ECLI:NL:TADRAMS:2017:35 Raad van Discipline Amsterdam 16-1123/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:35
Datum uitspraak: 20-01-2017
Datum publicatie: 13-02-2017
Zaaknummer(s): 16-1123/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat kennelijk ongegrond. Geen eigen belang.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 20 januari 2017

in de zaak 16-1123/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 1 december 2016 met kenmerk 4016-0412, door de raad ontvangen op 2 december 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder staat de Stichting D bij als advocaat in een aantal ontruimingsprocedures tegen huurders van studentenwoningen in Delft. Stichting D is verhuurder van die woningen. De grondslag voor de gevorderde ontruiming was gelegen in het door Stichting D geformuleerde doorstromingsbeleid. Dit doorstromingsbeleid is door Stichting D geformuleerd nadat in 2006 een nieuwe bepaling in de wet is opgenomen, inhoudende dat wanneer een verhuurde woning krachtens huurovereenkomst bestemd is voor studenten en de huurovereenkomst vermeldt dat de woning na leegkomen ook weer aan een student zal worden verhuurd, de verhuurder van deze opzeggingsgrond gebruik kan maken om de huur te beëindigen als de huurder niet langer kan worden aangemerkt als student. Het betreft artikel 7:274 lid 4 BW. In het doorstromingsbeleid is geformuleerd dat ook huurders met oude contracten geacht werden na beëindiging van de studie door te stromen.

1.2 Klager is ook huurder van Stichting D. Klager is voorts eigenaar/beheerder van de website campuscontract.com die actie voert tegen huisuitzetting van huurders van Stichting D. op basis van voorbedoeld doorstromingsbeleid. Klager stelt zich op het standpunt dat de door verweerder namens Stichting gevoerde procedures tegen de huurders de wettelijke huurbescherming ondermijnt. Op zijn website alsmede in brieven gericht aan de Procureur-Generaal van de Hoge Raad heeft klager zijn grieven tegen deze gang van zaken naar voren gebracht.

1.3 Bij brief van 12 juni 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) zich in civiele procedures schuldig maakt aan misleiding van gedaagde partijen, hun advocaten en de rechters;

b) misbruik van procesrecht maakt;

c) de door de minister gedane toezegging, te weten dat bestaande huurcontracten zullen worden gerespecteerd, niet nakomt;

d) niet reageert op publicaties van klager op zijn website en daarmee de rol van de vrije pers ontkent;

e) de privacy van klager heeft geschonden, doordat verweerder beschikt over informatie uit het huurdossier van klager, welke hij niet mag gebruiken.

2.2 Ter toelichting op klachtonderdeel a) heeft klager aangevoerd dat verweerder in de door hem namens Stichting D gevoerde civiele procedures verzuimt de context en de feiten te vermelden door te suggereren dat in het geding tussen de huurders en Stichting D sprake is van ‘campuscontractachtige huurcontracten’ in plaats van reguliere huurcontracten. Voorts zou verweerder in de procedures ten onrechte niet hebben erkend dat er in Delft geen kamertekort meer is.

2.3 Ter toelichting op klachtonderdeel b) heeft klager gesteld dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om te reageren op de door klager aan de Procureur-Generaal gerichte brieven. Voorts zou verweerder drie jaar hebben gewacht met het uitbrengen van de dagvaardingen en desondanks hebben gesteld dat sprake is van een spoedeisend belang. Verweerder zou bovendien niet alle van belang zijnde documenten in de civiele procedures hebben ingebracht. Ten slotte zou verweerder telkens opnieuw uitvoerbaarheid bij voorraad van de uitspraken hebben verlangd.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft de klachtonderdelen gemotiveerd betwist. Volgens verweerder ontbreekt een eigen belang bij klachtonderdelen a) tot en met c), zodat klager ter zake niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van klachtonderdeel d) wijst verweerder er op dat op hem geen plicht rust om te reageren op wat tegenstanders van het beleid van Stichting D op websites of in andere publieke media schrijven. Verweerder betwist ten slotte dat hij over het huurdersdossier van klager beschikt, maar stelt dat hij bij wijze van verweer tegen de klachten de achtergrond heeft geschetst zoals die hem door Stichting D is toegelicht.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) t/m c)

4.1 De klachten hebben betrekking op gedragingen van verweerder als advocaat in procedures tussen huurders van Stichting D – niet zijnde klager – en Stichting D. Vast is komen te staan dat klager de klacht namens zichzelf en niet namens wederpartijen van verweerder heeft ingediend.

4.2 Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.3 Nu klager niet als partij betrokken was bij de procedures tussen de huurders en Stichting D en klager door het handelen van verweerder in die procedure niet rechtstreeks in zijn belang getroffen kan worden, zal de voorzitter de klachtonderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.

Ad klachtonderdeel d)

4.4 Met dit klachtonderdeel verwijt klager verweerder niet reageert op publicaties en/of andere uitingen van klager en daarmee de rol van de vrije pers ontkent. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder terecht aangevoerd dat op hem als advocaat van Stichting D noch als privépersoon een verplichting rust op te reageren op wat de media (waaronder klager op zijn website) over het beleid van Stichting D schrijft. Het klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel e)

4.5 Klager verwijt verweerder zijn privacy te hebben geschonden, nu uit zijn verweer zou volgen dat hij beschikt over het huurdersdossier van klager. Verweerder heeft zulks gemotiveerd betwist en terecht aangevoerd dat hij zich gemotiveerd mocht verweren tegen verwijten die klager hem in de klacht heeft gemaakt. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder dit op begrijpelijke, adequate en niet onnodig grievende wijze gedaan. Ook dit klachtonderdeel is mitsdien kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

-  klachtonderdelen a) t/m c), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk

-  klachtonderdelen b) en e), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Lof als griffier op 20 januari 2017.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2017 verzonden.