ECLI:NL:TADRAMS:2017:55 Raad van Discipline Amsterdam 17-055/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:55
Datum uitspraak: 06-03-2017
Datum publicatie: 13-03-2017
Zaaknummer(s): 17-055/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 6 maart 2017

in de zaak 17-055/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 19 januari 2017 met kenmerk 4016-0703, door de raad ontvangen op 23 januari 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager en de cliënte van verweerster zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. In het kader van de boedelverdeling heeft een aantal zittingen bij de rechtbank plaatsgevonden.

1.2 Bij brief van 28 september 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) de rechtbank heeft misleid door een uitdraai uit Excel met een gekopieerde bovenkant van een bankafschrift te presenteren als echte rekeningafschriften;

b) een door haar cliënte ingevuld formulier “Verdeling en Verrekening” heeft ingediend, waarin aanspraak is gemaakt op de helft van de bezittingen die klager na de peildatum heeft aangeschaft;

c) ter zitting heeft bevestigd dat haar cliënte werkeloos is geworden, zonder dit te verifiëren.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft het handelen van verweerster als advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2 Verweerster heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel aangevoerd dat zij in het kader van een aantal mondelinge behandelingen financiële stukken in het geding heeft gebracht, waaronder een door haar cliënte opgesteld overzicht van bankafschriften via het internet met daarbij de omschrijving van de betaalde bedragen. Het ontgaat verweerster wat daar onjuist aan zou zijn. Het is niet de taak van een advocaat om te controleren of de door de cliënt verstrekte rekeningafschriften onjuiste gegevens bevatten, aldus nog steeds verweerster.

4.3 De voorzitter overweegt als volgt. Dit klachtonderdeel komt erop neer dat verweerster de rechtbank zou hebben misleid door een door haar cliënte opgesteld overzicht te presenteren als echte bankafschriften. Klager heeft echter onvoldoende aangevoerd op grond waarvan geoordeeld kan worden dat verweerster de rechtbank heeft misleid. Dat het door verweerster in het geding gebrachte overzicht een uitdraai uit Excel met een gekopieerde bovenkant van een bankafschrift betreft en geen origineel bankafschrift is, wat daar verder van zij, daartoe onvoldoende. Immers, gesteld noch gebleken is dat de inhoud van het overzicht onjuist is. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond .

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerster aangevoerd dat haar cliënte het formulier “Verdelen en Verrekenen” heeft ingevuld. Zij laat dit formulier doorgaans door haar cliënten invullen, omdat zij exact weten wat hun wensen ten aanzien van verdeling en verrekening zijn. Als een cliënt(e) iets nastreeft dat naar de mening van verweerster niet haalbaar is, deelt zij dat de bewuste cliënt(e) mede, doch houdt zij de cliënt(e) niet tegen in dit streven. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om hierover te beslissen, aldus verweerster.

4.5 De voorzitter overweegt dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het door haar cliënte ingevulde formulier “Verdelen en Verrekenen” – waarin de cliënte van verweerster volgens klager aanspraak maakt op de helft van de bezittingen die klager na de peildatum heeft aangeschaft – in te dienen. Zoals verweerster terecht heeft aangevoerd staat het haar cliënte in beginsel vrij om aan te geven op welke bezittingen zij aanspraak wenst te maken en is het uiteindelijk aan de rechtbank om hierover een oordeel te geven. Ook al is het de bedoeling dat het formulier “Verdelen en Verrekenen” wordt ingevuld door de advocaat is het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar als dit gebeurt door de partij zelf. Klachtonderdeel b) is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.6 Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerster aangevoerd dat zij zich niet kan herinneren dat zij ter zitting heeft bevestigd dat haar cliënte werkeloos is geworden. Als dat wel zo is, dan is zij afgegaan op mededelingen van haar cliënte. Als een cliënt verweerster bericht dat hij of zij werkeloos is of zal worden, controleert zij dat niet. Zij gaat er dan vanuit dat dat zo is. Verweerster kan zich overigens herinneren dat in het dossier van haar cliënte een brief zat, waarin de werkgever van haar cliënte heeft bevestigd dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd geëindigd is, aldus nog steeds verweerster.

4.7 De voorzitter overweegt dat, daargelaten de vraag of verweerster tijdens een zitting heeft bevestigd dat haar cliënte werkeloos is geworden, een advocaat in beginsel mag afgaan op de juistheid van het door zijn cliënt(e) verstrekte feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Dat van een dergelijk uitzonderingsgeval sprake is, is niet gebleken. Ook klachtonderdeel c) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.8 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 6 maart 2017.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 maart 2017.