ECLI:NL:TADRAMS:2017:229 Raad van Discipline Amsterdam 17-677/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:229
Datum uitspraak: 19-10-2017
Datum publicatie: 07-11-2017
Zaaknummer(s): 17-677/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat verweerder op de zitting bij het Hof van Discipline heeft gelogen over de gezondheidstoestand van klager. Klacht kennelijk ongegrond.  

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 19 oktober 2017

in de zaak 17-677/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 23 augustus 2017 met kenmerk 40170-0282, door de raad ontvangen op 24 augustus 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klagers zijn met elkaar gehuwd. In 2001 is klager getroffen door ernstige gezondheidsproblemen die hebben geleid tot een hersenbeschadiging.

1.2 Klagers hebben eerder bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Die klacht is door de raad van discipline gedeeltelijk gegrond verklaard. Klager heeft tegen de beslissing van de raad beroep ingesteld bij het Hof van Discipline.

1.3 Op 14 november 2016 heeft een zitting bij het Hof van Discipline plaatsgevonden. Klager en verweerder waren bij die zitting aanwezig.

1.4 Tussen verweerder en klagers heeft ook een procedure gespeeld bij de kantonrechter over door klagers onbetaald gelaten facturen van verweerder. Bij vonnis van 6 december 2016 heeft de kantonrechter de vordering van verweerder toegewezen. In het vonnis staat, voor zover hier van belang:

“Nog los van het feit dat de kantonrechter op basis van de (…) stukken de indruk heeft dat [klager] wel degelijk voldoende in staat was zijn wil ten aanzien van de opdrachten aan [de vennootschap van verweerder] te bepalen (…)”

1.5 Bij brief van 4 maart 2017 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij op de zitting van het Hof van Discipline heeft gelogen over de gezondheidstoestand van klager.

3 VERWEER

3.1 Verweerder betwist dat hij op de zitting van het Hof van Discipline in strijd met de waarheid heeft verklaard over de gezondheidstoestand van klager.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt bij de beoordeling voorop dat het aan de klager in de klachtprocedure is om de feiten waarop hij zijn klacht baseert voldoende aannemelijk te maken. Het is dus aan klagers om aannemelijk te maken dat verweerder op de zitting van het Hof van Discipline heeft gelogen over de gezondheidstoestand van klager. Klagers hebben dit echter niet gedaan. Er is bijvoorbeeld geen proces-verbaal van de zitting van het Hof van Discipline overgelegd. Ook kan de inhoud van de ongedateerde e-mail van D. P. aan mr. F, waaruit zou moeten blijken dat zij de zitting bij het Hof van Discipline heeft bijgewoond, kan klagers geen soelaas bieden. Uit deze e-mail blijkt immers ook niet wat verweerder precies heeft gezegd. De voorzitter overweegt hierbij ten overvloede nog dat voor zover verweerder op de zitting iets zou hebben gezegd in de trant van dat klager heel goed weet wat er allemaal speelt en dat hij zeer slim is, dit niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Het staat verweerder vrij, zoals hij zelf in zijn verweer heeft aangegeven, zijn eigen mening te hebben welke gebaseerd is op zijn eigen jarenlange contact met klager. De voorzitter verwijst verder nog naar hetgeen de kantonrechter heeft overwogen in het vonnis van 6 december 2016 zoals hiervoor in 1.4 geciteerd.

4.2 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 19 oktober 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 19 oktober 2017 verzonden.