ECLI:NL:TADRSGR:2017:2 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-578/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:2
Datum uitspraak: 16-01-2017
Datum publicatie: 07-02-2017
Zaaknummer(s): 16-578/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Naar het oordeel van de raad kunnen de diverse gronden van verzet niet slagen. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 16 januari 2017

in de zaak 16-578/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 augustus 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 28 december 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 6 juni 2016 met kenmerk K320 2015 gf/ksl, door de raad ontvangen op 7 juni 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 29 augustus 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 30 augustus 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 20 september 2016, door de raad ontvangen op 21 september 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 20 september 2016. De raad heeft eveneens kennis genomen van brieven van klager van

24 oktober 2016 met bijlagen en 8 november 2016 met bijlagen.

2 FEITEN

Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt

klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 Klager verwijt de voorzitter dat de beslissing van de voorzitter pas is genomen op 29 augustus 2016 terwijl de termijn voor het nemen van die beslissing op grond van artikel 46g Advocatenwet 30 dagen is en derhalve eindigde op 7 juli 2016. Dit is een schending van artikel 46g Advocatenwet en van het fair trial-beginsel omdat een klager er na 30 dagen vanuit mag gaan dat de raad tot volledig onderzoek overgaat en de klacht niet meteen als verzinsel of bagatel wordt afgedaan.

3.2 De gronden van het verzet houden overigens, zakelijk weergegeven, in dat de beslissing van de voorzitter om de volgende redenen niet in stand kan blijven:

a) de voorzitter heeft de beslissing genomen na het verstrijken van de termijn van 30 dagen als bedoeld in artikel 46g van de Advocatenwet;

b) ten onrechte heeft de voorzitter geoordeeld dat het overreden van rechters niet klachtwaardig is;

c) de voorzitter heeft beslist dat het pand een kantoorpand betreft dat enkel op naam van klager stond. Volgens de voorzitter speelde klagers echtgenote in deze kwestie geen rol en is het gezamenlijk dagvaarden van een echtpaar niet verplicht. De voorzitter heeft door dit te beslissen de wet en de feiten miskend;

d) door te oordelen dat het juist is geweest dat verweerder de veroordeling wegens een zedendelict in procedures heeft genoemd, heeft de voorzitter blijk gegeven van een lacune in inzicht en een achterstand in informatie;

e) de beoordeling van de voorzitter dat de vrijheid van verweerder groot is bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt en dat hij slechts in uitzonderingsgevallen de juistheid van de door de cliënt aangedragen feiten dient te verifiëren, is kras en onbegrijpelijk. Dit oordeel wijkt af van de opvattingen van het Hof van Discipline op dit punt.

4 VERWEER

Verweerder heeft verweer gevoerd aan de hand van een pleitnota. Voor zover bij de beoordeling relevant zal het verweer aldaar behandeld worden.

5 BEOORDELING

5.1 Op grond van artikel 46g Advocatenwet zoals deze gold tot 1 januari 2015 kon de voorzitter van de raad van discipline klachten die naar zijn oordeel van onvoldoende gewicht waren binnen 30 dagen nadat zij ter kennis van de raad waren gebracht, bij met redenen omklede beslissing schriftelijk afwijzen als kennelijk niet-ontvankelijk en/of kennelijk ongegrond. Dit artikel is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd, waarbij onder meer de termijn van 30 dagen in is komen te vervallen. Het verwijt van klager op dit punt is derhalve ongegrond

5.2 De door klager onder b), c) en d) zakelijk weergegeven gronden van zijn verzet baseert klager op het in de beslissing van de voorzitter kort samengevatte verweer van verweerder. Het betreft derhalve geen oordelen van de voorzitter. Deze gronden missen derhalve feitelijke grondslag.

5.3 Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter terecht de vrijheid van verweerder om de belangen van zijn cliënt te behartigen als uitgangspunt genomen. Bij die vrijheid hoort dat verweerder af mag gaan op het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem heeft verschaft en dat hij slechts in uitzonderingsgevallen behoeft te verifiëren. Daarmee is ook de onder e) genoemde grond tevergeefs voorgedragen.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. L.Ph.J. baron van Utenhove en M.F. Laning, leden, bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin-van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 januari 2017.

Deze beslissing is in afschrift op 16 januari 2017 verzonden.