ECLI:NL:TADRSGR:2017:19 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-664/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:19
Datum uitspraak: 23-01-2017
Datum publicatie: 09-02-2017
Zaaknummer(s): 16-664/DH/DH
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Overige gronden
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een rechtstreeks belang, alsmede vanwege het feit dat klager zich in een door verweerster jegens hem aangespannen klachtzaak (met nummer 16-668/DH/DH) op identieke gronden heeft verweerd en waarin op dezelfde datum als in de onderhavige zaak uitspraak is gedaan. De raad heeft in die klachtzaak aldus reeds geoordeeld over de gegrondheid van de klachten van verweerster over klager. Het verzoek van verweerster om de inhoud van haar brief d.d. 30 november 2015 als zelfstandige klacht in reconventie te beschouwen, wordt als niet op de wet gegrond gepasseerd.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 23 januari 2017

in de zaak 16-664/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 22 juni 2105 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 4 juli 2016 met kenmerk K204 2015 dk/ab, door de raad ontvangen op 5 juli 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 november 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de processtukken, bedoeld in artikel 49, lid 2 Advocatenwet alsmede van de e-mail van verweerster d.d. 11 november 2016 en de daarbij gevoegde bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerster is de voormalig echtgenote van mr. K.

2.2 Mr. K. is in het verleden opgetreden als advocaat voor de heer C. en de heer A.

2.3 Zowel de heer C. als de heer A. zijn naar aanleiding van het optreden van mr. K. wederpartij van mr. K. in verschillende civiele procedures.

2.4 Klager heeft als advocaat namens de heer C. en de heer A. het faillissement van mr. K. aangevraagd.

2.5 Mr. K. wordt in de boven genoemde procedures bijgestaan door verweerster, de heer C. en de heer A. door klager.

2.6 Verweerster heeft bij brief van 31 mei 2015 en e-mail van 12 juni 2015 een klacht ingediend tegen klager.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) de handelwijze van mr. K. herhaalt, welke handelwijze heeft geleid tot een onvoorwaardelijke schorsing van mr. K. van zes maanden.

b) terwijl zij weet dat mr. K. niet voor de heer C. in een dossier heeft gewerkt en hem geen nota heeft gezonden, ten verwere aanvoert dat mr. K. voor het door hem van C. ontvangen bedrag van EUR 2.500,- werkzaamheden heeft verricht.

c) hem, klager, ten onrechte heeft verweten dat hij ten onrechte en/of lichtvaardig een tweede faillissementsaanvraag tegen mr. K. heeft ingediend.

d) ten onrechte heeft gesteld dat klager in de faillissementsaanvraag van mr. K. en/of verweerster een onjuiste weergave van de feiten heeft gegeven.

e) hem ten onrechte heeft verweten dat hij informatie heeft achter gehouden of een en ander onjuist heeft voorgesteld.

f) ten onrechte heeft geklaagd dat klager opzettelijk onjuiste informatie van zijn cliënt zou gebruiken.

g) ten onrechte een stelling van mr. K. handhaaft die reeds door zijn advocaat gerectificeerd is.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

4.2 Verweerster heeft tevens verzocht om indien en voor zover haar brief van 30 november 2015 niet als klacht in de zaak 16-668/DH/DH kan worden meegenomen, de inhoud van deze brief in deze klachtprocedure als zelfstandige klacht in reconventie te beschouwen.

5 BEOORDELING

5.1 Klager klaagt in zijn hoedanigheid van advocaat van de heren C. en A. over hetgeen verweerster hem in haar hoedanigheid van advocaat van mr. K., verwijt in de klachtzaak met nummer 16-668/DH/DH, in welke procedure klager zich op identieke gronden heeft verweerd en waarin op dezelfde datum als in de onderhavige zaak uitspraak zal worden gedaan. De raad zal aldus in die zaak reeds oordelen over de gegrondheid van de klachten van verweerster over klager. Gelet hierop, alsmede gelet op het feit dat klager geen direct eigen belang heeft bij hetgeen hij stelt, heeft klager bij zijn onderhavige klachten geen belang. De raad zal klager gelet hierop niet-ontvankelijk verklaren.

5.2 Het verzoek van verweerster om de inhoud van haar brief d.d. 30 november 2015 als klacht in reconventie te beschouwen, wordt als niet op de wet gegrond gepasseerd.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 januari 2017.

Deze beslissing is in afschrift op 23 januari 2017 verzonden.