ECLI:NL:TADRAMS:2017:66 Raad van Discipline Amsterdam 16-812/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:66
Datum uitspraak: 20-03-2017
Datum publicatie: 27-03-2017
Zaaknummer(s): 16-812/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Gedeeltelijk niet-ontvankelijke klacht tegen advocaat derde. Klager heeft geen eigen belang gesteld dat is geschaad doordat verweerster heeft opgetreden tegen haar aandeelhouder in privé, terwijl het kantoor van verweerster in het verleden voor klager heeft opgetreden. Klacht gedeeltelijk ongegrond voor zover zonder verdere toelichting is gesteld dat sprake is geweest van onnodig grievende uitingen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 20 maart 2017

in de zaak 16-812/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 14 september 2015 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 29 augustus 2016 met kenmerk td/np/15-353, door de raad ontvangen op 30 augustus 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2017. De klacht is gezamenlijk behandeld met de klacht in de zaak 16-1002/A/NH. In die zaak heeft de heer De V., enig aandeelhouder van klaagster een vrijwel gelijkluidende klacht ingediend tegen verweerster. Beide zaken zijn behandeld in aanwezigheid van verweerster. Klaagster is niet verschenen, de heer De V. evenmin. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van onder 1.2 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 t/m 42 alsmede van de door verweerster op 13 januari 2017 nagezonden stukken en de namens klaagster nagezonden brieven van 23 en 26 januari 2017.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster is een besloten vennootschap. Enig aandeelhouder is als gezegd de heer De V.

2.2 In 2013 heeft een kantoorgenoot van verweerster klaagster alsook de heer De V. bijgestaan in twee verschillende zaken. Er is een tweetal declaraties verstuurd aan klaagster (op 13 maart 2013 en op 22 juli 2013) in de zaak 'Klaagster/Panoramapictures'. Op 4 november 2013 is in de zaak 'de heer De V. /Mooijekind Vleut' een declaratie ter hoogte van € 186,32 verstuurd aan de heer De V. Deze zaak betrof een geschil met een makelaar over de dienstverlening bij de verkoop van de voormalig echtelijke woning van de heer De V.

2.3 In oktober 2014 heeft de ex-echtgenote van de heer De V. (hierna: de vrouw) zich tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in een geschil over de boedelverdeling na echtscheiding. Verweerster heeft namens de vrouw gecorrespondeerd met de advocate van de heer De V. Toen namens hem een procedure is gestart, heeft verweerster zich namens de vrouw gesteld en verweer gevoerd.

2.4 Op 6 juli 2015 heeft in de betreffende procedure een zitting plaatsgehad. Voorafgaand aan die zitting heeft de heer De V. verweerster begroet en gezegd 'ik ben bij u op kantoor geweest'. Tijdens en na afloop van de zitting heeft de heer De V. bezwaren geuit tegen het optreden van verweerster omdat hij cliënt is geweest bij haar kantoor.

2.5 Na afloop van de zitting heeft verweerster geen verdere werkzaamheden verricht en contact met de deken gezocht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij tegen de heer De V. is opgetreden terwijl haar kantoor klaagster heeft bijgestaan;

b) zij zich onnodig grievend jegens klaagster heeft uitgelaten.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft, toen de ex-echtgenote van de heer De V. zich tot haar wendde een conflict-check laten uitvoeren door haar kantoor. Per abuis is toen de naam van de advocaat van de heer De V. ingevoerd. Het systeem heeft daarom niet aangegeven dat sprake is van een mogelijk conflicterend belang. Verweerster stelt niet anderszins op de hoogte te zijn geweest van de omstandigheid dat klaagster (of de heer De V.) eerder door een kantoorgenoot is bijgestaan. Verder heeft verweerster aangevoerd dat, zodra de heer De V. heeft laten weten dat hij eerder door een kantoorgenoot is bijgestaan, zij de deken heeft geraadpleegd en de zaak heeft neergelegd ook al heeft de deken gezegd dat het haar vrij staat tegen de heer De V. op te treden.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan eenieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Klaagster heeft niet (voldoende gemotiveerd) gesteld in welk belang zij rechtstreeks is of kan worden getroffen doordat verweerster tegen haar aandeelhouder in privé in rechte is opgetreden. Dat is ook niet gebleken. Vast staat dat verweerster nimmer tegen klaagster heeft opgetreden. Het enkele feit dat verweerster in een procedure over de boedelscheiding tussen de aandeelhouder en zijn echtgenote heeft gesteld dat ook de financiële stukken van diens ondernemingen relevant zijn en afgifte daarvan heeft verzocht, is onvoldoende om een dergelijke belang aan te nemen. Klaagster is dan ook niet-ontvankelijk in dit klachtonderdeel.

Ad klachtonderdeel b)

5.3 Klaagster heeft niet gesubstantieerd welke uitlatingen van verweerster onnodig grievend zouden zijn geweest. Uit het dossier is de raad niet gebleken van enige uiting jegens klaagster, laat staan van een onnodig grievende uiting. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klaagster in klachtonderdeel a) niet-ontvankelijk en

-  verklaart klachtonderdeel b) ongegrond;

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. L.H. Rammeloo en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2017.