ECLI:NL:TADRARL:2017:16 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-646

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2017:16
Datum uitspraak: 06-02-2017
Datum publicatie: 22-03-2017
Zaaknummer(s): 16-646
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
  • Klacht gegrond, zonder maatregel
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Klacht tegen optreden advocaat van de wederpartij in familiezaak. Klager verwijt verweerster een brief in een procedure te hebben overgelegd die een andere advocaat in strijd met gedragsregel 18.1 rechtstreeks aan klager had gezonden. Dit is in beginsel een onjuiste handelwijze die echter volgens verweerster is veroorzaakt door gebrek aan wetenschap. Het tegendeel is niet aannemelijk geworden. Om die reden is deze klacht ongegrond verklaard. Voorts klacht over het zich eenzijdig tot de rechter wenden hetgeen ook geldt voor een door de rechtbank benoemde deskundige. Vaststaat dat verweerster oorspronkelijk geen kopie van haar brief aan de deskundige aan klager heeft gezonden. Klacht gegrond verklaard.

Beslissing van 6 februari 2017

in de zaak 16-646

naar aanleiding van de klacht van:

mr. X1

klager sub 1

advocaat te A

en

X2

klager sub 2

klagers

tegen

mr. Y

advocaat te B

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 27 januari 2016 hebben klagers zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 8 juli 2016 met kenmerk 16-0027/AF/DR door de raad ontvangen op 11 juli 2016, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 november 2016 in aanwezigheid van verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager sub 2 en de echtgenote van klager sub 2, hierna te noemen: de ex-echtgenote en de cliënte van verweerster, waren in 2015 verwikkeld in een echtscheidingsprocedure en waren tevens bestuurders van een besloten vennootschap. Rond die vennootschap zijn verwikkelingen ontstaan.

2.2    Klager sub 1 stond klager sub 2 bij in zowel de echtscheidingsprocedure als in de ondernemingsrechtelijke kwestie. De belangen van de ex-echtgenote werden in de echtscheidingskwestie door verweerster en in de ondernemingsrechtelijke kwestie door een andere advocaat behartigd.

2.3    Bij brief van 26 januari 2016 heeft de advocaat in de ondernemingsrechtelijke kwestie: hierna de andere advocaat, klager sub 2 rechtstreeks over deze kwestie aangeschreven. In deze brief heeft die advocaat klager sub 2 verzocht hem te laten weten op welke wijze zijn (en verweersters) cliënte toegang kon krijgen tot de administratie en boekhouding en heeft hij klager sub 2 erop gewezen dat hij gehouden was de wettelijke en statutaire voorschriften na te leven zulks op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid waarbij met name is verwezen naar het bepaalde in artikel 2:239 lid 5 en lid 6 BW. Het ging niet om een op een rechtsgevolg gerichte brief. Die advocaat had dus door deze brief te verzenden een inbreuk gemaakt op gedragsregel 18 lid 1. Bij brief van 27 januari 2016 heeft deze advocaat de brief van 26 januari 2016 ingetrokken en een brief met een vergelijkbare inhoud aan klager sub 1 toegezonden.

2.4    Op 26 januari 2016 heeft verweerster onder meer genoemde brief van 26 januari 2016 in de echtscheidingsprocedure overgelegd. De dag daarop heeft verweerster de rechtbank verzocht deze productie uit het procesdossier te verwijderen.

2.5    In de echtscheidingsprocedure is door de rechtbank een deskundige benoemd. Het ging daarbij om een notaris die zich zou bezighouden met de vermogensafwikkeling in het kader van een mediation pilot. Op verzoek van de notaris heeft verweerster bij brief van 2 mei 2016 informatie over de zaak aan de notaris toegezonden zonder daarvan een kopie aan klager sub 1 te sturen. Bij e-mail van 11 mei 2016 heeft verweerster alsnog haar brief aan de notaris aan klager sub 1 toegezonden.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    te handelen in strijd met regels 12, 15 en 18 van de gedragsregels,

b)    in de echtscheidingsprocedure een door een andere advocaat geschreven en in strijd met de gedragsregels rechtstreeks aan klager sub 2 toegezonden brief over te leggen,

c)    van een aan de deskundige gezonden brief geen kopie aan klager sub 1 te zenden.

4    VERWEER

4.1    Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerster bij de bespreking van de klachtonderdelen aan de orde.

5    BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1    Nu dit klachtonderdeel geen zelfstandige betekenis heeft, behoeft dit geen aparte beoordeling.

Ad klachtonderdeel b).

5.2    De andere advocaat heeft een brief geschreven die hij niet aan klager sub 2 had mogen zenden. Ook het overleggen van een dergelijke brief in rechte is dan onjuist.

5.3    Verweerster heeft:

-    erkend dat zij wist dat de andere advocaat in mei/juni 2015 zich kort voor haar cliënte heeft ingezet in verband met een kwestie rondom de inschrijving van de kamer van koophandel en dat hij daarover (een korte periode) met klager sub 1 had gecorrespondeerd,

-    gesteld dat het haar oorspronkelijk niet duidelijk was dat de andere advocaat zich niet rechtstreeks tot klager sub 2 had mogen wenden en dat zij zodra zij dat wel wist direct actie heeft ondernomen door de rechtbank met een F9 formulier te verzoeken de productie te verwijderen.

5.4    Klager sub 1 heeft in zijn brief aan de deken van 7 maart 2016 gesteld dat verweerster moet hebben geweten dat de andere advocaat wist dat hij (klager sub 1) klager sub 2 in de ondernemingsrechtelijke kwestie bijstond en dat het verweerster dus niet ontgaan kan zijn dat die andere advocaat ten onrechte de brief van 26 januari 2016 aan klager sub 2 had gezonden. Voor dit standpunt bestaat mogelijk een vermoeden, maar het blijft een aanname die door verweerster is weersproken en door klagers niet nader is onderbouwd. Daarmee is dit  niet aannemelijk geworden.

5.5    De raad gaat er derhalve van uit dat de onjuiste handelwijze veroorzaakt is door een gebrek aan wetenschap van verweerster. Voorts staat vast dat zij deze onmiddellijk heeft rechtgezet nadat haar de onjuistheid was gebleken. Van een tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen kan in een dergelijke situatie geen sprake zijn. De raad verklaart dit klachtonderdeel derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.6    Een advocaat mag zich niet eenzijdig tot de rechter te wenden hetgeen ook geldt voor een door de rechtbank benoemde deskundige. Vaststaat dat verweerster oorspronkelijk geen kopie van haar brief aan de notaris aan klager sub 1 heeft gezonden. Verweerster heeft ter zitting  erkend daarmee fout te hebben gehandeld. De raad verklaart dit klachtonderdeel derhalve gegrond.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de bijzondere omstandigheid dat het (zoals onweersproken door verweerster is gesteld) bij de benoeming van de notaris als deskundige om een pilot project ging waarvoor nog geen protocol gold, onweersproken door verweerster is gesteld dat de notaris niet om toezending van het antwoord op zijn brief aan de advocaat van de wederpartij had gevraagd en verweerster ter zitting heeft getoond de onjuistheid van haar handelwijze in te zien en deze ook onmiddellijk heeft rechtgezet, oordeelt de raad klachtonderdeel c) gegrond zonder oplegging van een maatregel.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gedeeltelijk gegrond is verklaard, moet verweerster het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel a) ongegrond bij gebrek aan zelfstandige betekenis;

-    verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

-    verklaart klachtonderdeel c) gegrond;

-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;   

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klagers.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, en mrs. A.D.G Bakker, E. Bige, B.E.J.M. Tomlow en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2017.

Griffier    Voorzitter