ECLI:NL:TADRAMS:2017:60 Raad van Discipline Amsterdam 17-081/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:60
Datum uitspraak: 14-03-2017
Datum publicatie: 21-03-2017
Zaaknummer(s): 17-081/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Geen strijd met Gedragsregels 1, 23 en 30. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 14 maart 2017

in de zaak 17-081/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 26 januari 2017 met kenmerk 4016-0375, door de raad ontvangen op 30 januari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de vol-gende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster is verwikkeld geweest in een geschil met haar werkgever. Ver-weerder is de advocaat van de werkgever.

1.2 Op 4 maart 2016 heeft klaagster zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft een gesprek tussen klaagster en de werkgever geadviseerd; er zou sprake zijn van een conflict.

1.3 Op 11 maart 2016 vond een gesprek plaats tussen klaagster en de werk-geefster maar dat is halverwege afgebroken. De werkgever heeft klaagster daarop meerdere keren uitgenodigd voor een gesprek. Klaagster heeft de werkgever steeds meegedeeld dat zij, vanwege haar beperkingen, niet in staat was een gesprek met de werkgever te voeren.

1.4 De werkgever heeft vervolgens de loondoorbetaling gestaakt en op 29 maart 2016 een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd, teneinde door het UWV te laten toetsen of klaagster al dan niet voldoende medewerking aan de re-integratie verleende. Het UWV heeft op 22 april 2016 geadviseerd dat de re-integratieinspanningen van klaagster tot dan toe voldoende waren.

1.5 Klager heeft, na ontvangst van het deskundigenoordeel van het UWV, de werkgever verzocht de loondoorbetaling met terugwerkende kracht te hervat-ten, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente. De werkgever heeft klager daarop meegedeeld dat het deskundigenoordeel van het UWV slechts een advies betreft en dat zij dit advies eerst met haar be-drijfsarts wil bestuderen en bespreken, waarna zij bij klaagster zal terugko-men op haar verzoek de loondoorbetaling te hervatten.

1.6 Op 4 mei 2016 heeft verweerder klager meegedeeld dat de werkgever hem heeft verzocht om assistentie in het geschil met klaagster en dat nu eerst de bedrijfsarts aan zet is.

1.7 Klager heeft daarop bij e-mail van 4 met 2016 onder meer geschreven:

“Wilt u thans tot onmiddellijke salarisbetaling overgaan, nog te verhogen met de wet-telijke rente en de wettelijke verhoging. (…) [De werkgever] moet gewoon betalen en daarmee basta.”

1.8 Bij e-mail van 6 mei 2016 heeft verweerder klager meegedeeld dat de werk-gever niet inhoudelijk zal reageren en dat dat zo nodig later nog komt. Tevens heeft verweerder klager meegedeeld dat klaagster wordt opgeroepen voor het spreekuur van de bedrijfsarts op 12 mei 2016, met het verzoek dat aan haar door te geven.

1.9 Klager heeft verweerder bij e-mail van diezelfde dag verzocht om een toe-lichting waarom de loondoorbetaling door de werkgever afhankelijk wordt gesteld van de bedrijfsarts en/of een gesprek met de werkgever. Verweerder heeft klager bij e-mail van 11 mei 2016 bericht dat klaagster op 12 met 2016 op het spreekuur van de bedrijfsarts wordt verwacht en dat de werkgever aansluitend een plan van aanpak wenst op te stellen.

1.10 Klaagster is op het spreekuur van de bedrijfsarts verschenen. Deze oordeel-de dat het gesprek tussen klaagster en de werkgever alsnog op korte termijn zou kunnen plaatsvinden. Dat gesprek heeft vervolgens ook plaatsgevonden.

1.11 Op 17 mei 2016 heeft de waarnemend gemachtigde van klaagster telefonisch contact opgenomen met verweerder en hem meegedeeld dat klaagster recht zou hebben op loon vanaf de datum ziekmelding, te weten 4 maart 2016. Verweerder heeft de waarnemend gemachtigde van klaagster diezelfde dag bericht dat op 19 mei 2016 een telefonische afspraak tussen klaagster en de werkgever staat gepland.

1.12 Bij e-mail aan verweerder van 18 mei 2016 heeft klager de werkgever ge-sommeerd per omgaande de loondoorbetaling te hervatten en hem gevraagd of de werkgever domicilie kiest op zijn kantoor. Verweerder heeft klager daarop verwezen naar zijn e-mail aan de waarnemend gemachtigde van klaagster van 17 mei 2016.

1.13 Op 19 mei 2016 heeft telefonisch overleg tussen klaagster en de werkgever plaatsgevonden, waarna klaagster haar werkzaamheden op 23 mei 2016 heeft hervat en de werkgever de loonbetaling met terugwerkende kracht aan klaagster heeft gedaan.

1.14 Bij brief van 25 mei 2016 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk ver-wijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in strijd heeft gehandeld met Gedragsregels 1, 23 en 30. Klagers twijfelen er voorts ernstig aan of verweerder zich ethisch verantwoord gedraagt en of hij zijn cliënte wel een realistisch beeld heeft gegeven van de juridisch relevante feiten en de slagingskansen van de zaak.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

Het toetsingskader

4.1 Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te vol-doen;  de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt.

4.2 Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feiten-materiaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

De klacht

4.3 Klagers verwijten verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met Gedragsregels 1, 23 en 30. Klagers hebben dit echter niet nader toegelicht. Voor zover klagers bedoelen dat verweerder de hiervoor genoemde Gedragsregels heeft geschonden doordat hij namens de werkgever een evident juridisch onhoudbaar standpunt heeft ingenomen en (bewust) afwijzend en ontwijkend heeft gereageerd, geldt allereerst dat het niet aan de tuchtrechter is om een inhoudelijk oordeel te geven over het geschil tussen klaagster en de werkgever. Dat is voorbehouden aan de burgerlijke rechter. Voorts is de voorzitter niet gebleken dat verweerder door de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënte heeft behartigd de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid (zie 4.2) heeft overschreden. Verweerder heeft in zijn e-mails steeds het standpunt van zijn cliënte verwoord. Dat klagers een ander standpunt innemen, betekent niet dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder is voorts niet verplicht om op ieder bericht van een wederpartij inhoudelijk te reageren. Verweerder heeft bovendien toegelicht dat en waarom hij, althans zijn cliënte, ervoor heeft gekozen (nog) niet inhoudelijk te reageren. 

4.4 Voor zover klagers er over klagen dat verweerder zich niet ethisch verantwoord heeft gedragen en zijn cliënte geen realistisch beeld heeft gegeven van de juridisch relevante feiten en de slagingskans geldt dat klagers hierbij geen rechtstreeks belang hebben. Dit ziet immers op de relatie tussen verweerder en zijn cliënte en het is dan ook (alleen) de cliënte die daarover kan klagen.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 14 maart 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 14 maart 2017

verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klagers, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl