ECLI:NL:TADRAMS:2017:26 Raad van Discipline Amsterdam 16-1120/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:26
Datum uitspraak: 24-01-2017
Datum publicatie: 13-02-2017
Zaaknummer(s): 16-1120/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Geen sprake van strijd met Gedragsregel 7. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van  24 januari 2017

in de zaak 16-1120/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 1 december 2016 met kenmerk 4016-0409, door de raad ontvangen op 2 december 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de brieven met bijlagen van de deken aan de griffier van de raad van 14 en 21 december 2016.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Het kantoor van verweerder heeft (de vennootschap van) klager van 2010 tot en met juli 2015 bijgestaan in een geschil betreffende de non-conformiteit van een – aanvankelijk door klager in privé en later, voordat het kantoor van verweerder werd ingeschakeld, door diens vennootschap – aangekocht schip. Verweerder is sinds 1 januari 2015 als advocaat werkzaam voor het kantoor.

1.2 In juni 2016 heeft klager een sommatie ontvangen van verweerder, optredend voor een zakelijke huurder in een huurgeschil met klager als verhuurder.

1.3 Bij brief van 10 juni 2016 heeft de gemachtigde van klager namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tegen klager is gaan optreden terwijl zijn kantoor eerder voor klager is opgetreden.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot van hem. Dit volgt uit Gedragsregel 7 lid 4. Een advocaat dient zich niet in de situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënt geraakt, terwijl voorts elke cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan en zal worden gebruikt. Dit uitgangspunt leidt slechts uitzondering indien (cumulatief) is voldaan aan de voorwaarden genoemd in Gedragsregel 7 lid 5 of indien beide partijen overeenkomstig Gedragsregel 7 lid 6 op grond van de hun verstrekte behoorlijke informatie vooraf hebben ingestemd met het optreden namens één van beide partijen tegen de andere partij.

4.2 Verweerder heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat klager geen cliënt van zijn kantoor is geweest. Volgens verweerder is zijn kantoor slechts opgetreden voor de vennootschap van klager en niet voor klager in privé. Er werd weliswaar gefactureerd aan klager, omdat de opdracht door klager in privé was verstrekt, maar dat betekent echter niet dat klager kan worden aangemerkt als cliënt als bedoeld in Gedragsregel 7 lid 4, aldus verweerder.

4.3 Klager heeft aangevoerd dat de vennootschap uitsluitend is opgericht om de aankoop van het schip fiscaal gunstig te laten verlopen. Het kantoor van verweerder heeft feitelijk wel degelijk (ook) opgetreden voor klager in privé. Dit blijkt ook uit het feit dat de vaststellingsovereenkomst die uiteindelijk met betrekking tot het schip is gesloten, ook door klager in privé is ondertekend, aldus klager.

4.4 De voorzitter is van oordeel dat in het midden kan blijven of klager cliënt van het kantoor van verweerder is geweest, omdat, zoals hierna zal blijken, is voldaan aan alle voorwaarden van Gedragsregel 7 lid 5.

4.5 De eerste voorwaarde van Gedragsregel 7 lid 5 houdt in dat de advocaat van het bepaalde in Gedragsregel 7 lid 4 alleen kan afwijken, indien de aan de advocaat toevertrouwde belangen niet betreffen dezelfde kwestie ten aanzien waarvan de voormalige cliënt werd bijgestaan door de advocaat of een kantoorgenoot van hem, de aan de advocaat toevertrouwde belangen ook geen verband houden met die kwestie en een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is.

4.6 Vast staat dat het kantoor van verweerder klager dan wel zijn vennootschap in het verleden enkel heeft bijgestaan in een geschil betreffende de non-conformiteit van een schip, dat geen enkel verband hield met de onderhavige kwestie. Derhalve is niet gebleken dat sprake is van 'dezelfde kwestie' of van een ter zake doend verband tussen de aangelegenheid waarin het kantoor van verweerder eerder voor klager dan wel diens vennootschap heeft opgetreden en die waarin verweerder thans optreedt. Daarmee is aan de voorwaarde van Gedragsregel 7 lid 5 sub 1 voldaan.

4.7 De tweede voorwaarde van Gedragsregel 7 lid 5 houdt in dat de advocaat van het bepaalde in Gedragsregel 7 lid 4 alleen kan afwijken, indien de advocaat of zijn kantoorgenoot niet beschikt over vertrouwelijke informatie van welke aard dan ook afkomstig van zijn voormalige cliënt, dan wel zaaksgebonden informatie of informatie de persoon dan wel het bedrijf van de voormalige cliënt betreffende, die van belang kan zijn in de zaak tegen de voormalige cliënt.

4.8 Voorwaarde 2 van lid 5 spreekt aldus van vertrouwelijke informatie dan wel zaaksgebonden informatie die bovendien van belang kan zijn voor de zaak tegen de voormalige cliënt. Dat verweerder (of één van zijn kantoorgenoten die in het verleden voor (de vennootschap van) klager zijn opgetreden) over dergelijke informatie beschikt is gesteld noch gebleken, zodat is voldaan aan het bepaalde in Gedragsregel 7 lid 5 sub 2.

4.9 De derde voorwaarde van Gedragsregel 7 lid 5 houdt in dat de advocaat van het bepaalde in Gedragsregel 7 lid 4 alleen kan afwijken, indien ook overigens niet van redelijke bezwaren is gebleken aan de zijde van de voormalige cliënt of aan de zijde van de partij, die zich met het verzoek tot behartiging van zijn belangen tot de advocaat heeft gewend. Uit klagers klachtbrief blijkt niet van “redelijke bezwaren” in de zin van Gedragsregel 7 lid 5 sub 3. Dat het optreden van verweerder voor de huurder in het geschil met klager als verhuurder nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor klager en zijn vennootschap indien zich met betrekking tot het schip nieuwe geschillen zouden voordoen is daartoe, wat daarvan ook zij, onvoldoende. Dit betekent dat ook aan de voorwaarde van Gedragsregel 7 lid 5 sub 3 is voldaan.

4.10 De conclusie is dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt door de huurder bij te staan in het geschil met klager.

4.11 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 24 januari 2017.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 januari 2017 verzonden.