevens moet voorkomen dat de belangen van de betrokkene nodeloos worden geschaad. Het overleggen van medische gegevens in een procedure is onder meer gerechtvaardigd voor zover in de gegeven omstandigheden een reëel belang bij adequate rechtsbijstand daartoe noopt.

4.9    De procedure waarin de medische gegevens van de oudste dochter zijn overgelegd ziet op de zorg voor en omgang met de oudste dochter. In dat kader zijn de medische gegevens van belang en naar het oordeel van de voorzitter hadden verweerder en zijn cliënt dan ook een reëel belang bij overlegging van gegevens. Verder moet in aanmerking worden genomen dat de procedure familierechterlijk van aard is en daarom niet openbaar is.

4.10    In het midden kan blijven op welke wijze de vader de beschikking heeft gekregen over de documenten en of dit onrechtmatig is jegens klaagster of de oudste dochter. Dit regardeert verweerder immers niet. Klachtonderdeel b is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c) en d)

4.11    Volgens klaagster komen de in 1.6 en 1.7 bedoelde gegevens uit haar privédossier en zijn deze onrechtmatig verkregen, naar de voorzitter begrijpt door de vader die de gegevens aan verweerder heeft verstrekt. Klaagster stelt dat verweerder de juistheid van de gegevens niet heeft gecontroleerd.

4.12    In zijn algemeenheid komt aan advocaten een grote mate van vrijheid toe bij het vormgeven van de in een procedure te volgen strategie. Zoals hiervoor al uiteengezet mag de advocaat bovendien gebruik maken van de documenten die zijn cliënt hem verschaft en mag hij uitgaan van de juistheid van die documenten. Slechts onder bijzondere omstandigheden dient de advocaat onderzoek te doen naar de juistheid en herkomst van de documenten.

4.13    Nu is gesteld noch gebleken dat sprake was van dergelijke bijzondere omstandigheden, geldt dat verweerder  de documenten en gegevens die de vader hem had verstrekt en die betrekking hadden op, zakelijk weergegeven, de geschillen tussen klaagster en de ex-man, mocht gebruiken. Klachtonderdelen c en d zijn kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel e)

4.14    Klaagster stelt dat verweerder niet heeft geprobeerd de zaak minnelijk te regelen, maar juist heeft gezorgd voor escalatie van het geschil. Verweerder heeft aangevoerd dat het belang van de vader en de jongste dochter meebracht dat een kort geding werd ingesteld.

4.15    Op een advocaat rust niet de verplichting om de weg van de minnelijke regeling te verkennen, als hij inschat dat dit niet in het belang van zijn cliënt is. Dat verweerder geen minnelijke regeling heeft onderzocht, maar een kort geding heeft ingesteld is daarom jegens klaagster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klachtonderdeel e is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel f)

4.16    Het ware beter geweest, wanneer verweerder de verhinderdata van klaagster zou hebben opgevraagd. Echter, mede in aanmerking genomen dat is gesteld noch gebleken dat klaagster in haar belangen is geschaad – klaagster is in de procedure verschenen - valt verweerder van het niet opvragen van verhinderdata voorafgaand aan het kort geding geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

4.17    Wat betreft het kort voor de zitting overleggen van aanvullende stukken geldt dat het aan klaagster was om daarover haar bezwaren bij het gerechtshof kenbaar te maken. Vervolgens is het aan het gerechtshof om te beslissen over het toevoegen van de aanvullende stukken aan het procesdossier. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat is gesteld noch gebleken dat klaagster in haar belangen is geschaad, kan niet worden vastgesteld dat verweerder heeft gehandeld op een wijze die een behoorlijk handelend advocaat niet betaamt. Klachtonderdeel f is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel g)

4.18    Verweerder heeft onweersproken aangevoerd dat hem bekend was dat mr. L zowel klaagster als de vader in een eerdere procedure gezamenlijk had bijgestaan en dat het mr. L, gelet op de voor advocaten geldende gedragsegels, daarom niet was toegestaan om klaagster bij te staan in een procedure tegen de vader.

4.19    Gelet op deze omstandigheden heeft verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door rechtstreeks contact op te nemen met klaagster. Klachtonderdeel g is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel h)

4.20    Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder klaagster met zijn e-mail van 5 februari 2016 in voldoende mate en voldoende tijdig geïnformeerd over het aanstaande kort geding van de vader tegen haar. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake. Klachtonderdeel h is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel i)

4.21    Verweerder heeft aangevoerd dat hij namens de vader geen onnodige procedures heeft gevoerd en dat procederen nu eenmaal kosten met zich brengt. Hij heeft er verder op gewezen dat klaagster hoger beroep heeft ingesteld.

4.22    Voorop staat, dat het valt binnen de vrijheid die een advocaat toekomt om een procedure in te stellen. Het is de voorzitter verder niet gebleken dat de (financiële) belangen van klaagster met de door verweerder tegen haar ingestelde procedures onnodig of onevenredig zijn geschaad. Klachtonderdeel i is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel j)

4.23    Zoals hiervoor al uiteengezet mocht verweerder in beginsel uitgaan van de juistheid van de informatie die hem door de vader werd verschaft. Slechts onder bijzondere omstandigheden had verweerder onderzoek moeten doen naar de juistheid van de gegevens. Klaagster heeft haar (impliciete) stelling dat sprake was van dergelijke bijzonderheden en dat verweerder niet zonder meer uit mocht gaan van de juistheid van de gegevens onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klachtonderdeel j is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel k)

4.24    Uit de door verweerder opgestelde documenten die onderdeel vormen van dit klachtdossier blijkt niet dat verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten over klaagster. Klachtonderdeel k is kennelijk ongegrond.

Slotsom

4.25    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 25 oktober 2017.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 25 oktober 2017 verzonden.