ECLI:NL:TADRSGR:2017:115 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-938/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2017:115
Datum uitspraak: 03-07-2017
Datum publicatie: 10-07-2017
Zaaknummer(s): 16-938/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet. Klacht vanwege de overschrijding van de in artikel 46g lid 1 onder a genoemde termijn van drie jaren terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. De door klager aangevoerde redenen voor deze termijnoverschrijding leiden niet tot een ander oordeel. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 3 juli 2017

in de zaak 16-938/DH/DH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 november 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 7 juni 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 6 oktober 2016 met kenmerk K1462 2016 ab/ksl, door de raad ontvangen op 7 oktober 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 22 november 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) bepaald dat de klacht niet-ontvankelijk is ingevolge artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet, welke beslissing op 22 november 2016 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief, door de raad ontvangen op 12 december 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 8 mei 2017 in aanwezigheid van klager, vergezeld van diens zoons […], en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 12 december 2016.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Klager heeft zich op 12 februari 2013 tot verweerder gewend in verband met een arbeidsgeschil. De opdrachtbevestiging is gedateerd op 18 februari 2013.

2.2    Klager heeft op 28 februari 2013 de definitieve vaststellingovereenkomst op het kantoor van verweerder voor akkoord getekend.

2.3    In de door verweerder opgemaakte en ondertekende kwitantie van 23 april 2013 staat vermeld dat klager hem met ingang van 28 februari 2013 tot en met 20 april 2013 in totaal EUR 3.000,- in contanten heeft gegeven.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    in strijd met de daarover met klager gemaakte afspraken geen verweer heeft gevoerd tegen klagers ontslag op staande voet, dat volgens klager niet rechtsgeldig was;

b)    in strijd met de daarover met klager gemaakte afspraken geen inhoudelijke procedures heeft gevoerd naar aanleiding van het voormelde ontslag op staande voet;

c)    in strijd met de daarover met klager gemaakte afspraken een voorstel tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst in der minne heeft opgesteld en door klager heeft laten ondertekenen met de mededeling dat klager anders geen WW-uitkering zou ontvangen;

d)    klager op straat een bedrag van EUR 3.500,- contant heeft laten betalen.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop die berust, niet kan verenigen. Hij is het weliswaar met de voorzitter eens dat hij pas in een heel laat stadium een klacht tegen verweerder heeft ingediend, maar stelt daartoe niet eerder in staat te zijn geweest. Meer in het bijzonder stelt verweerder na afloop van de door verweerder voor hem behandelde arbeidszaak last te hebben gekregen van een depressie en zelfs een hartinfarct heeft gehad.

4    BEOORDELING

4.1    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht vanwege de overschrijding van de in artikel 46g lid 1 onder a genoemde termijn van drie jaren, terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk verklaard. De door klager aangevoerde redenen voor deze termijnoverschrijding leiden niet tot een ander oordeel.

4.2    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart het verzet ongegrond;

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning, J.H.M. Nijhuis, P. Rijpstra en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 juli 2017.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 3 juli 2017 verzonden.