ECLI:NL:TADRARL:2017:202 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-1153

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:202
Datum uitspraak: 09-10-2017
Datum publicatie: 14-02-2018
Zaaknummer(s): 16-1153
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de advocaat van de wederpartij. Niet is komen vast te taan dat verweerder klager heeft beschuldigd van diefstal van paarden en dat hij zich daardoor onnodig grievend jegens klager heeft uitgelaten. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerder de vermeende beschuldigingen heeft gepubliceerd dan wel heeft laten publiceren in de media zonder de juistheid van de stellingen van zijn cliënt te verifiëren, zoals klager heeft gesteld. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 9 oktober 2017

in de zaak 16-1153

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 augustus 2016 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 8 december 2016 met kenmerk 2016 KNN105, door de raad ontvangen op 9 december 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 mei 2017 in aanwezigheid van klager, diens gemachtigde en een tolk, en van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    van de brief en ‘akte indienen aanvullende stukken’ van klager met (vijf) producties van 9 mei 2017.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager is professioneel en internationaal ruiter.

2.2    Op 26 januari 2015 is klager met de heer V., eigenaar van de paarden [C] en [L], een zogenaamd ‘Horse Partnership Agreement’ aangegaan. Op grond van deze overeenkomst zou klager zorg dragen voor de stalling, de voeding, het berijden en trainen van de paarden en het showen van de paarden op wedstrijden. Omdat volgens de overeenkomst nagenoeg alle kosten voor rekening van klager zouden komen, zou klager het eerste jaar voor 15% eigenaar van de paarden zijn. Na een jaar zou het eigendomspercentage verhoogd worden naar 20%.

2.3    Op 26 augustus 2015 heeft de heer V. zich bij (het kantoor van) verweerder gemeld met de vraag of hem bijstand verleend kon worden omdat de twee paarden verdwenen waren uit zijn stal, [naam stal]. De heer V. (hierna: ‘de cliënt’ van verweerder) heeft op diezelfde dag aangifte van diefstal bij de politie gedaan.

2.4    Op 27 augustus 2015 is een artikel verschenen op www.[websiteA.nl] met als titel: [titel]. Het artikel vermeldt dat er een conflict is tussen klager en de cliënt van verweerder en voorts:

“Advocatenbureau [kantoornaam verweerder] meldt dat de paarden rond het middaguur zijn meegenomen vanaf een stal in [S.] in een vrachtwagen met Duits kenteken. “Het vermoeden van mijn cliënt is dat de paarden op weg zijn naar Rusland”, aldus advocaat [naam verweerder], die [de cliënt] bijstaat.” [afkortingen-raad]

2.5    Op 31 augustus 2015 is op www.[websiteC].de een publicatie verschenen met daarbij een foto van de transportwagen van klager en onder meer de tekst:

 “Am Mittwoch 26. August letzten sind bei Stal [naam stal], [S.] Niederlande zwei Hengste gestohlen. Diese Hengste sind von unserer Kunde Herrn [naam cliënt] (…)

Jeder, der weiß, wo die Pferde sind, oder weiteren Informationen hat wird gebeten sich mit Anwalt [verweerder], Niederlande (…) in Verbindung zu setzen. (…)

Mit freundlichen Grüßen,

Mw. [naam]

[kantoornaam verweerder]” [afkortingen-raad]

2.6    Op 31 augustus 2015 is de verblijfplaats van de paarden bekend geworden en heeft het Openbaar Ministerie de paarden in beslag genomen.

2.7    Op 1 september 2015 is op www.[websiteB].nl een artikel geplaatst met als titel:

“Advocaat [verweerder]: ‘Zaak C[naam1] en [naam2] zal snel opgelost worden’ (…)

De advocaat van eigenaar [V], [verweerder], nam contact op met [naam tijdschrift]: ‘Op de bij ons aanwezige contracten staat vermeld dat de paarden voor 85% van de heer [V] en voor 15% van de heer (klager) zijn. dat geeft hem echter niet het recht om de paarden te verplaatsen.’ (…)

Aan de hand van het opsporingsbevel zijn de paarden gisteren gevonden. ‘Ook de berichtgeving op [naam websiteA].nl en [naam website B].nl zal daar aan bijgedragen hebben’, aldus een woordvoerster van [kantoornaam verweerder].”

2.8    De politie heeft aan de zaak geen gevolg gegeven.

2.9    Klager en de cliënt van verweerder hebben nadien het geschil bijgelegd en een schikking getroffen. In dat kader heeft klager eind 2016 aan de redacties van www.[websiteA].nl, ww.horseweb.de en www.[websiteB].nl verzocht om voornoemde berichten van internet te verwijderen. Enkel de redactie van www.[websiteC].de heeft aan dit verzoek voldaan

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te handelen als hierna omschreven.

a)    Verweerder heeft klager er ten onrechte van beschuldigd dat klager genoemde paarden heeft gestolen en zich daardoor onnodig grievend jegens klager uitgelaten. Verweerder heeft deze onterechte beschuldigingen gepubliceerd dan wel laten publiceren in de media zonder de juistheid van de stellingen van zijn cliënt te verifiëren, hetgeen tot reputatieschade van klager heeft geleid.

Klager heeft zijn klacht als volgt nader toegelicht. Verweerder was bekend met de overeenkomst zoals die op 26 januari 2015 met de cliënt van verweerder gesloten was. Verweerder wist dus, of kon weten, dat de beschuldiging van diefstal onjuist was. Klager was deels eigenaar en was doende de paarden naar een andere stal te verplaatsen waartoe hij op grond van de overeenkomst gerechtigd was. Verweerder heeft de media gemeld dat er een internationaal opsporingsbevel was, terwijl dit niet het geval was en daarnaast heeft verweerder een foto gebruikt van de paardentransportauto van klager waarop diens naam zichtbaar was. Verweerder heeft klager afgeschilderd als een dief door hem ten onrechte te beschuldigen van een misdrijf. Indien zou blijken dat het bericht op www.[websiteC].de niet door verweerder zelf maar een medewerker van zijn kantoor is gepubliceerd dan blijft verweerder daarvoor verantwoordelijk. Door dit alles heeft klager in de (besloten) paardenwereld reputatieschade geleden.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Toen de cliënt contact opnam met het kantoor van verweerder, was verweerder afwezig. De cliënt drong aan op spoedige actie zodat de paarden mogelijk nog getraceerd konden worden. Er was geen reden om te twijfelen aan het door de cliënt geschetste feitenrelaas. Verweerder heeft slechts het belang van zijn cliënt behartigd, welk belang was gelegen in het spoedig terugvinden van de paarden. Een medewerkster van het kantoor van verweerder heeft de cliënt geadviseerd om de media te benaderen. Verweerder is pas na het indienen van de onderhavige klacht door klager (op 16 augustus 2016) bekend geworden met het artikel op www.[websiteC].de. Een medewerkster van het kantoor van verweerder heeft op verzoek van de cliënt destijds wel een Duitse tekst opgesteld met het doel tips te verkrijgen over de verblijfplaats van de paarden, maar dit is zonder medeweten en de toestemming van verweerder gebeurd. Wie dit bericht uiteindelijk op www.[websiteC].de heeft geplaatst, weet verweerder niet. Verweerder betwist dat het zijn kantoor is geweest. Verweerder beschikte ook niet over een foto van de transportwagen van klager. Het is bovendien niet zo dat iedereen zo maar een bericht op genoemde websites kan plaatsen. Het is de redactie van de website die daarover beslist en een bericht activeert. Verweerder erkent dat de tekst ongelukkig is geformuleerd maar acht dit gerechtvaardigd gelet op de toen door de cliënt geschetste omstandigheden. Daarnaast heeft verweerder enkele vragen van een journalist beantwoord. Ook klager is in de gelegenheid gesteld om te reageren waardoor er hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft zelf geen enkele tekst geschreven of aangeleverd voor publicatie.

5    BEOORDELING

5.1    Voorop wordt gesteld dat naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline geldt dat de gedragsregels de normen onder woorden brengen, die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden in acht genomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat en zijn bedoeld als richtlijn voor de advocaat. Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2    De raad stelt vast dat het hier gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.3    Verweerder heeft verklaard pas na het indienen van de klacht door klager bekend te zijn geworden met de publicatie op www.[websiteC].de. Hoewel de tekst van het artikel direct een link legt met het kantoor van verweerder, het bericht is immers ‘ondertekend’ met de naam en de contactgegevens van het kantoor en tipgevers wordt gevraagd met het kantoor te bellen, heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder dit bericht destijds heeft gepubliceerd of heeft laten publiceren zoals klager stelt. Hiertoe biedt het klachtdossier onvoldoende aanknopingspunten.

5.4    Dat een medewerkster van het kantoor van verweerder destijds de tekst van dit bericht heeft opgesteld of in het Duits heeft vertaald, maakt dit niet anders. De raad kan niet vaststellen dat de medewerkster van verweerder het bericht op internet heeft geplaatst of heeft laten plaatsen, nu verweerder dit heeft betwist.

5.5    Voor wat betreft de publicaties op www.[websiteB].nl en www.[websiteA].nl heeft de raad evenmin kunnen vaststellen dat deze door verweerder zijn gepubliceerd. Helder is dat de artikelen door de eigen redacties zijn geschreven (zie de bronvermelding) nadat verweerder en klager door journalisten zijn geïnterviewd. De raad volgt verweerder dan ook in zijn stelling dat hier sprake is geweest van hoor en wederhoor en dat klager zijn visie op de zaak heeft kunnen geven.

5.6    Van onnodig grievende uitlatingen of van geponeerde feiten waarvan verweerder wist of kon weten dat deze onjuist zijn, is de raad niet gebleken. De cliënt heeft zich bij (het kantoor van) verweerder gemeld met de mededeling dat de paarden weg waren en dat snel handelen vereist was, ook vanwege de vrees voor transport naar het buitenland. Wat er precies tussen klager en de cliënt is voorgevallen is de raad niet helder en heeft klager ook niet toegelicht. Kennelijk heeft klager de cliënt van verweerder enige tijd onwetend gelaten over de verblijfplaats van de paarden en de reden van vertrek. Aldus valt niet in te zien waarom verweerder niet mocht afgaan op de mededelingen van zijn cliënt dat de paarden (vermoedelijk) waren ontvreemd. Dat er duidelijke indicatoren waren voor verweerder om aan die informatie te twijfelen en dat verweerder gehouden was de juistheid daarvan eerst te onderzoeken, is de raad niet gebleken. Vaststaat dat de cliënt van verweerder ten tijde van de ‘verdwijning’ nog steeds voor 85% eigenaar was en dus een gerechtvaardigd belang had bij het spoedig terugvinden van de paarden. Dat verweerder in deze omstandigheden journalisten te woord heeft gestaan zoals hij heeft gedaan, is niet onbetamelijk. Niet kan worden gezegd dat hij daarmee de belangen van klager onevenredig of onredelijk heeft geschaad. Wat het genoemde opsporingsbevel betreft, staat vast dat de cliënt van verweerder aangifte van diefstal heeft gedaan en dat de politie bemoeienissen met de zaak heeft gehad. Of er daadwerkelijk een opsporingsbevel is geweest heeft de raad niet kunnen vaststellen maar is in het kader van de onderhavige beoordeling irrelevant nu niet vaststaat dat verweerder de media van deze informatie heeft voorzien.

5.7    De raad kan zich voorstellen dat genoemde berichten in de media de positie en het aanzien van klager in de paardenwereld niet ten goede zijn gekomen, doch op grond van al het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat verweerder de grenzen van de hem toekomende grote vrijheid als advocaat van de wederpartij heeft overschreden. 

5.8    De raad oordeelt de klacht ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.J. van der Veer, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 oktober 2017.

Griffier                                                        Voorzitter

Verzonden d.d. 9 oktober 2017