ECLI:NL:TADRAMS:2017:32 Raad van Discipline Amsterdam 16-1164/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:32
Datum uitspraak: 02-02-2017
Datum publicatie: 13-02-2017
Zaaknummer(s): 16-1164/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht van een derde over uitlatingen gedaan door verweerder in de rechtszaal. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  2 februari 2017

in de zaak 16-1164/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 22 december 2016 met kenmerk 4016-0490, door de raad ontvangen op 22 december 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder staat een claimstichting bij. De leden van de claimstichting verlangen het ontslag van één van de bestuurders van de claimstichting omdat hij geld zou hebben weggesluisd. Klaagster, een motorclub, staat geheel buiten de procedure. Over de procedure zijn krantenartikelen verschenen waarin een verband is gelegd met klaagster. De artikelen luiden, voor zover relevant:

“[De claimstichting] is als [klaagster]

(…)

De Alkmaarse rechter deed nog een voorzichtige poging om partijen tot elkaar te brengen, door de ontevreden leden voor te stellen een eigen bestuurder toe te voegen aan het zittende bestuur van de claimstichting. Maar die suggestie viel niet in goede aarde. “We willen niet bij een bestuur aanschuiven dat miljoenen naar het buitenland wegsluist. Dan kunnen we net zo goed in het bestuur van [klaagster] gaan zitten”, fulmineerde hun advocaat.”

en

“‘Net als [klaagster]’

(…)

De rechter deed de leden nog de suggestie om een eigen bestuurder te benoemen. Maar dat viel niet in goede aarde. “We willen niet aanschuiven bij een bestuur dat miljoenen naar het buitenland wegsluist. Dan kunnen we net zo goed in het bestuur van [klaagster] gaan zitten”, fulmineerde hun advocaat.”

1.2 Bij brief van 30 mei 2016 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in de media onnodig grievende uitlatingen over klaagster heeft gedaan.

2.2 Klaagster heeft aan de klacht het volgende ten grondslag gelegd. In de civiele procedure die verweerder namens de claimstichting voert, heeft de rechter voorgesteld verweerder als bestuurslid aan het zittende bestuur van de claimstichting toe te voegen. Verweerder heeft in reactie daarop tijdens een zitting opgemerkt: “We willen niet bij een bestuur aanschuiven dat miljoenen naar het buitenland wegsluist. Dan kunnen we net zo goed in het bestuur van [klaagster]”. Vervolgens zijn er krantenartikelen verschenen waarin klaagster gelijk wordt gesteld “aan personen die zich schuldig maken aan het wegsluizen van geld, oplichting en wanbeheer”. Dit terwijl reeds in 2007 door de hoogste rechter is bepaald dat klaagster geen criminele organisatie betreft. Als gevolg van de onnodig grievende uitlatingen van verweerder wordt de eer en goede naam van klaagster aangetast, aldus nog  steeds klaagster.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert aan dat het in de krantenartikelen weergegeven citaat niet juist is. Volgens verweerders herinnering heeft één van de behandelend rechters hem tijdens de zitting gevraagd of de door zijn cliënten voorgestelde nieuwe bestuurder samen met de toenmalige bestuurder van de claimstichting in het bestuur van de claimstichting zou willen plaatsnemen. Gezien het verloop van de zitting vond verweerder dat een opmerkelijke vraag en hij heeft toen tegen de rechter die de vraag had gesteld een opmerking gemaakt in de trant van “Dat zou hetzelfde zijn als wanneer u gevraagd zou worden om bestuurder van [klaagster] te worden”. De opmerking van verweerder was gericht tot de rechter die de vraag had gesteld en niet tot klaagster. De opmerking was bedoeld om de rechter te laten nadenken over een bestuur waarin zij, naar verweerder vermoed, niet zou willen plaatsnemen. Dat had ook een andere motorclub kunnen zijn, aldus verweerder.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter overweegt als volgt. Het verwijt dat verweerder zich in de media onnodig grievend over klaagster heeft uitgelaten mist feitelijke grondslag. Niet in geschil is immers dat verweerder zich niet rechtstreeks in de media over klaagster heeft uitgelaten en verweerder kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor wat een journalist in de krant schrijft.

4.2 Voor zover de klacht betrekking heeft op uitlatingen van verweerder over klaagster in de rechtszaal geldt dat verweerder deze uitlatingen heeft gedaan als advocaat ter behartiging van de belangen van zijn cliënte. Uitgangspunt is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat hij zich in woord en geschrift niet onnodig grievend mag uitlaten. 

4.3 Hoewel niet kan worden vastgesteld wat verweerder feitelijk heeft gezegd, staat wel vast dat verweerder aan de rechter duidelijk heeft willen maken dat hij, althans de door zijn cliënten voorgestelde nieuwe bestuurder, er absoluut niets voor voelde om lid van het bestaande bestuur van de claimstichting te worden. Verweerder heeft dit duidelijk willen maken door een verwijzing naar klaagster, welke verwijzing kennelijk was bedoeld als beeldspraak, aangezien klaagster zelf in het geheel niet bij de zaak betrokken was. De opmerking van verweerder komt er op neer dat hij (in de lezing van klaagster, gebaseerd op de krantenartikelen) respectievelijk de rechter (in de lezing van verweerder) niet met klaagster geassocieerd wenst te worden. Verweerder heeft klaagster aldus niet in een slecht daglicht plaatst door iets negatiefs over haar te beweren, hij heeft slechts verwezen naar een (door hem kennelijk veronderstelde) algemene opinie daarover. En dat alles in reactie op een vraag van de rechter en niet bedoeld als opinie bestemd voor de buitenwereld.

4.4 Naar het oordeel van de voorzitter moet het gebruik van die beeldspraak in het onderhavige geval als functioneel worden aangemerkt, en niet als onnodig grievend, mede gelet op het feit dat ook volgens de hiervoor in 1.1 geciteerde krantenberichten niet door verweerder is gezegd dat klaagster daadwerkelijk geld wegsluist.

4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 2 februari 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 2 februari 2017 

verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl