ECLI:NL:TADRAMS:2017:96 Raad van Discipline Amsterdam 17-205/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:96
Datum uitspraak: 21-04-2017
Datum publicatie: 01-05-2017
Zaaknummer(s): 17-205/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over eigen advocaat. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  21 april 2017

in de zaak 17-205/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 9 maart 2017 met kenmerk 4016-0782, door de raad ontvangen op 10 maart 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager heeft zich in mei 2014 tot verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan. Hij had een softwarepakket ontwikkeld en hij beschuldigde twee bedrijven ervan dat zij de software onrechtmatig aan derden ter beschikking hebben gesteld.

1.2 Op 26 mei 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerster. Op diezelfde dag heeft verweerster klager, voor zover relevant, bericht:

“Naar aanleiding van onze bespreking vanmorgen, stuur ik u hierbij zoals afgesproken nadere informatie over het stappenplan.

Wij kunnen een sommatiebrief opstellen richting CM Technology en Pamicon, waarin wij onder meer zullen stellen dat zij de software onrechtmatig aan derden ter beschikking hebben gesteld. (…) Afhankelijk van de reactie op de sommatie, kunnen wij beter inschatten welke stappen er daarna genomen kunnen worden en welke kosten dat met zich mee brengt.”

1.3 Verweerster heeft vervolgens de sommatiebrieven opgesteld en verstuurd.

1.4 Bij e-mail van 10 juni 2014 heeft verweerster klager onder meer meegedeeld:

“Bijgaand stuur ik de brief toe die ik inmiddels namens CM Technology heb ontvangen. Ik heb ook reeds de directeur van CM Technology gesproken die mij heeft bevestigd dat de vervaardigde software niet door CM Technology aan derden is verstrekt. (…)

Zonder dat wij aanvullend bewijs zouden hebben dat andere bedrijven daadwerkelijk gebruik maken van uw software die via CM Technology is verstrekt, vrees ik helaas dat het lastig wordt om de sommatie verder in rechte af te dwingen.”

1.5 Op 11 juni 2014 heeft verweerster klager onder meer meegedeeld:

“Hierbij stuur ik je dan ook de brief toe die ik inmiddels namens Pos4 heb ontvangen. (…)

Zoals al tijdens onze bespreking aangegeven, geldt dat het lastig is om tegen partijen actie te ondernemen indien er geen duidelijk bewijs is. Ik weet niet of het mogelijk is om vanuit technisch oogpunt aan te tonen dat deze partijen gebruik maken van uw software c.q. broncode? (…) Zonder dergelijk bewijs wordt het helaas lastig om verder tegen deze partijen op te treden.”

1.6 Bij e-mail van 20 juni 2014 heeft klager verweerster meegedeeld dat hij een expert op het gebied van broncodes heeft gesproken en dat hij graag met haar wil overleggen. 

1.7 Op 24 juli 2014 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerster. Verweerster heeft vervolgens het dossier gesloten.

1.8 Bij brief van 8 november 2016, aangevuld bij brief van 16 november 2016, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij zich niet heeft gehouden aan de met klager gemaakte afspraken over te nemen vervolgstappen en zij, na een telefonisch gesprek met een van de gesommeerde bedrijven, zelf heeft besloten de zaak van klager niet door te zetten.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 Vooropgesteld wordt dat de verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, mee brengt dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken (aldus artikel 7:402 lid 2 BW en de daarmee strokende gedragsregel 9 lid 2).

4.2 De voorzitter overweegt als volgt. In een e-mail van 26 mei 2014 (zie hiervoor, 1.2) heeft verweerster de met klager gemaakte afspraken – het opstellen van sommatiebrieven – aan hem bevestigd. Verweerster heeft de sommatiebrieven vervolgens ook opgesteld en verstuurd. Dat er, naast het opstellen en versturen van sommatiebrieven, afspraken zijn gemaakt over te nemen vervolgstappen die door verweerster niet zijn nagekomen heeft zij gemotiveerd betwist. Volgens verweerster stonden de te nemen vervolgstappen nog helemaal niet vast; in het belang van klager heeft zij met hem afgesproken om eerst sommatiebrieven te sturen, zodat na een antwoord daarop beter kon worden ingeschat welke stappen er genomen konden worden. Een en ander heeft zij ook aan klager bevestigd in de hiervoor genoemde e-mail van 26 mei 2014. Tegenover dit verweer van verweerster heeft klager zijn klacht niet onderbouwd. De voorzitter kan dan ook niet vaststellen dat verweerster gemaakte afspraken met klager niet is nagekomen.

4.3 Verweerster heeft voorts toegelicht dat de afwijzende reacties van de twee bedrijven op de sommatiebrieven geen nieuwe feiten of omstandigheden aan het licht hebben gebracht, zodat de bewijspositie van klager onveranderd lastig bleef. Verweerster heeft klager hier een paar keer op gewezen en het ondernemen van verdere stappen afgeraden indien er geen nader bewijs zou kunnen worden getoond. Het gesprek dat klager met een expert op het gebied van broncodes heeft gehad, heeft evenmin verandering in zijn bewijspositie gebracht, aldus verweerster. Tijdens het gesprek op 24 juli 2014 heeft verweerster klager gewaarschuwd voor de risico’s en heeft zij verdere (gerechtelijke) stappen afgeraden. Zij heeft het dossier vervolgens gesloten.

4.4 De voorzitter is van oordeel dat verweerster ook hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het is haar plicht als advocaat om haar cliënt te wijzen op de procesrisico’s. Dat heeft zij gedaan in het gesprek op 24 juli 2014. Anders dan klager kennelijk meent, kan een advocaat niet worden verplicht iemand bij te staan in een volgens haar weinig kansrijke zaak. Verweerster heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het dossier te sluiten.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 21 april 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 21 april 2017 

verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl