ECLI:NL:TADRARL:2017:232 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-849

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:232
Datum uitspraak: 06-12-2017
Datum publicatie: 19-06-2018
Zaaknummer(s): 17-849
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: de voorzitter is van oordeel dat verweerster niet is tekortgeschoten bij de behartiging van de belangen van klager in zijn bezwaar- en beroepsprocedure bij een gemeente. Niet gebleken dat verweerster meerdere en tegenstrijdige belangen zou hebben behartigd. Haar weigering om een brief van klager vanwege de grove toonzetting bij beroepschrift te voegen heeft verweerster weloverwogen gedaan, met voldoende toelichting aan klager van de reden. Na vertrouwenscrisis diende verweerster zich daarna aan de zaak van klager te onttrekken. Kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 6 december 2017

in de zaak 17-849

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 4 oktober 2017 met kenmerk 2017 KNN125, door de raad ontvangen op 4 oktober 2017 (digitaal), en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager was voornemens om van gemeente C naar gemeente E te verhuizen.

1.2    Verweerster heeft klager bijgestaan in de bezwaar- en beroepsprocedure met betrekking tot de afwijzende beslissing van de gemeente C van de door klager verzochte verhuiskostenvergoeding.

1.3    Per e-mail van 12 december 2016 heeft verweerster aan klager de door haar opgestelde conceptgronden voor het beroepschrift toegezonden met het verzoek aan klager om zijn goedkeuring.

1.4    Per e-mail van 13 december 2016 heeft klager de door hem gewenste aanpassingen aan verweerster doorgegeven, waarna zij per e-mail van 14 december 2016 aan klager de aangepaste gronden van het beroepschrift heeft toegezonden. Daarbij heeft zij klager verzocht om met de inhoud daarvan in te stemmen en aan haar te laten weten of zijn brief  van 28 augustus 2016 aan de gemeente C inderdaad als bijlage 1 mocht worden meegestuurd naar de rechtbank. Per e-mail van 14 december 2016 heeft klager hiermee ingestemd, waarna verweerster heeft aangepaste beroepschrift namens klager ingediend bij de rechtbank.

1.5    In haar brief van 24 februari 2017 heeft verweerster een eerder telefoongesprek met klager bevestigd waarin hij had aangegeven geen vertrouwen meer te hebben in haar werkzaamheden als advocaat omdat zij had geweigerd om de op 21 februari 2017 door haar van klager ontvangen brieven rechtstreeks door te sturen naar de rechtbank wegens het taalgebruik daarin. Voorts heeft zij daarin nog bevestigd telefonisch te hebben aangegeven om zijn standpunt bij het juridische kader tijdens de zitting van 31 maart 2017 naar voren te zullen brengen. Omdat klager daarmee niet instemde en liet weten verder zelf de zaak te willen doen bij de rechtbank, heeft verweerster zich onttrokken aan de zaak van klager.

1.6    Bij brief van 23 juli 2017, ingekomen op 25 juli 2017, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    sprake was  van belangenverstrengeling met de gemeente C.;

b)    verweerster misbruik heeft gemaakt van klager terwijl zij wist dat hij een vorm van Alzheimer heeft;

c)    verweerster ten onrechte weigerde om door klager opgestelde en relevante brieven bij de rechtbank in te dienen;

d)    verweerster aan klager stukken heeft gemaild / gestuurd, valsheid in geschrifte heeft gepleegd en stukken voor klager heeft achtergehouden.

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Klager verwijt verweerster in dit onderdeel dat sprake is van belangenverstrengeling omdat zij niets negatiefs over de gemeente C naar voren heeft willen brengen. Verweerster stelt dat zij nimmer voor de gemeente C is opgetreden zodat van belangenverstrengeling, dan wel tegenstrijdige belangen, reeds daarom geen sprake kan zijn. Zij stelt er alles aan te hebben gedaan om voor klager een verhuiskostenvergoeding van de gemeente te krijgen.

4.2    Dat verweerster meerdere en tegenstrijdige belangen zou  hebben behartigd is de voorzitter niet gebleken. Daartoe heeft klager, tegenover de gemotiveerde betwisting van dat verwijt door verweerster, onvoldoende concrete feiten aangevoerd. Nu een feitelijke grondslag aan dit verwijt ontbreekt, oordeelt de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Het verwijt van klager dat verweerster zijn medische situatie heeft misbruikt, is onvoldoende onderbouwd. Nu de feitelijke grondslag aan dit klachtonderdeel ontbreekt, wordt ook dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond geoordeeld.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Verweerster heeft toegelicht dat zij vanwege het door klager gebruikte grove taalgebruik in de door hem opgestelde brieven in de kwestie met de gemeente C deze brieven niet rechtstreeks heeft willen doorsturen aan de rechtbank. Zoals zij klager telefonisch ook heeft uitgelegd, nadien bevestigd in haar brief van 24 februari 2017 aan klager, wilde zij het standpunt van klager tijdens de zitting naar voren brengen met daarbij het juridisch kader. Bovendien was het beroepschrift op dat moment al bij de rechtbank ingediend, aldus verweerster.

4.5    Dat verweerster met haar handelwijze in haar zorgplicht jegens klager is tekortgeschoten is de voorzitter niet gebleken. Verweerster heeft naar haar deskundige oordeel het belang van klager voorop gesteld door één brief van klager wel als bijlage bij het - blijkens de mailwisseling vooraf door klager goedgekeurde - beroepschrift te voegen, maar de overige brieven vanwege hun grove toonzetting niet op voorhand naar de rechtbank toe te sturen. Naar het oordeel van de voorzitter kon en mocht verweerster deze afweging maken. Zij heeft aan klager bovendien de reden van haar weigering toegelicht, zowel telefonisch als in haar brief van 24 februari 2017, en hem voorgesteld dat hij zijn standpunt tijdens de zitting nader zou kunnen toelichten. Wegens de daarna ontstane vertrouwenscrisis met klager over de brieven kon verweerster niet anders doen dan zich te onttrekken aan de zaak van klager, zoals zij ook heeft gedaan.

4.6    Nu van dit handelen van verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt, zal de voorzitter ook klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel d)

4.7    De voorzitter stelt voorop dat van een advocaat wordt verwacht om duidelijk met zijn cliënt te communiceren, onder meer over de plan van aanpak van de voorliggende kwestie, en om eventueel met de cliënt gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen ter voorkoming van misverstanden achteraf. Daarbij dient een advocaat concepten van stukken vooraf ter goedkeuring voor te leggen aan de cliënt.

4.8    Uit het dossier is de voorzitter gebleken dat verweerster hieraan heeft  voldaan jegens klager. Zij heeft immers op voorhand per e-mail het concept-beroepschrift ter goedkeuring aan klager per e-mail voorgelegd en na verwerking van de door klager gewenste aanpassingen het definitieve beroepschrift, met bijlage zoals met klager afgesproken, bij de rechtbank ingediend. Aldus heeft verweerster gehandeld met inachtneming van de zorg die zij behoorde te betrachten jegens klager. Dat daarnaast sprake was van valsheid in geschrifte en de omstandigheid dat verweerster stukken voor klager zou hebben achtergehouden, is de voorzitter, bij gebreke van feiten of omstandigheden die die verwijten onderbouwen, evenmin gebleken. Mitsdien ontbreekt voor deze verwijten een feitelijke grondslag.

4.9    Nu op grond van het vorenstaande van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerster geen sprake is, zal de voorzitter ook klachtonderdeel d) kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 6 december 2017.

griffier                                             voorzitter

Verzonden d.d. 6 december 2017.