ECLI:NL:TADRARL:2017:230 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-788

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:230
Datum uitspraak: 18-12-2017
Datum publicatie: 04-06-2018
Zaaknummer(s): 17-788
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing: de voorzitter oordeelt klager niet-ontvankelijk in de klacht ex artikel 46 g lid 1 sub a Advocatenwet wegens termijnoverschrijding van indiening van de klacht. Van verschoonbare termijnoverschrijding niet gebleken. 

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 18 december 2017

in de zaak 17-788

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 28 september 2017 met kenmerk 17-0260/MV/sd, door de raad ontvangen op 29 september 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster heeft in 2008 de belangen van klager en zijn echtgenote behartigd in het hoger beroep tegen de beslissing tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van de  kinderen van klager en zijn echtgenote.

1.2    Bij beschikking van 15 juli 2008 heeft het gerechtshof te Amsterdam de beschikkingen van de kinderrechter in de (toenmalige) rechtbank Utrecht van 25 februari 2008 tot ondertoezichtstelling en verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen bekrachtigd. 

1.3    Bij brief van 9 juli 2017, ontvangen op 10 juli 2017, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster ermee bekend moet zijn geweest dat de uithuisplaatsing van de kinderen van klager illegaal is geweest.

Toelichting:

Volgens klager is de beschikking van de rechtbank van 25 februari 2008 niet bekrachtigd doordat op die uitspraak ontbreken “In naam der Koningin” en “voor grosse door de griffier”. Verweerster heeft dat geweten. Als gevolg hiervan zijn de kinderen van klager illegaal uit huis gehaald waardoor verweerster medeschuldig is geworden aan ontvoering en onwettig uit het ouderlijk gezag halen van de kinderen van klager zodat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Het meest verstrekkende verweer van verweerster is dat klager in zijn klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de gebeurtenissen waarover wordt geklaagd in 2008 hebben gespeeld

4.2    De voorzitter stelt voorop dat op grond van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet een klacht door de voorzitter niet-ontvankelijk wordt verklaard indien (sub a) de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. In lid 2 is bepaald dat niet-ontvankelijk verklaring op grond van het bepaalde in lid 1 achterwege blijft indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas na het verstrijken van de driejaartermijn bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van de klacht een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De voorzitter zal aan de hand van deze maatstaf beoordelen of klager ontvankelijk is in zijn klacht.

4.3    Uit de overgelegde stukken is de voorzitter gebleken dat de klacht betrekking heeft op de belangenbehartiging door verweerster in de familiekwestie in 2008. De in artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet genoemde termijn is dan ook in ieder geval eind 2008/begin 2009 aangevangen. De klacht is echter pas op 10 juli 2017 door de deken ontvangen en daarmee ruim buiten de genoemde termijn van drie jaar.

4.4    Ondanks de twee gerichte verzoeken van de deken daartoe, heeft klager niet toegelicht waarom hij over het door hem verweten handelen van verweerster niet eerder heeft kunnen klagen dan pas in 2017. Nu niet is gesteld of gebleken dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding aan de zijde van klager, als hiervoor onder 4.2 omschreven, is de voorzitter dan ook van oordeel dat de klacht te laat is ingediend.

4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a van de Advocatenwet, dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht komt de voorzitter niet meer toe.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46g lid 1 sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. J.R. Veerman, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 18 december 2017.

griffier                                                                                                    voorzitter

Verzonden d.d. 18 december 2017.