ECLI:NL:TADRAMS:2017:22 Raad van Discipline Amsterdam 16-889/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:22
Datum uitspraak: 06-02-2017
Datum publicatie: 13-02-2017
Zaaknummer(s): 16-889/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht. De raad acht de wijze van praktijkvoering door verweerder bijzonder laakbaar. Zonder daarop (afdoende) toezicht te houden heeft verweerder een gedeelte van zijn praktijk uitbesteed en zijn kantoororganisatie zo ingericht, dat het mogelijk was dat op naam van verweerder bezwaarschriften zijn ingediend zonder dat verweerder – althans zo stelt hij – daarvan op de hoogte was en zonder dat aan verweerder geadresseerde post bij hem terecht kwam. Verweerder heeft hiermee tevens in strijd met Gedragsregel 38 gehandeld. Onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van zes weken en proceskostenveroordeling.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 6 februari 2017

in de zaak 16-889/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 11 oktober 2015 heeft de gemachtigde van klagers namens klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 22 september 2016 met kenmerk 4015-0691, door de raad ontvangen op 23 september 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is gezamenlijk behandeld met de klachten over verweerder met zaaknummers 16-890/A/A, 16-891/A/A, 16-892/A/A, 16-893/A/A en 16-894/A/A  ter zitting van de raad van 19 december 2016 in aanwezigheid van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 20 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Bij besluit van 23 maart 2015 heeft het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) klaagster met ingang van 21 maart 2014 een toeslag op haar WIA-uitkering toegekend. Op 30 maart 2015 is namens klaagster bezwaar gemaakt tegen (de gevolgen van) dit besluit. Bij beslissing op bezwaar van 6 juli 2015, geadresseerd aan het postbusadres van verweerder, is het bezwaar van klaagster ongegrond verklaard. In de beslissing op bezwaar staat onder meer dat klaagster geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid haar bezwaren tijdens een hoorzitting toe te lichten. In de begeleidende brief bij de beslissing op bezwaar is vermeld dat de beslissing niet aan klaagster is gestuurd en dat er vanuit wordt gegaan dat verweerder zijn cliënte informeert.

2.2 Bij besluit van 16 april 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam de aan klagers verstrekte bijstandsuitkering over de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 herzien en de ten onrechte genoten bijstand van hen teruggevorderd. Op 22 april 2015 is namens klagers bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Bij beslissing op bezwaar van 3 juni 2015, geadresseerd aan het postbusadres van verweerder, is het bezwaar van klagers ongegrond verklaard. In de beslissing op bezwaar is onder meer vermeld dat klagers zijn uitgenodigd voor een hoorzitting, maar niet zijn verschenen.

2.3 Bij besluiten van 4 en 19 juni 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam met ingang van 1 januari 2015 een korting van € 110,00 per maand toegepast op de uitkering van klagers en bepaald dat klagers met ingang van 1 augustus 2015 een bedrag van € 68,63 per maand dienen terug te betalen. Op 20 juni 2015 is namens klagers bezwaar gemaakt tegen deze besluiten. Bij beslissing op bezwaar van 12 augustus 2015, geadresseerd aan het postbusadres van verweerder, is het bezwaar van klagers kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat de gronden van het bezwaar ontbreken en klagers dit verzuim niet (tijdig) hebben hersteld.

2.4 Op 1 oktober 2015 heeft verweerder namens klager beroep op nader aan te voeren gronden ingesteld tegen een beschikking van de gemeente Amsterdam, Belastingen en administratief beroep, van 29 september 2015.

2.5 Bij brief van 8 oktober 2015 heeft verweerder klager het volgende meegedeeld:

“Heden, 08 oktober 2015, heb ik, wegens beëindiging van de werkzaamheden en op eigen verzoek van cliënt, [klager], zijn complete dossier overhandigd en meegegeven.

De brief is door klager getekend voor ontvangst.

2.6 Verweerder heeft de huidige gemachtigde van klagers verzocht haar cliënt te adviseren het griffierecht in de hiervoor in 2.4 genoemde procedure te voldoen. Bij brief van 17 november 2015 heeft de (directeur van de) huidige gemachtigde van klagers verweerder onder meer meegedeeld:

“- De cliënt heeft U nooit verzocht om beroep te tekenen en gaat deze griffie kosten ook niet betalen. Ik verwijs U naar de klacht bij de deken “Verweerder heeft op 1 oktober 2015 zonder enig duidelijk uitleg een beroepschrift op nader aan te voeren gronden ingediend tegen uitspraak van de Gemeente Amsterdam betreft “uitspraak administratief beroep”. Klagers kunnen nergens uit de stukken opmaken dat tegen dit besluit beroep kan worden ingesteld. Onduidelijk(…) in deze kwestie is ook dat klagers gevraagd zijn om de griffie rechten te voldoen. Klagers zijn bijzonder teleurgesteld in verweerder vanwege zijn handelswijze”.

2.7. Het griffierecht is uiteindelijk niet bij klager in rekening gebracht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) in de eerste twee bezwaarprocedures niet is verschenen op een hoorzitting en aldus heeft verzuimd de bezwaren van klaagster respectievelijk klagers nader toe te lichten;

b) in de derde bezwaarprocedure heeft nagelaten de gronden van het bezwaar in te dienen en aan het verzoek van de gemeente Amsterdam om het verzuim te herstellen geen gehoor heeft gegeven;

c) zonder duidelijke uitleg beroep op nader aan te voeren gronden heeft ingesteld tegen een beschikking van de gemeente Amsterdam, Belastingen en administratief beroep;

d) klagers niet heeft geïnformeerd over de voortgang en afloop van de hiervoor genoemde zaken;

e) niet met klagers heeft gesproken over hun zaken en geen opdrachtbevestiging aan klagers heeft gezonden;

f) klagers nooit een uitnodiging heeft gestuurd voor een hoorzitting.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

Ontvankelijkheid

5.1 Verweerder heeft allereerst betwist dat klagers op de hoogte zijn van de namens hen ingediende klacht. Volgens verweerder spreken klagers nauwelijks Nederlands en hebben zij zich laten misbruiken door een volmacht te ondertekenen waarvan zij de inhoud en strekking niet kenden. De klacht dient geplaatst te worden in de context van het tussen verweerder en de gemachtigde van klagers gerezen conflict: de gemachtigde van klagers probeert dit conflict uit te vechten over de rug van (onder meer) klagers, aldus verweerder.

5.2 De raad overweegt als volgt. Verweerder en de (directeur van de) gemachtigde van klagers hebben in het verleden samengewerkt, in die zin dat de gemachtigde van klagers gedurende enkele maanden de administratieve dienstverlening aan de praktijk van verweerder op zich heeft genomen. Die administratieve dienstverlening hield volgens verweerder in dat de (directeur van de) gemachtigde van klagers de administratie deed, de post verwerkte, toevoegingen op naam van verweerder aanvroeg en kantoorbenodigdheden aan verweerder beschikbaar stelde. Ook diende hij namens verweerder bezwaarschriften in. Wat hiervan zij, de raad heeft niet goed kunnen vaststellen wat de dienstverlening precies inhield. De samenwerking is – na een conflict – op 20 september 2015 geëindigd. Daarna heeft de gemachtigde van klagers in een tijdsbestek van enkele weken namens verschillende cliënten, waaronder klagers, bij de deken klachten ingediend over verweerder. In alle klachtdossiers bevindt zich een door de cliënt(e) ondertekende volmacht met daarbij een kopie van het paspoort van die cliënt(e). Van een aantal volmachten heeft verweerder de echtheid van de handtekening betwist, waarna de deken de gemachtigde om een kopie van het paspoort van die cliënt(e) heeft gevraagd met daarop een goed leesbare handtekening. Na ontvangst daarvan heeft verweerder op dit punt niet meer gereageerd en ook op de zitting is verweerder hier niet verder op doorgegaan. Ofschoon ook de raad twijfels heeft van wie de klachten in oorsprong zijn, ook omdat de gemachtigde noch de cliënten ter zitting zijn verschenen en de gemachtigde een zelfstandig belang lijkt te hebben bij de klachten, heeft verweerder, tegenover de ondertekende volmachten, onvoldoende aangevoerd op grond waarvan kan worden geoordeeld dat de verschillende cliënten inderdaad niet op de hoogte zijn van de namens hen ingediende klachten. Dit betekent dat klagers kunnen worden ontvangen in hun klacht.

Ad klachtonderdelen a), b) en klachtonderdelen d), e) en f) voor zover deze klachtonderdelen betrekking hebben op de bezwaarprocedures

5.3 De raad ziet aanleiding deze klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.

5.4 Verweerder heeft ten aanzien van deze klachtonderdelen aangevoerd dat hij in de periode van april tot en met september 2015 kantoorruimte heeft gehuurd van de gemachtigde van klagers. Verweerder heeft de (directeur van de) gemachtigde van klagers toestemming gegeven om op naam van verweerder bezwaarprocedures te voeren, een en ander nadat verweerder de in te dienen stukken zou hebben gecontroleerd en ondertekend. De (directeur van de) gemachtigde van klagers heeft zich niet aan deze afspraak gehouden en heeft de onderhavige bezwaarschriften zonder toestemming en/of medeweten van verweerder ingediend. De bezwaarschriften zijn ook niet door verweerder ondertekend. De gang van zaken is schriftelijk bevestigd door een juridisch medewerker die ten tijde van de onderhavige gebeurtenissen werkzaamheden verrichtte voor de gemachtigde van klagers. Verweerder heeft klagers in het kader van de bezwaarprocedures dus ook niet gesproken, geen intakegesprek met hen gevoerd een ook geen opdrachtbevestiging aan hen gezonden, aldus verweerder.

5.5 De raad overweegt dat deze klacht niet op zichzelf staat. In een drietal andere klachtzaken die de gemachtigde van klagers namens verschillende cliënten aanhangig heeft gemaakt en die gezamenlijk met de onderhavige klachtzaak ter zitting van de raad zijn behandeld (zaaknummer 16-890/A/A, 16-891/A/A en 16-893/A/A) zijn vergelijkbare verwijten aan het adres van verweerder gemaakt. In alle klachtzaken beschuldigen verweerder en de gemachtigde elkaar over en weer. Volgens de (directeur van de) gemachtigde heeft hij alle door hem op naam van verweerder ingediende bezwaarschriften onder verantwoordelijkheid van en in overleg met verweerder ingediend, terwijl verweerder stelt dat de bezwaarschriften waarop de verschillende klachten betrekking hebben zonder zijn toestemming en/of medeweten zijn ingediend. Hoe een en ander precies is gegaan kan de raad niet vaststellen. Wel is duidelijk dat verweerder in ieder geval de bezwaarfase door de (directeur van de) gemachtigde liet doen. Verweerder heeft voorts ter zitting verklaard dat hij zelf de post uit zijn postbus haalde en de post vervolgens ongezien aan een medewerker/neef van de gemachtigde gaf, die de post op zijn beurt toedeelde aan diegene die zich met de betreffende zaak bezig hield. De raad acht deze wijze van praktijkvoering bijzonder laakbaar. Zonder daarop (afdoende) toezicht te houden heeft verweerder een gedeelte van zijn praktijk uitbesteed en zijn kantoororganisatie zo ingericht, dat het mogelijk was dat de (directeur van de) gemachtigde op naam van verweerder bezwaarschriften kon indienen zonder dat verweerder – althans zo stelt hij – daarvan op de hoogte was en zonder dat aan verweerder geadresseerde post bij hem terecht kwam. Verweerder heeft door de wijze waarop hij zijn praktijk voerde tevens gehandeld in strijd met het bepaalde in Gedragsregel 38 (en de toelichting daarop), waarin is neergelegd dat de advocaat in beginsel zelf de belangen van zijn cliënt behoort te behartigen. Het indienen van bezwaarschriften behoort bij uitstek tot de taak die een advocaat zelf dient uit te voeren. Van aangelegenheden met een overwegend administratief karakter die hij aan een medewerker kan overlaten, is daarbij geen sprake. 

5.6 Verweerder heeft voorts, nadat hij erachter was gekomen dat op zijn naam bezwaarschriften waren ingediend, nagelaten dit met de desbetreffende cliënten te bespreken. Dit had wel op de weg van verweerder gelegen. Evenmin is gebleken dat verweerder de gemachtigde van klagers hierop heeft aangesproken.

5.7 De conclusie van het voorgaande is dat klachtonderdelen a) en b) alsmede klachtonderdelen d), e) en f) voor zover deze klachtonderdelen betrekking hebben op de bezwaarprocedures, gegrond zijn. De in de verschillende klachtonderdelen genoemde verwijten zijn immers terug te voeren op de laakbare wijze waarop verweerder zijn praktijk had ingericht.

Ad klachtonderdeel c) en klachtonderdelen d), e) en f) voor zover deze klachtonderdelen betrekking hebben op de beroepsprocedure

5.8 De raad ziet aanleiding deze klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.

5.9 Verweerder heeft ten aanzien van deze klachtonderdelen aangevoerd dat hij klagers pas voor het eerst heeft gesproken na de beschikking van de gemeente van 29 september 2015. Vooruitlopende op een beslissing van klagers heeft verweerder alvast pro forma beroep ingesteld teneinde te voorkomen dat de beroepstermijn ongebruikt zou verstrijken. Daarna is het dossier overgedragen. Van een formele intake en het opstellen van een schriftelijke opdrachtbevestiging is het dan ook niet meer gekomen, aldus verweerder.

5.10 De raad stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline de advocaat in beginsel is gehouden de instructies van zijn cliënt op te volgen. Keerzijde hiervan is dat de advocaat in beginsel geen (juridische) handeling(en) namens zijn cliënt dient uit te voeren, zonder diens voorafgaande toestemming. Dit kan anders zijn in bijzondere omstandigheden zoals in het geval het verstrijken van een beroepstermijn dreigt zonder dat contact opgenomen kan worden met de cliënt, of bij handelingen van ondergeschikte aard.

5.11 De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft niet betwist dat hij zonder overleg met en opdracht van klager beroep heeft ingesteld tegen de beschikking van de gemeente Amsterdam van 29 september 2015. Van bijzondere omstandigheden om van het hiervoor in 5.10 genoemde uitgangspunt af te wijken is de raad niet gebleken. Dat klager door het handelen van verweerder niet in zijn belangen is geschaad is geen bijzondere omstandigheid als hiervoor bedoeld. Ook klachtonderdeel c) is derhalve gegrond.

5.12 Verweerder heeft evenmin betwist dat hij geen intakegesprek met klager heeft gevoerd en hem ook geen opdrachtbevestiging heeft gestuurd. Dat had wel mogen worden verwacht van een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat. Klachtonderdeel e), voor zover dit klachtonderdeel betrekking heeft op de beroepsprocedure, is derhalve eveneens gegrond.

5.13 Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager kort na het indienen van het beroepschrift beëindigd en de zaak overgedragen aan de huidige gemachtigde van klagers. Dat verweerder klager niet op de hoogte heeft gehouden van de voortgang en de afloop van de beroepszaak en verweerder klager geen uitnodiging heeft gestuurd voor de zitting valt verweerder in het licht hiervan dan ook niet te verwijten. Klachtonderdelen d) en f), voor zover deze klachtonderdelen betrekking hebben op de beroepsprocedure, zijn derhalve ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad is van oordeel dat verweerder met zijn handelwijze het vertrouwen in de advocatuur ernstig heeft geschaad. Verweerder heeft de regie – in ieder geval wat betreft de bezwaarfase – volledig uit handen gegeven en onvoldoende toezicht gehouden op hetgeen er binnen zijn praktijk gebeurde. De raad acht dit bijzonder laakbaar. De cliënten van verweerder hebben hierdoor ernstig nadeel geleden. Tevens heeft verweerder zonder overleg met en toestemming van klager beroep ingesteld. De verweten gedragingen raken de kernwaarden van de advocatuur, waaronder met name de kernwaarden onafhankelijkheid en partijdigheid en integriteit. Gelet op de ernst van de aan verweerder verweten gedragingen zal de raad de maatregel van schorsing voor de duur van zes weken opleggen. De raad ziet aanleiding de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn te verkorten tot vijf jaar.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht (grotendeels) gegrond is verklaard, moet verweerder het door klagers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

7.2 De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Gelet op de connexiteit van de vijf door de gemachtigde van klagers namens verschillende cliënten over verweerder ingediende klachten ziet de raad aanleiding deze kosten vast te stellen op € 200,-. Deze kosten moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdelen a), b), c) en e) gegrond;

- verklaart klachtonderdelen d) en f) gegrond voor zover deze klachtonderdelen betrekking hebben op de bezwaarprocedures en voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van zes weken op;

- bepaalt dat de schorsing ingaat één maand na het onherroepelijk worden van deze beslissing, met dien verstande dat:

-  de onderhavige schorsing pas ingaat na afloop van eerder onherroepelijk geworden schorsingen,

-  verschillende op dezelfde dag onherroepelijk geworden schorsingen niet tegelijkertijd maar na elkaar worden tenuitvoergelegd, en dat

-  de onderhavige schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven;

- veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klagers;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 200,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten;

- bepaalt dat de in artikel 8a, derde lid, van de Advocatenwet bedoelde termijn wordt verkort tot vijf jaar.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. G. Kaaij, A.S. Kamphuis, M.W. Schüller en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 februari 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 6 februari 2017

verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl