ECLI:NL:TADRAMS:2017:50 Raad van Discipline Amsterdam 16-948/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:50
Datum uitspraak: 28-02-2017
Datum publicatie: 07-03-2017
Zaaknummer(s): 16-948/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 28 februari 2017

in de zaak 16-948/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 11 november 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven van 7 en 16 april 2016 heeft klager bij de voorzitter van het Hof van Discipline een klacht ingediend over verweerder. Bij beslissing van het Hof van Discipline van 2 mei 2016 is de klacht voor het doen van onderzoek verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”).

1.2 Bij brief aan de raad van 13 oktober 2016 met kenmerk 40-16-0336, door de raad ontvangen op 13 oktober 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 11 november 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 11 november 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij ongedateerde brief, door de raad ontvangen op 21 november 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 17 januari 2017. Partijen zijn niet verschenen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 21 november 2016. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief van klager aan de raad van 29 december 2016.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Voor zover klager tegen de weergave van de feiten opkomt, wordt daarop hierna ingegaan.

3 VERZET

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.

3.1 De voorzittersbeslissing is alleen per gewone post verzonden en niet, zoals in de begeleidende brief van 11 november 2016 staat vermeld, ook per aangetekende post.

3.2 Anders dan in de voorzittersbeslissing is vermeld, is klager in het geheel niet telefonisch op de hoogte gesteld van de beslissing van de voorzitter.

3.3 De in rechtsoverweging 1.1 van de voorzittersbeslissing genoemde kantoorgenoot van mr. K. is, anders dan de voorzitter heeft overwogen, geen kantoorgenoot, maar een administratief medewerkster van het kantoor van mr. K.

3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b) geldt dat er geen enkel onderzoek heeft plaatsgevonden door degenen die hiermee geconfronteerd zijn, te weten verweerder en de raad van discipline.

4 BEOORDELING

4.1 De raad overweegt allereerst dat de voorzittersbeslissing aangetekend aan klager is verzonden. De raad heeft echter niet kunnen vaststellen dat klager de per aangetekende post verstuurde beslissing ook daadwerkelijk heeft ontvangen. Klager is hierdoor evenwel niet in zijn belang geschaad. Klager heeft in ieder geval de per gewone post verstuurde beslissing ontvangen en daartegen tijdig verzet ingesteld.

4.2 De raad overweegt voorts dat niet kan worden vastgesteld dat klager telefonisch op de hoogte is gesteld van de voorzittersbeslissing. Ook dit kan er echter niet toe leiden dat het verzet gegrond moet worden verklaard. Er is immers geen wettelijke bepaling die voorschrijft dat partijen telefonisch op de hoogte moeten worden gesteld van (de datum van) een voorzittersbeslissing.

4.3 Klager heeft verder aangevoerd dat de in 1.1 van de voorzittersbeslissing genoemde kantoorgenoot van mr. K., anders dan de voorzitter heeft overwogen, geen kantoorgenoot is, maar een administratief medewerkster van het kantoor van verweerder. In het midden kan blijven of dit zo is. Dat is immers niet van belang voor de beoordeling van de klacht. De stelling van klager kan dus hoe dan ook niet tot gegrondbevinding van het verzet leiden.

4.4 De raad stelt voorts vast dat het verzet, afgezien van de hiervoor besproken gronden, zich richt tegen de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdeel b). De raad is van oordeel dat de voorzitter bij die beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter klachtonderdeel b) terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.5 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. P. van Lingen en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 februari 2017.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 februari 2017 verzonden.