ECLI:NL:TADRARL:2017:225 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-348

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:225
Datum uitspraak: 07-12-2017
Datum publicatie: 16-04-2018
Zaaknummer(s): 17-348
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het betreft een klacht tegen de eigen advocaat over de rol van de advocaat in een procedure tot beëindiging van de aan klager opgelegde TBS. Niet gebleken is dat de advocaat de voortgang van de procedure onvoldoende heeft bewaakt. De advocaat hoefde zich niet met de inhoud van de door rechtbank gevraagde rapportage te bemoeien. Ook ten aanzien van de informatievoorziening en communicatie is de advocaat niet tekortgeschoten. Klacht is ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 7 december 2017

in de zaak 17-348

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 19 juni 2016 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerders.

1.2    Bij brief van 5 mei 2017 met kenmerk 16-0174/NJ/sd, door de raad ontvangen op 8 mei 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 6 oktober 2017 in aanwezigheid van [B.], de curator van klager, hierna te noemen: de curator, alsmede de gemachtigde van klager, mr. [W.] en verweerster sub 2, alsmede mr. [J.], namens verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een e-mail van 22 september 2017 van verweerster sub 2 aan de raad met 2 bijlagen;

-    een brief van de gemachtigde van klager van 2 oktober 2017 aan de raad met de daarin genoemde 3 producties.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    De curator van klager heeft zich eind 2015, na een teleurstellende ervaring met een eerder ingeschakelde advocaat, tot verweerder sub 1 gewend. Hij zocht rechtsbijstand voor klager in verband met een verzoek tot verlenging dan wel mogelijke beëindiging van de aan klager opgelegde TBS, die al 16 jaar duurde.

2.2    Verweerster sub 2 heeft klager vervolgens bijgestaan in de procedure bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, met zittingen op 11 maart 2016 en 17 juni 2016. Op de zitting van 11 maart 2016 heeft de rechtbank bepaald dat de zaak voor drie maanden werd aangehouden om in het kader van de beëindiging van de TBS een goed na-traject te realiseren voor klager. De rechtbank heeft opdracht gegeven aan GGZ [naam] om te onderzoeken of een andere woon- en begeleidingsplek voor klager kon worden gerealiseerd. De rechtbank heeft na de zitting van 17 juni 2016 de vordering tot verlenging van de TBS afgewezen.

3    KLACHT

3.1    De klacht zoals verwoord in de klachtbrief houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder sub 1

a)    onvoldoende de vinger aan de pols heeft gehouden;

b)    is afgeweken van de gebruikelijke gang van zaken waar het betreft het traject om tot beëindiging van de TBS te komen, door af te wachten wat de kliniek adviseerde terwijl hij het initiatief had moeten nemen om de stagnerende samenwerking van en met de reclassering aan de rechtbank voor te leggen;

verweerster sub 2

c)    onvoldoende de vinger aan de pols heeft gehouden;

d)    toezeggingen om telefonisch contact op te nemen niet is nagekomen;

e)    slechts twee maal - direct voorafgaande aan de twee zittingen - rechtstreeks contact heeft gehad met klager en diens curator;

f)    geen antwoord heeft gegeven op vragen in de “escalatiemail”.

De curator heeft aangegeven dat verweerders tekort zijn geschoten in hun dienstverlening aan klager en subsidiair jegens hem als opdrachtgever.

Toelichting

3.2    Verweerder sub 1 heeft de curator laten weten dat hij samen met verweerster sub 2 de zaak zou oppakken. Klager beschouwde verweerders als gezamenlijke opdrachtnemer. De zaak is in behandeling genomen door verweerster sub 2, die toezegde de samenwerkende partijen actief te zullen benaderen in de periode van drie maanden tussen de beide rechtszittingen. Direct contact met verweerster sub 2 was niet mogelijk omdat zij tot vlak vóór de zitting met vakantie was. De mogelijkheid tot nader vooroverleg met andere deskundigen ontbrak. Verweerster sub 2 heeft de periode van drie maanden respijt, die de rechtbank bood ter zitting van 11 maart 2016, niet gebruikt om actief de samenwerkende partijen te benaderen, zoals de curator had gewenst. Die actie bleef beperkt tot contact met de reclassering en de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) kort vóór de zitting, zonder afstemming met de curator, die de opdracht tot rechtsbijstand namens klager had gegeven. De curator is ervan uitgegaan dat, nu het om een onder curatele gestelde cliënt gaat, de voorbespreking met zou plaatsvinden.

3.3    Verweerster sub 2 had toegezegd, na de zitting, telefonisch een afspraak te regelen bij haar op kantoor. Die afspraak is zij niet nagekomen. Ook is verweerster sub 2 niet ingegaan op vragen over de vergoeding en de urenverantwoording.

Van belang is dat het in deze zaak gaat om een cliënt die ernstig beperkt is in zijn verstandelijke vermogens.

Uit de behandeling ter zitting leidt de raad af dat de curator klachtonderdeel b) niet alleen verweerder sub 1 maar – in uitbreiding op klachtonderdeel c) - ook verweerster sub 2 verwijt, alsmede dat verweerster sub 2 dat ook zo heeft opgevat. Om die reden zal de raad dat klachtonderdeel bespreken ten aanzien van beide verweerders.

4    VERWEER

Verweerder sub 1

4.1    Verweerder sub 1 voert aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht tegen hem, althans dat de klacht moet worden afgewezen, omdat hij klager niet heeft bijgestaan. Hij heeft klager zelfs in het geheel niet gesproken. Bovendien is klager niet ingegaan op het aanbod van verweerster sub 2 om de zaak na afloop van de zitting te bespreken en heeft hij evenmin de interne klachtregeling benut. Verder is niet gebleken dat klager zich benadeeld voelde, terwijl hij wel in staat was dat te beoordelen.

Verweerster sub 2

De curator is volgens verweerster sub 2 niet-ontvankelijk in zijn klacht omdat uit niets gebleken is dat klager een klacht heeft willen indienen terwijl klager daar, ondanks de curatele, wel bevoegd toe is. Subsidiair moet de klacht volgens verweerster sub 2 worden afgewezen.

Ad klachtonderdeel b), c), d), e) en f)

4.2    Klager wist dat verweerster sub 2 tot en met 9 maart 2016 met vakantie was. Tijdens haar vakantie heeft zij de relevante correspondentie tussen klager en verweerder sub 1,  de stukken van de rechtbank en het OM afkomstig en de door de curator opgestelde aanvullende stukken, gelezen. Op de dag vóór de zitting, 10 maart 2016, heeft verweerster sub 2 de stukken nogmaals uitgebreid bestudeerd en telefonisch contact opgenomen met de curator. Tijdens dat gesprek zijn de relevante stukken doorgenomen en is de insteek voor de zitting van 11 maart 2016 uitvoerig besproken.

4.3    Op 11 maart 2016, de dag van de zitting, zou men elkaar voorafgaand aan de zitting, treffen, zo was afgesproken.

4.4    De oproep voor de tweede zitting van 17 juni 2016 heeft verweerster sub 2 kort vóór de zitting ontvangen en meteen doorgestuurd naar de curator. De periode tussen de beide zittingen is nuttig besteed. Het doel, adequate vervolgzorg en een vervolgplek na een jarenlang TBS-traject, was behaald. Verweerster sub 2 verschilt van mening met klager over de taak en functie van de advocaat in de periode tussen de beide zittingen. De focus ligt dan op het rapport dat de reclassering moet opstellen. Uit informatie van klager/de curator bleek verweerster sub 2 dat aan het na-traject werd gewerkt. Zij had daar niets aan kunnen toevoegen. Kennelijk heeft de curator een ander beeld van de rol van de advocaat in een TBS-procedure. Verweerster sub 2 heeft de curator uitgelegd wat wel en wat niet tot haar taken behoort. Het belangrijkste verschilpunt is dat de curator een actieve bemoeienis verwachtte van verweerster sub 2 in de contacten met de reclassering en de deskundigen in de periode tussen de twee zittingen. De visie van verweerster sub 2 is dat het na de verwijzing door de rechtbank aan de reclassering was om een rapport op te stellen, waarbij de reclassering zich mede baseerde op gesprekken en contacten met de diverse behandelaars. Als advocaat heeft verweerster sub 2 met dat proces weinig bemoeienis gehad en ook hoeven hebben. Na de zitting wilde zij met klager en de curator napraten maar toen hield de curator dat af. Verweerster sub 2 heeft vervolgens op zondag 19 juni 2016 telefonisch contact opgenomen met de curator om een afspraak te maken, maar toen bleek de curator de orde van advocaten al te hebben benaderd. De curator had verwacht dat verweerster sub 2 op 17 juni 2016, onmiddellijk na de zitting had gebeld voor een afspraak.

5    BEOORDELING

Ten aanzien van (alleen) verweerder sub 1 ,

5.1    Ten aanzien van de ontvankelijkheid overweegt de raad dat vaststaat dat de curator verweerder sub 1 heeft benaderd om aan klager rechtsbijstand te verlenen in verband met een mogelijke beëindiging van de aan klager opgelegde TBS en dat verweerder sub 1 de opdracht heeft aanvaard. Dit betekent dat klager een eigen belang heeft bij de klacht over het optreden van verweerder sub 1 en ontvankelijk is in zijn klacht. Het feit dat verweerder sub 1 heeft  laten weten dat hij samen met verweerster sub 2 de zaak zou oppakken maakt dat oordeel niet anders.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Dit klachtonderdeel is ongegrond. Verweerder sub 1 heeft klagers zaak aangenomen en vervolgens heeft er enige mailwisseling tussen de curator en verweerder sub 1 plaatsgevonden. De vraag is of verweerder sub 1  heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klager verwijt verweerder sub 1 dat hij “niet de vinger aan de pols heeft  gehouden”. De raad acht dit verwijt onvoldoende geconcretiseerd en is van oordeel dat niet gebleken is dat verweerder sub 1 niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Het feit dat één keer een e-mail van de curator aan verweerder sub 1 (enige tijd) in de vergetelheid is geraakt is onvoldoende om van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen te spreken. Bovendien werd de zaak van klager feitelijk door verweerster sub 2 behandeld, die daarvoor verantwoordelijk was, waarbij van belang is dat klager noch de curator bezwaar heeft gemaakt tegen de behandeling van klagers zaak door verweerster sub 2. Verweerder sub 1 had naar het oordeel van de raad wel meer dan alleen maar impliciet duidelijk kunnen maken dat de zaak feitelijk door zijn kantoorgenote werd behandeld, maar klachtwaardig is deze omissie niet.

5.3    Klager heeft verweerster sub 2 hetzelfde verwijt gemaakt als verweerder sub 1. De raad komt daar onderstaand op terug. Voor zover klager bedoelt dat verweerder sub 1 een actievere rol had moeten spelen, dan betreft dit een verschil van inzicht over de rol van de advocaat waarop de raad bij de bespreking van klachtonderdeel b terugkomt.

Ten aanzien van beide verweerders

5.4    De raad overweegt allereerst dat klager ook ontvankelijk is in zijn klacht jegens verweerster sub 2. Immers de curator is bevoegd om namens de onder-curatele-gestelde een klacht tegen een advocaat in te dienen.

Ten aanzien van klachtonderdeel b) dat zoals hiervoor is overwogen op beide verweerders ziet, oordeelt de raad als volgt.

Ad klachtonderdeel b)

5.5    De vraag is of verweerders hebben gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De raad constateert dat partijen van mening verschillen over die rol van de advocaat in de procedure die tot beëindiging van de TBS van klager moest leiden en ook heeft geleid. Klager is ervan uitgegaan dat verweerders (tezamen, dan wel één van beiden) een actieve rol zou(den) spelen in de contacten met behandelaars en reclassering in de periode tussen de beide zittingen. Verweerder sub 1 heeft aangegeven dat hij pas “om de hoek komt kijken” als er een zittingsdatum bekend is en dat afgewacht moest worden wat het advies van de kliniek is (e-mail van 3 januari 2016 aan klager). Het mag zo zijn dat klager een actievere rol van verweerder sub 1 had verwacht, maar dat betekent niet dat verweerder sub 1 met zijn handelwijze niet heeft gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht. Bovendien is klagers zaak feitelijk door verweerster sub 2 behandeld, zodat ook op die grond verweerder sub 1 geen verwijt treft. Voor wat betreft verweerster sub 2 acht de raad van belang dat zij, naar zij heeft aangevoerd, in de gaten heeft gehouden dat er aan het na-traject werd gewerkt. Aldus heeft zij de voortgang bewaakt zodat er ten tijde van de tweede zitting een rapport lag en het verzoek om TBS-verlenging kon worden afgewezen. In zoverre is de procedure goed verlopen. Van verweerster sub 2 hoefde niet te worden verwacht dat zij zich actief met de vaststelling van de inhoud van het rapport bemoeide. Die inhoud ligt op het terrein van de reclassering en behandelaars/deskundigen. Voor zover de curator namens klager heeft willen stellen dat verweerster sub 2 ervoor had moeten zorgen dat reeds op de zitting van 11 maart 2016 een dergelijk rapport was opgemaakt, gaat de curator eraan voorbij dat het de rechtbank is die opdracht heeft gegeven tot het opmaken van dat rapport. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat van verweerster sub 2 kon worden verwacht dat zij vooruitlopend op een beslissing daartoe van de rechtbank een dergelijk rapport zou laten opstellen.

Gelet op voorgaande overwegingen is dit klachtonderdeel ongegrond.

Ten aanzien van (alleen) verweerster sub 2

Met betrekking tot de overige onderdelen van de jegens verweerster sub 2 geformuleerde klacht overweegt de raad als volgt.

Ad klachtonderdeel c)

5.6    Niet is komen vast te staan dat verweerster sub 2 klachtwaardig heeft gehandeld en onvoldoende “de vinger aan de pols heeft gehouden”. Duidelijk is dat klager een andere opvatting heeft over de taak van de advocaat, maar hetgeen klager heeft aangevoerd met betrekking tot zijn verwijt over het ”niet de vinger aan de pols houden” kan niet tot de conclusie leiden dat verweerster sub 2 niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De raad merkt terzijde op dat het aanbeveling had verdiend als verweerster sub 2 (en ook verweerder sub 1) vooraf het te verwachten traject uitvoeriger had uiteen gezet aan klager c.q. de curator, maar niet gebleken is dat verweerster sub 2 (evenmin als verweerder sub 1) in de informatievoorziening klachtwaardig tekort is geschoten. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel d), e) en f),

5.7    De raad ziet aanleiding deze gezamenlijk te behandelen. Deze klachtonderdelen hebben  betrekking op de communicatie. Hoewel verweerster sub 2 heeft erkend dat de communicatie beter had gekund is ook dit klachtonderdeel ongegrond. Het feit dat het in het algemeen “beter had gekund” betekent niet dat het handelen daarmee ook als klachtwaardig moet worden aangemerkt. Het feit dat een mail niet direct is beantwoord, is onvoldoende om dit gedrag als klachtwaardig aan te merken. De toezegging tot telefonisch contact is niet komen vast te staan, althans verweerster sub 2 heeft gemotiveerd aangegeven op welke wijze dat contact is verlopen en wat zij heeft bedoeld met een telefonische afspraak. Het feit dat klager een ander beeld had betreffende het (moment van) telefonische contact betekent niet dat verweerster sub 2 niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt, temeer niet nu verweerster sub 2 heeft voorgesteld direct aansluitend aan de zitting na te praten, hetgeen door de curator niet is geaccepteerd. Kennelijk is er sprake van een misverstand. Evenmin is het feit dat er slechts twee maal contact is geweest voorafgaand aan de zitting, tuchtrechtelijk verwijtbaar, ook niet waar een cliënt betreft die ernstig beperkt is in zijn verstandelijke vermogens. De raad begrijpt dat het voor klager prettiger was geweest rustiger met verweerster sub 2 kennis te maken en laatstgenoemde had daar mogelijk rekening mee kunnen houden, maar tuchtrechtelijk verwijtbaar is het niet dat zij dit heeft nagelaten. Niet gebleken is van omstandigheden die frequenter contact noodzakelijk maakten voor de behandeling van de zaak. Ook deze klachtonderdelen zijn ongegrond.

5.8    De subsidiaire klacht leest de raad aldus dat, mocht klager niet-ontvankelijk zijn in zijn klacht jegens verweerders, omdat hij niet zelf de klacht heeft ingediend, noch de curator schriftelijk daartoe heeft gemachtigd, de curator q.q. de klacht indient. Nu de raad heeft geoordeeld dat klager in zijn klacht ontvankelijk is omdat de curator bevoegd is namens de onder-curatele-gestelde een klacht in te dienen, komt de raad aan beoordeling van de subsidiaire klacht niet toe en behoeft deze niet behandeld te worden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ten aanzien van beide verweerders in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.R. Creutzberg, voorzitter, mrs. F. Klemann, M.L.C.M. van Kalmthout,  leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 december 2017.

Griffier    Voorzitter

Verzonden d.d. 7 december 2017.