ECLI:NL:TADRARL:2017:206 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 17-105

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:206
Datum uitspraak: 04-12-2017
Datum publicatie: 14-02-2018
Zaaknummer(s): 17-105
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Dat verweerster onvoldoende deskundig en bekwaam rechtsbijstand heeft verleend aan klaagster, is niet komen vast te staan. Klacht onvoldoende feitelijk onderbouwd. Klacht ongegrond. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 4 december 2017

in de zaak 17-105

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij ongedateerde brief, ontvangen op 26 oktober 2016, heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 7 februari 2016 met kenmerk k16/119, door de raad ontvangen op 8 februari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 4 september 2017 in aanwezigheid van verweerster. Klaagster is zonder kennisgeving vooraf niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Op 4 november 2015 heeft de kantonrechter een verstekvonnis gewezen waarin de huurovereenkomst tussen klaagster en [woningcorporatie B.] ontbonden is. Tegen dit verstekvonnis heeft klaagster geen rechtsmiddelen aangewend.

2.2    Na ontbinding van genoemde huurovereenkomst heeft [woningcorporatie B.] de woning ontruimd en is klaagster op straat komen te staan.

2.3    Nadien is klaagster verwikkeld geraakt in een geschil met Woningcorporatie [V.] (hierna: ‘de woningcorporatie’). De woningcorporatie had klaagster een woning toegewezen, maar dit aanbod later weer ingetrokken.

2.4    Klaagster heeft zich begin juni 2016 gewend tot verweerster met het verzoek haar bij te staan in het beroep bij de klachtencommissie van de woningcorporatie. Verweerster heeft vervolgens een verzoek om gefinancierde rechtsbijstand ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand.

2.5    Klaagster heeft verweerster voorts gemeld de provincie [naam] en de gemeente [Z.] aansprakelijk te willen stellen voor de uithuiszetting. Verweerster heeft klaagster vervolgens laten weten dat de ontruiming naar haar mening niet onrechtmatig is geweest en dat zij geen gronden ziet om [woningcorporatie B.] of de overheid aansprakelijk te stellen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster zich onvoldoende heeft ingezet voor klaagster, zodat niet het resultaat bereikt is dat verweerster klaagster heeft voorgespiegeld, en waarmee verweerster zich schuldig heeft gemaakt aan list, dwaling en bedrog.

4    VERWEER

4.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster hierna bij de beoordeling aan de orde.

5    BEOORDELING

5.1    De raad constateert dat het een klacht tegen de eigen (voormalige) advocaat betreft.

5.2    De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes– zoals over procesrisico en kostenrisico –  waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal het handelen van verweerster aan deze norm toetsen.

Ad klachtonderdeel a)

5.3    Verweerster heeft betwist dat haar een tuchtrechtelijk verwijt treft. Binnen de afgegeven toevoeging heeft verweerster alles gedaan wat mogelijk was. De ontruiming door [woningcorporatie B.] was niet onrechtmatig nu dit heeft plaatsgevonden op grond van het verstekvonnis van 4 november 2015. Klaagster heeft verzuimd om rechtsmiddelen aan te wenden met als gevolg dat verweerster – maanden later – niets meer voor klaagster kon betekenen. Verweerster heeft klaagster, die dakloos is, er op gewezen dat verweerster niet de persoon is om de vele maatschappelijke problemen van klaagster op te lossen. Verweerster heeft klaagster verwezen naar diverse hulporganisaties. Klaagster wenst echter geen hulp van deze instanties omdat zij die instanties juist verantwoordelijk houdt voor haar schrijnende situatie, aldus verweerster.

5.4    Op grond van hetgeen verweerster naar voren heeft gebracht, en wat zij met stukken heeft onderbouwd, en welke stukken als zodanig niet, althans onvoldoende, door klaagster zijn bestreden, valt niet  in te zien in welke zin verweerster in dezen een tuchtrechtelijk verwijt treft. Klaagster heeft haar klacht in algemene bewoordingen gesteld. Zij heeft die niet met concrete feiten of stukken onderbouwd. De raad heeft dan ook niet kunnen vaststellen dat, zoals klaagster stelt, verweerster onvoldoende deskundig en bekwaam rechtsbijstand heeft verleend aan klaagster. Een voldoende feitelijk onderbouwde grondslag voor een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen ontbreekt.

5.5    De klacht is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, H. Dulack, C.W.J. Okkerse, H.H. Tan, leden, bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 4 december 2017.

Griffier    Voorzitter

Verzonden d.d. 4 december 2017