ECLI:NL:TADRARL:2017:209 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-177

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:209
Datum uitspraak: 20-11-2017
Datum publicatie: 14-02-2018
Zaaknummer(s): 17-177
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het letselschade adviesbureau van klager (niet-advocaat) heeft het dossier van een cliënt op verzoek overgedragen aan verweerster. Onverplicht heeft verweerster na haar kennisname van de nog openstaande factuur terzake buitengerechtelijke kosten van klager geprobeerd om die kosten in de schikkingsonderhandelingen met de verzekeraar mee te nemen. Dat dat niet is gelukt, kan verweerster tuchtrechtelijk niet worden verweten. Beroep op gedragsrechtelijke normen faalt nu klager geen advocaat is. Overige verwijten falen wegens geheimhoudingsplicht van verweerster jegens haar cliënt. Ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 20 november 2017

in de zaak 17-177

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 30 maart 2016, ingekomen 31 maart 2017, heeft (de gemachtigde van) klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 27 februari 2017 met kenmerk 16-0091/TRC/ml, door de raad ontvangen op 28 februari 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 september 2017 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager heeft met zijn letselschade adviesbureau een letselschadezaak van de heer Y. jegens verzekeraar Allsecur in behandeling genomen en daarin diverse werkzaamheden verricht.

2.2    Op 6 november 2014 heeft verweerster aan klager laten weten dat zij de letselschadezaak van de heer Y. had overgenomen met het verzoek om toezending van het dossier aan haar. Klager heeft het dossier toegestuurd. 

2.3    Per e-mail van 18 april 2015 is door een financieel adviseur namens klager aan verweerster gemeld dat klager zijn nota voor buitengerechtelijke kosten (hierna verder: de BGK) in de kwestie van de heer Y. had ingediend bij Allsecur, maar dat klager voor betaling in de bijgevoegde e-mail van Allsecur van 17 april 2015 was doorverwezen naar verweerster.

2.4    Per e-mail van 22 april 2015 heeft verweerster in het kader van een mogelijke minnelijke regeling aan Allsecur haar declaratie gestuurd en tevens namens klager verzocht om ook zijn onbetaalde rekeningen mee te nemen.

2.5    Op 13 mei 2015 is tussen de heer Y., bijgestaan door verweerster, en Allsecur een vaststellingsovereenkomst tegen finale kwijting tot stand gekomen waarbij is overeengekomen dat 1) Allsecur als slotuitkering een  bedrag van € 12.500,- aan verweerster ter zake de BGK zou betalen en 2) aan voorschotten aan klager en aan verweerster reeds € 5.030,78 is betaald op de BGK en 3) de medische verschotten van € 1.675,05 al aan verweerster werden betaald.

2.6    Per e-mail van 9 juni 2015 heeft de gemachtigde van klager Allsecur gesommeerd tot betaling van zijn openstaande nota’s in de kwestie van de heer Y. voor een totaalbedrag van € 7.732,92. Per e-mail van 11 juni 2015 heeft Allsecur daarover aan de gemachtigde van klager hun verbazing uitgesproken en hem voorts bericht dat ten aanzien van de schade van de heer Y. inmiddels een regeling inclusief de BGK, ook die van klager, tot stand was gekomen. Per e-mail van 3 juli 2015 heeft de gemachtigde van klager aan verweerster de hiervoor genoemde e-mails toegezonden en haar verzocht om te berichten waarom de BGK van klager niet in de afwikkeling van de schadevordering van de heer Y. waren meegenomen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    als opvolgend advocaat niet te trachten de vordering van klager op de verzekeraar Allsecur te verhalen;

b)    klager niet op de hoogte te houden van de ontwikkelingen in de zaak van de voormalige cliënt, terwijl klager daarbij een groot financieel belang had;

c)    klager niet te informeren over het feit dat de zaak op een zeker moment werd afgewikkeld met een vaststellingsovereenkomst.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    De heer Y. heeft zich op 31 oktober 2014 telefonisch tot verweerster gewend met het verzoek om de behandeling van zijn zaak van klager over te nemen. Op 8 november 2014 heeft zij daarop het dossier zonder verdere begeleidende brief van klager ontvangen. Pas maanden later, op 18 april 2015, heeft zij voor het eerst vanwege de e-mail namens klager kennis genomen van het feit dat Allsecur had geweigerd om de openstaande BGK van klager in de kwestie van de heer Y. te betalen. In haar e-mail van 22 april 2015 heeft zij aan Allsecur verzocht om de openstaande declaratie van klager bij de afwikkeling te betrekken. In de daaropvolgende onderhandeling bleek Allsecur niet bereid om de BGK van verweerster volledig te betalen. Er is overeengekomen de betaling voor de BGK vast te stellen op een bedrag van € 15.000,-. Allsecur bleek toen niet bereid om de openstaande kosten van klager te vergoeden. Met haar cliënt heeft zij de kwestie van nog openstaande kosten van klager uitgebreid besproken en hem duidelijk gemaakt dat in het bedrag van € 15.000,- de kosten van klager niet inbegrepen zouden zijn en dat die kosten voor eigen rekening van cliënt kwamen. Op 13 mei 2015 is de vaststellingsovereenkomst van haar cliënt met Allsecur ondertekend. Volgens verweerster bestaat tussen haar en klager geen rechtsverhouding en zal klager dat op haar cliënt moeten verhalen. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is geen sprake, aldus verweerster.

Ad klachtonderdelen b) en c)

4.2    Verweerster ziet niet in op welke rechtsgrond zij klager als voorgaande behandelaar van de kwestie van de heer Y. van de ontwikkelingen en een eventuele afwikkeling op de hoogte had moeten houden, terwijl zij bovendien gehouden is aan haar beroepsgeheim op grond waarvan zij geen inhoudelijke mededelingen mag doen aan derden over een aan haar toevertrouwde zaak.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Vaststaat dat verweerster op verzoek van de heer Y. vanaf november 2014 zijn belangen in de lopende letselschadezaak is gaan behartigen, dat zij klager daarvan op de hoogte heeft gesteld en op haar verzoek het gehele dossier door klager aan haar is toegestuurd, zonder begeleidend schrijven. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij pas geruime tijd na de dossierovername, eerst na ontvangst van de e-mail van 18 april 2015 namens klager, heeft begrepen dat klager nog een factuur voor zijn BGK had openstaan voor verrichte werkzaamheden voor de heer Y. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is de raad gebleken dat verweerster daarna, zonder dat daartoe enige verplichting voor haar bestond, nog heeft geprobeerd om de BGK van klager mee te nemen in de schikkingsonderhandelingen van de heer Y. met Allsecur. Dat dat niet is gelukt, kan verweerster niet worden verweten. Klager zal die financiële kwestie met de heer Y. moeten afwikkelen. Een beroep op gedragsrechtelijke normen die gelden tussen advocaten gaat niet op. Klager is immers zelf geen advocaat terwijl naar vaste rechtspraak de bedoelde gedragsregels niet normgevend zijn voor het gedrag van een advocaat jegens een niet advocaat.

5.2    Nu een feitelijke grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt, wordt klachtonderdeel a) ongegrond verklaard.

Ad klachtonderdelen b) en c)

5.3    Gelet op de samenhang zal de raad deze klachtonderdelen gezamenlijk beoordelen

5.4    Naar het oordeel van de raad was verweerster in verband met haar geheimhoudingsverplichting jegens haar cliënt niet gehouden om klager op de hoogte te houden van ontwikkelingen in de schadezaak, ook niet net voordat de zaak met een vaststellingsovereenkomst kon worden afgewikkeld. Ter zitting heeft verweerster in dat kader ook nog verklaard dat de heer Y. haar uitdrukkelijk de instructie had gegeven om geen contact met klager op te nemen, waaraan zij zich diende te houden.

5.5    In het licht van het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klager heeft gehandeld. De raad oordeelt klachtonderdelen b) en c) eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. Bige, R.J.A. Dil, leden en bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 november 2017.

Griffier    Voorzitter

Verzonden d.d. 20 november 2017