ECLI:NL:TADRAMS:2017:65 Raad van Discipline Amsterdam 16-1002/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:65
Datum uitspraak: 20-03-2017
Datum publicatie: 27-03-2017
Zaaknummer(s): 16-1002/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerster heeft tegen klager opgetreden terwijl haar kantoor eerder voor hem (en zijn vennootschap) heeft opgetreden. Het komt voor rekening en risico van verweerster dat de conflictcheck op haar kantoor verkeerd is uitgevoerd. Zodra klager melding maakte van het mogelijk tegenstrijdig belang (9 maanden nadat verweerster zich kenbaar had gemaakt) heeft zij de werkzaamheden neergelegd en zich voor overleg tot de deken gewend. Niet is gebleken dat klager in zijn belangen is geschaad. De grenzen van het tuchtrecht zijn niet overschreden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 20 maart 2017

in de zaak 16-1002/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 14 september 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 27 oktober 2016 met kenmerk td/np/15-352, door de raad ontvangen op 28 oktober 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2017. De klacht is tegelijk behandeld met de klacht in de zaak 16-8122/A/NH. In die zaak heeft Prorama B.V. (een vennootschap waarvan klager enig aandeelhouder is) een vrijwel gelijkluidende klacht ingediend tegen verweerster. Beide zaken zijn behandeld in aanwezigheid van verweerster. Klager is niet verschenen, Prorama B.V. evenmin. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.2 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 t/m 48 alsmede van de door verweerster op 13 januari 2017 nagezonden stukken en de door klager nagezonden brief van 23 en 26 januari 2017.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager is enig aandeelhouder van besloten vennootschap Prorama B.V.

2.2 In 2013 heeft een kantoorgenoot van verweerster klager alsook Prorama B.V. bijgestaan in twee verschillende zaken. Er is een tweetal declaraties verstuurd aan Prorama B.V. (op 13 maart 2013 en op 22 juli 2013) in de zaak 'Prorama B.V./Panoramapictures'. Op 4 november 2013 is in de zaak 'Klager/Mooijekind Vleut' een declaratie ter hoogte van € 186,32 verstuurd aan klager. Deze zaak betrof een geschil met een makelaar over de dienstverlening bij de verkoop van de voormalig echtelijke woning van klager.

2.3 In oktober 2014 heeft de ex-echtgenote van klager (hierna: de vrouw) zich tot verweerster gewend met het verzoek haar bij te staan in een geschil met klager over de boedelverdeling na echtscheiding. Verweerster heeft namens de vrouw gecorrespondeerd met de advocate van klager. Toen namens klager een procedure is gestart, heeft verweerster zich namens de vrouw gesteld en verweer gevoerd.

2.4 Op 6 juli 2015 heeft in de desbetreffende procedure een zitting plaatsgehad. Voorafgaand aan die zitting heeft klager verweerster begroet en gezegd 'ik ben bij u op kantoor geweest'. Tijdens en na afloop van de zitting heeft klager bezwaren geuit tegen het optreden van verweerster omdat hij cliënt is geweest bij haar kantoor.

2.5 Na afloop van de zitting heeft verweerster geen verdere werkzaamheden meer in de zaak verricht en contact met de deken gezocht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij tegen klager is opgetreden terwijl haar kantoor eerder klager heeft bijgestaan.

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft, toen de ex-echtgenote van klager zich tot haar wendde een conflict-check laten uitvoeren door haar kantoor. Per abuis is toen de naam van de advocaat van klager ingevoerd. Het systeem heeft daarom niet aangegeven dat sprake is van een mogelijk conflicterend belang. Verweerster stelt niet anderszins op de hoogte te zijn geweest van de omstandigheid dat klager (of Prorama B.V.) eerder door een kantoorgenoot is bijgestaan. Klager heeft daar ook niet op gewezen in de correspondentiefase of bij gelegenheid van het stellen en verweren in de procedure, maar pas ter zitting. Verder heeft verweerster aangevoerd dat, zodra klager heeft laten weten dat hij eerder door een kantoorgenoot is bijgestaan, zij de deken heeft geraadpleegd en de zaak heeft neergelegd ook al heeft de deken gezegd dat het haar vrij staat tegen klager op te treden.

5 BEOORDELING

5.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

5.2 Met betrekking tot de klacht overweegt de raad dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot. Een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt, terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot, moet worden beoordeeld aan de hand van concrete omstandigheden van dat geval.

5.3 De raad is van oordeel dat verweerster in dit concrete geval de grenzen van het tuchtrechtelijk toelaatbare niet heeft overschreden. Het komt voor haar rekening en risico dat de conflict-check door haar kantoor niet op de juiste wijze is uitgevoerd. Zodra haar ter kennis is gekomen dat klager (en zijn vennootschap) eerder door haar kantoorgenoot is bijgestaan, heeft zij echter zorgvuldig gehandeld door geen verdere werkzaamheden meer te verrichten en de deken te raadplegen. De raad neemt hierbij in aanmerking dat het door klager gestelde belangenconflict kennelijk niet zo evident was nu ook klager eerst ter zitting, ruim 9 maanden nadat verweerster haar werkzaamheden had aangevangen en zichzelf en de naam van haar kantoor via correspondentie en processtukken kenbaar had gemaakt, heeft laten weten dat hij cliënt is geweest bij het kantoor van verweerster.

5.4 Tot het oordeel van de raad dat geen sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen heeft bijgedragen dat niet is gesteld of gebleken dat verweerster beschikte over gegevens waaruit zij eerder had kunnen afleiden dat sprake was van een mogelijk belangenconflict.

5.5 Evenmin is gesteld of gebleken dat verweerster of haar kantoor beschikte over vertrouwelijke informatie, zaaksgebonden informatie of informatie die van belang kan zijn in de zaak tegen klager. Dat verweerster namens haar cliënte heeft verzocht om afgifte van financiële stukken van Nachtkaars B.V. (de rechtsvoorgangster van Prorama B.V.) en InterLAB B.V. (een gelieerde vennootschap) duidt hier niet op. Daargelaten of jaarstukken van in het Handelsregister ingeschreven vennootschappen als vertrouwelijke informatie kunnen worden gekwalificeerd, blijkt uit het verzoek tot afgifte dat verweerster kennelijk niet over die informatie beschikte.

5.6 De raad is dan ook van oordeel dat de klacht ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. L.H. Rammeloo en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. J.H. Bennaars als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 maart 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2017.