ECLI:NL:TADRSGR:2017:20 Raad van Discipline 's-Gravenhage 17-026/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:20
Datum uitspraak: 10-02-2017
Datum publicatie: 14-02-2017
Zaaknummer(s): 17-026/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: klacht deels niet-ontvankelijk (te laat), deels kennelijk ongegrond; ontbreken uitdrukkelijke opdrachtbevestiging betekent niet dat geen sprake is van dienstverlening; verweerder is niet tekortgeschoten in zijn dienstverlening

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 10 februari 2017

in de zaak 17-026/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 9 januari 2017 met kenmerk R 2016/96 edl/mb, door de raad van discipline ontvangen op 10 januari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft samengewoond met mevrouw K. (hierna: K.). Na beëindiging van de samenwoning hebben partijen geprocedeerd over de afwikkeling van de boedel, waaronder in ieder geval een hypothecaire geldlening van € 37.500,= en een boot. De hypotheek rust op de woning die eigendom is, althans op dat moment was, van klager. Klager is in de procedure bijgestaan door mr. V.

1.2    Ter comparitie op 24 juni 2009 hebben klager en K. de procedure minnelijk geschikt. Zij hebben afgesproken dat, zakelijk weergegeven, K. de rente- en aflossingsverplichtingen van de hypothecaire geldlening voor haar rekening zou nemen. Zij hebben verder afgesproken dat klager alle aan de boot verbonden (financiële) verplichtingen voor zijn rekening zou nemen en dat hij de boot zo spoedig mogelijk zou proberen te verkopen. De afspraken van partijen zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de comparitie.

1.3    De hypoheeknemer heeft klager diverse malen gesommeerd tot nakoming van rente- en aflossingsverplichtingen.

1.4    Omstreeks december 2010 heeft klager verweerder verzocht de behandeling van de zaak over te nemen van mr. V. Verweerder heeft met dit verzoek ingestemd. Kort nadien bleek dat klager de eigen bijdrage van de toevoeging niet kon voldoen en heeft verweerder de behandeling van het dossier gestaakt.

1.5    In 2015 heeft klager verweerder opnieuw verzocht om bijstand te verlenen in het geschil met K. Verweerder heeft klager daarop schriftelijk meegedeeld dat hij K. (schriftelijk) zou willen benaderen, maar dat klager daarvoor contactgegevens zou moeten aanleveren. Uit de e-mail van 12 november 2015 van verweerder aan klager blijkt dat de secretaresse van verweerder tevergeefs heeft geprobeerd om via Facebook de contactgegevens van K. te achterhalen. Verweerder deelt in de e-mail verder mee dat het bij gebreke van de contactgegevens van K. geen zin heeft om de hypotheeknemer aan te schrijven.

1.6    In maart 2016 heeft klager verweerder een sommatiebrief van de hypotheeknemer getoond. Verweerder heeft vervolgens in bijzijn van klager contact opgenomen met de hypotheeknemer en van de hypotheeknemer vernomen dat bij het uitblijven van betaling executoriale verkoop van de woning zou plaatsvinden.

1.7    Bij brief van 7 juli 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    Klager verwijt verweerder dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder is tekortgeschoten in zijn bijstand aan hem.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Zijn verweer komt hierna – waar nodig – aan de orde bij de beoordeling van de klacht.

4    BEOORDELING

4.1    In artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet is bepaald dat de klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien deze wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft.

4.2    Klager heeft zijn klacht ingediend op 7 juli 2016. Voor zover de klacht betrekking heeft op de werkzaamheden van verweerder in of omstreeks 2010 geldt dat deze niet binnen hiervoor genoemde termijn is ingediend. Klager zal in dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk worden verklaard.

4.3    Voor zover de klacht van klager ziet op werkzaamheden van verweerder verricht in 2015 en 2016 heeft verweerder aangevoerd dat klager ook daarin niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu geen sprake is van een door hem aanvaarde opdracht van klager. De voorzitter verwerpt dit standpunt. Uit hetgeen verweerder heeft aangevoerd blijkt dat hij heeft getracht de contactgegevens van K. te achterhalen, teneinde contact met haar te kunnen opnemen over de nakoming van hetgeen partijen op 24 juni 2009 zijn overeengekomen. Dit betreft naar het oordeel van de voorzitter bijstand van verweerder aan klager. Dat de zoekpoging feitelijk is verricht door de secretaresse van verweerder en bovendien tevergeefs bleek maakt dit niet anders. Verweerder heeft verder in bijzijn van klager telefonisch contact gehad met de hypotheeknemer. Ook dit betreft bijstand van verweerder aan klager. Dat het niet is gekomen tot een uitdrukkelijke opdrachtbevestiging van verweerder aan klager is niet van belang. De omstandigheid dat verweerder bijstand heeft verleend aan klager brengt met zich dat klager in zoverre in zijn klacht kan worden ontvangen.

4.4    De voorzitter stelt vast dat een feitelijke onderbouwing van de stelling dat verweerder is tekortgeschoten in de bijstand aan klager ontbreekt. Voor zover klager beoogt te stellen dat het aan verweerder verwijtbaar is dat K. haar betalingsverplichtingen niet nakomt, geldt dat voor deze stelling geen grondslag bestaat. De in het proces-verbaal vastgelegde verplichting tot betaling van de hypotheeklasten rust (in relatie tot klager) immers slechts op K. Voor zover klager verweerder verwijt dat hij onvoldoende heeft gedaan om K. tot betaling te bewegen, geldt dat verweerder onweersproken heeft aangevoerd dat hij na een vergeefse poging om de contactgegevens van K. te achterhalen en na het telefonisch contact met de hypotheeknemer heeft meegedeeld dat hij verder niets voor klager zou kunnen betekenen.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de werkzaamheden van verweerder in of omstreeks 2010, met toepassing van artikel 46g eerste lid onder a van de Advocatenwet niet ontvankelijk verklaren. De voorzitter zal de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de werkzaamheden van verweerder in 2015 en 2016, met toepassing van artikel 46j eerste lid onder c van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de werkzaamheden van verweerder in of omstreeks 2010, met toepassing van artikel 46g eerste lid onder a van de Advocatenwet niet-ontvankelijk;

de klacht, voor zover deze betrekking heeft op de werkzaamheden van verweerder in 2015 en 2016, met toepassing van artikel 46j eerste lid onder c van de Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 10 februari 2017.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 februari 2017 verzonden.