ECLI:NL:TADRARL:2017:44 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-417

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:44
Datum uitspraak: 06-01-2017
Datum publicatie: 28-03-2017
Zaaknummer(s): 16-417
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Maatregelen, subonderwerp: Verklaring ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar. Verweerder heeft niet binnen een redelijke termijn na het beëindigen van zijn werkzaamheden voor een cliënt, een einddeclaratie gestuurd.  Hij heeft daar meer dan twee jaar mee gewacht en dan nog eerst na inschakeling van de deken. Verder heeft verweerder excessief gedeclareerd. Uit de omschrijving van de werkzaamheden is af te leiden dat te veel tijd in rekening is gebracht. Bezwaar gegrond. Art. 48 lid 10 Advocatenwet wordt toegepast. De raad legt, in verband met de samenhang met andere ernstige klachten, de maatregel van schrapping op.

Beslissing van raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 6 januari 2017

in de zaak 16-417

naar aanleiding van de klacht van:

[     ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 4 mei 2016, door de raad ontvangen op 9 mei 2016 met kenmerk 2016 KNN051, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een dekenbezwaar ingediend tegen verweerder.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 september 2016 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    brief van mr. [B.] van 12 september 2016.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Ene K. heeft zich in 2013 tot verweerder gewend om hem bij te staan en te adviseren over het eventueel instellen van hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank [naam], locatie [plaats], van [datum].

2.2    Verweerder heeft K. op 18 juni 2013 een voorschotnota ad € 2.000,00 doen toekomen, welke nota door K. dezelfde dag is voldaan.

2.3    Op 21 augustus 2013 heeft de deurwaarder in opdracht van verweerder de (pro forma) dagvaarding in hoger beroep uitgebracht tegen 26 november 2013. De zaak is vervolgens niet aangebracht bij het gerechtshof [naam].

2.4    Bij brief van 10 september 2013 heeft verweerder K. bericht dat hij geen heil zag in de hoger beroepsprocedure.

3    DEKENBEZWAAR

a)    Verweerder heeft niet binnen een redelijke termijn na beëindiging van zijn werkzaamheden zijn einddeclaratie  gestuurd en met zijn cliënt afgerekend. Ondanks eerdere toezeggingen heeft verweerder na inschakeling van de deken op 23 september 2015, eerst op 25 februari 2016 aan klager zijn declaratie met specificatie gestuurd en het te veel betaalde op 26 februari 2016 aan klager is overgemaakt, derhalve meer dan twee jaar nadat de voorschotnota is gestuurd die dateert van 18 juni 2013, terwijl verweerder zijn werkzaamheden in september 2013 reeds heeft beëindigd.

b)    Verweerder heeft excessief gedeclareerd.

Toelichting

3.2    Hij heeft veel tijd (6 uur waarvan 5,5 gespecificeerd) tegen een uurtarief van € 175,00 in rekening gebracht. Zo heeft hij voor de pro forma hoger beroep dagvaarding 60 minuten in rekening gebracht, voor de brief van 23 augustus 2013, die blijkens het urenoverzicht is opgesteld op 19 augustus 2013 is verzonden, bestaande uit 2 korte alinea’s met informatie van “huishoudelijke” aard, 32 minuten waarvoor een redelijk bekwame advocaat hooguit 10 à 12 minuten nodig zou hebben en voor de brief van 10 september 2013 24 minuten, waarin kort wordt meegedeeld dat verweerder geen heil ziet in hoger beroep omdat K. zijn stellingen moet bewijzen en waarschijnlijk zelfs niet zal worden toegelaten tot bewijslevering. Verder wordt voor het aanvragen van de toevoeging 15 minuten in rekening gebracht. Het in rekening gebrachte honorarium staat niet in verhouding tot de verrichte werkzaamheden.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a) en b)

4.1    Verweerder heeft, ondanks dat hij daartoe in de gelegenheid is  gesteld, geen schriftelijk verweer gevoerd. Ter zitting heeft hij erkend dat de eindfactuur en de terugbetaling van het te veel betaalde voorschotbedrag erg lang op zich heeft laten wachten. Intussen is die kwestie geregeld.

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    De raad stelt vast dat het in dit klachtonderdeel gestelde, door verweerder is erkend en derhalve vaststaat. De raad oordeelt dit klachtonderdeel gegrond, omdat een advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële zaken. Dat betekent naar het oordeel van de raad dat binnen een redelijke termijn na beëindiging van de werkzaamheden de advocaat een eindafrekening behoort op te maken, desgevraagd een specificatie te sturen  en het door hem ontvangen voorschot te verrekenen met zijn nota. Het past niet om daar meer dan 2 jaar mee te wachten.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Ook dit klachtonderdeel is niet gemotiveerd weersproken door verweerder. De raad is van oordeel dat een advocaat een redelijk salaris in rekening behoort te brengen. Uit het in de toelichting onder randnummer 3.2. vermelde feitencomplex leidt de raad af dat teveel tijd in rekening is gebracht. Voor het opstellen van een standaard hoger beroep dagvaarding waarvan een model vrijwel altijd op een advocatenkantoor aanwezig is, kan in redelijkheid geen 60 minuten in rekening worden gebracht; hetzelfde geldt voor de brief van “huishoudelijke” aard van 23 augustus 2013 waaraan 32 minuten zouden zijn besteed. Deze brief beslaat in totaal 7 regels. In redelijkheid kan daaraan geen 32 minuten zijn besteed. Dit klachtonderdeel is eveneens gegrond.

5.4    Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat de klacht, zoals hiervoor onder randnummer 3.a en 3.b omschreven, is komen vast te staan.

5.5    Nu verweerder ernstig is tekortgeschoten in de rechtshulpverlening jegens zijn cliënt K., immers hij is onzorgvuldig geweest bij de financiële afwikkeling van de zaak van K., spreekt de raad, ex art. 48 lid 10 Advocatenwet, op verzoek van de deken, uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

MAATREGEL

6.1    Uit het voorgaande volgt dat de klacht geheel gegrond is. Vast is komen te staan dat verweerder volstrekt onvoldoende de belangen heeft behartigd van zijn cliënt.  Zo laat verweerder na tijdig af te rekenen met zijn cliënt, terwijl deze wel een behoorlijk voorschotbedrag heeft betaald. Daar komt nog bij dat verweerder te veel tijd in rekening heeft gebracht. Dat gevoegd bij de ernst van het bezwaar rechtvaardigt op zich al een zware maatregel. Bovendien staat dit bezwaar niet alleen. Er zijn ook klachten van klagers in de zaken 16-367, 16-368, 16-484, 16-261 en 16-262.

 6.2   Het beeld dat uit al deze klachten oprijst, laat zien dat de gedragingen van verweerder geen incidenten zijn maar passen in een structureel patroon van volstrekt onvoldoende besef van verantwoordelijkheid in de wijze waarop hij zijn kantoor organiseert met betrekking tot de belangen van cliënten. Zo laat verweerder na de door hem aangenomen opdrachten van zijn cliënten uit te voeren en correspondeert of communiceert niet of nauwelijks met zijn cliënten.

6.3    Dat patroon schept tevens een beeld van een advocaat die zich niet bewust is van de verplichtingen die passen bij de kernwaarden van de advocatuur. Doordat hij de kernwaarden wezenlijk veronachtzaamt, tast hij het aanzien van de advocatuur aan.

6.4    De raad constateert dat verweerder stelselmatig artikel 46 van de Advocatenwet heeft geschonden, in het bijzonder de normen omtrent de zorg voor de cliënt en wat een behoorlijk advocaat betaamt, zoals die zijn uitgewerkt in de gedragsregels. De raad rekent verweerder dit alles zwaar aan, juist omdat van een advocaat mag worden verwacht dat de belangen van de cliënt bij hem in goede handen zijn en dat hij zich aan de voor hem geldende regels houdt. Dit alles raakt de kern van het beroep van advocaat. Verweerder heeft het vertrouwen van cliënten ernstig beschaamd en is ernstig tekort geschoten in de zorg die hij hun verschuldigd was. Daarmee hebben zijn gedragingen het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schade toegebracht.

6.5    Verweerder heeft onvoldoende inzicht getoond in het laakbare van zijn handelwijze. Hij heeft weliswaar erkend dat hij onjuist heeft gehandeld maar heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst en de schade die hij teweeg heeft gebracht. Bovendien was verweerder gewaarschuwd door de eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen uit 2011 en 2014, waarbij hem in 2014  als maatregel voorwaardelijke schorsingen zijn opgelegd, terwijl in 2012 een verzoek van de toenmalige deken ex art. 60c Advocatenwet, is toegewezen.  De raad komt dan ook tot de conclusie dat verweerder niet in de advocatuur thuis hoort.

6    KOSTENVEROORDELING

6.1    De raad ziet termen aanwezig om verweerder  overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen een maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in al haar onderdelen gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van schrapping van het tableau op ingaande op de tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

-    veroordeelt verweerder  tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

-    spreekt uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. F. Klemann, H.J. Meijer, C.W.J. Okkerse en M.A. Pasma, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2017.

Griffier                                                        Voorzitter

Verzonden d.d. 9 januari 2017.