ECLI:NL:TADRAMS:2017:216 Raad van Discipline Amsterdam 17-564/A/A/D

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:216
Datum uitspraak: 21-09-2017
Datum publicatie: 12-10-2017
Zaaknummer(s): 17-564/A/A/D
Onderwerp: Artikel 60 b e.v., subonderwerp: Artikel 60 b Advocatenwet
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Verzoek ex artikel 60b Advocatenwet. Verweerder langdurig afwezig en onbereikbaar zonder adequate waarnemingsregeling. Niet duidelijk in hoeverre en waar verweerder kantoor houdt. Deken gefrustreerd in toezichthoudende taak. Verweerder heeft kantoorruimte onbeheerd achtergelaten en sleutel overhandigd aan derden die deur kennelijk hebben geopend en vervolgens niet hebben afgesloten, zodat het voor onbevoegden mogelijk moet zijn geweest zich toegang tot kantoorruimte te verschaffen en dossiers in te zien. Verzoek om aanhouding afgewezen, verzoek tot schorsing met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd toegewezen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 21 september 2017

in de zaak 17-564/A/A/D

naar aanleiding van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 27 juli 2017 met kenmerk 4017-0493, door de raad ontvangen op 28 juli 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een verzoek ex artikel 60b Advocatenwet bij de raad ingediend. 

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad van 5 september 2017 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van zijn stafmedewerkster, en verweerder, vergezeld van zijn kantoorgenoot mr. K. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van het onder 1.1 bedoelde verzoek van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 8 van de bij dat verzoek gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennis genomen van de brief met bijlagen van verweerder aan de raad van 1 september 2017.

1.4 De raad doet vervroegd uitspraak op 21 september 2017. Partijen zijn van die datum in kennis gesteld.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Het kantoor van verweerder is officieel gevestigd in Amsterdam.

2.2 Op 2 december 2015 heeft verweerder de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de orde) per e-mail laten weten dat hij per 1 januari 2016 kantoor zal gaan houden in Rotterdam.

2.3 Op 7 november 2016 heeft de orde een melding binnengekregen van een incassobureau dat verweerder telefonisch niet bereikbaar was en ook niet reageerde op e-mailberichten. 

2.4 Op 13 maart 2017 heeft (de stafmedewerker van) de deken een e-mail gestuurd aan verweerder met onder meer de volgende inhoud:

“Hierdoor verzoek ik u dringend met spoed contact op te nemen met de Amsterdamse orde in verband met uw inschrijving op het tableau. U staat ingeschreven bij de Amsterdamse orde van advocaten, terwijl mij is gebleken dat u dat u reeds sinds 2015 bij een Rotterdams kantoor ([advocatenkantoor]) werkzaam bent. Wij ontvangen signalen dat u niet bereikbaar bent in Amsterdam. Kennelijk treedt u naar buiten nog steeds op onder de naam [advocatenkantoor]. Ook op verzoeken mijnerzijds gericht aan het bij ons bekende mailadres [e-mailadres] en [e-mailadres] reageert u niet.”

2.5 Hier is door verweerder niet op gereageerd.

2.6 Op 19 mei 2017 heeft de deken een brief gestuurd aan verweerder waarin een kantoorbezoek werd aangekondigd. Tevens werd verweerder daarin verzocht uiterlijk twee weken voorafgaand aan het kantoorbezoek een aantal stukken toe te zenden. Deze brief is ook per e-mail aan verweerder toegezonden. Hier is door verweerder niet op gereageerd.

2.7 Op 19 juli 2017 heeft de deken een brief gestuurd aan verweerder, waarin onder meer het volgende is meegedeeld:

“Inmiddels hebben verschillende medewerkers van mijn bureau op verschillende manieren geprobeerd contact met u te krijgen. Op de bij de orde bekende vaste telefoonlijn wordt niet opgenomen.

Mr. [H], stafmedewerker/advocaat bij de orde van advocaten te Amsterdam, heeft vandaag een bezoek gebracht aan uw kantooradres aan de [adres]. Op het desbetreffende adres is een garagebedrijf gevestigd. Er is geen naambordje zichtbaar, waaruit blijkt dat u op dat adres kantoor houdt. Er is wel mondeling door één van de aanwezigen meegedeeld, dat u een kamer zou huren.

Uit informatie van het internet blijkt dat u kantoor houdt bij [advocatenkantoor] in Rotterdam. Mr. [K] heeft dat overigens ook aan mr. [R], eveneens stafmedewerker/advocaat bij de orde van advocaten, bevestigd.

Uit een uittreksel uit de kamer van koophandel volgt dat [verweerder] Advocatuur is ingeschreven op [adres] te Rotterdam.

Op grond van artikel 12 Advocatenwet is het slechts toegestaan in één arrondissement op één locatie kantoor te houden. Gelet op de onduidelijkheden in uw kantooradres, verzoek ik u mij binnen twee dagen na heden te laten weten op welk adres u kantoor houdt en dat u op 25 juli a.s. om 10:00 uur op de [adres] aanwezig zult zijn om mij te ontvangen.

Verder verzoek ik u mij binnen twee dagen na heden de stukken waarom ik in mijn brief van 19 mei 2017 heb verzocht, toe te sturen.”  

2.8 Deze brief is ook per fax en per e-mail aan verweerder toegezonden. Hier is door verweerder niet op gereageerd.

2.9 Op 25 juli 2017 heeft een stafmedewerkster van de deken het kantooradres van verweerder in Amsterdam bezocht en een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Hierin staat, voor zover relevant, het volgende:

“Op dinsdag 25 juli 2017 om 10.00 uur heb ik ter uitvoering van het op 19 mei 2017 aangekondigde kantoorbezoek het kantooradres van [verweerder] bezocht. [Verweerder] huurt klaarblijkelijk een kamer in een garage. Aan de buitenzijde is geen naambordje te vinden. (…)

In de garage werkten twee monteurs die voorstelden dat ik boven kon wachten. Er was een wachtruimte voor de garage met een koffiezetapparaat, tafel, stoelen en een bankje. Er waren twee mensen aan het wachten voor de garage.

Aan de zijkant is een deur waarop de naam van [verweerder] wordt vermeld (foto). Ik heb aangeklopt en de deur geopend. De deur was niet afgesloten. Op de tafels kon ik dossiers open bloot zien liggen (foto).

[Verweerder] is niet verschenen en ik ben onverrichter zake weer weggegaan.”

2.10 Op 1 september 2017 heeft verweerder een brief gestuurd aan (de stafmedewerkster van) de deken, met als bijlagen een polisblad van zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering, afschriften van mutaties van zijn derdengeldenrekening en een model van een opdrachtbevestiging.

3 VERZOEK EX ARTIKEL 60B ADVOCATENWET

3.1 De deken verzoekt op grond van artikel 60b Advocatenwet verweerder voor onbepaalde tijd te schorsen in de uitoefening van de praktijk, aangezien hij tijdelijk of blijvend geen blijk geeft zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen en geen toezicht kan worden uitgeoefend op de in hoofdstuk 6 van de verordening op de advocatuur gestelde eisen aan de praktijkvoering.

3.2 De deken heeft zijn verzoek als volgt toegelicht:

Er is op verschillende momenten en herhaalde malen geprobeerd contact te krijgen met verweerder, waarop door verweerder niet is gereageerd. Door het ontbreken van enige reactie, het niet overleggen van de gevraagde schriftelijke stukken over onder meer zijn (financiële) praktijkvoering en door zonder mededeling afwezig zijn bij het kantoorbezoek wordt het toezicht ernstig gefrustreerd. Verder is bij het kantoorbezoek van 25 juli 2017 geconstateerd dat de deur van de kantoorruimte van verweerder niet was afgesloten. Hierdoor konden de aanwezige wachtenden onbelemmerd naar binnen en kennis nemen van de daar aanwezige dossiers. Voorts is er onduidelijkheid over het vestigingsadres van verweerder.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat hij inderdaad enige tijd afwezig en onbereikbaar is geweest, maar dat zijn praktijkvoering daar niet onder heeft geleden. Verweerder stelt dat hij even wat rustiger aan wilde doen, waartoe hij ongeveer een jaar geleden is begonnen met het afbouwen van zijn praktijk. Op dit moment lopen er nog twee zaken, maar in die zaken hoefde niets te gebeuren. Er was geen waarneming, er was ook niets geregeld voor de post. Dat was in beginsel ook niet nodig, aldus verweerder. Verweerder stelt dat hij er niet op had gerekend dat de orde contact met hem op zou kunnen nemen.

4.2 Verweerder geeft voorts aan dat mr. K. hem ongeveer twee jaar geleden heeft gevraagd of hij naar Rotterdam wilde komen. Tot op heden zit verweerder nog voornamelijk in Amsterdam, maar hij rijdt ook af en toe naar Rotterdam. Het kantooradres is nog niet formeel gewijzigd van Amsterdam naar Rotterdam. Verweerder geeft aan dat hij voornemens is dat zo snel mogelijk te doen en dan ook de huur van de kantoorruimte in Amsterdam op te zeggen. Verweerder stelt dat hij zijn kantoorruimte in Amsterdam afgesloten heeft achtergelaten, waarna hij in goed vertrouwen de sleutel heeft afgegeven aan iemand in het pand in verband met mogelijke calamiteiten. Kennelijk heeft diegene de deur open gemaakt en vervolgens niet meer afgesloten, aldus verweerder.

4.3 Verweerder verzoekt de raad om de zaak aan te houden, aangezien hij reeds (gedeeltelijk) gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de deken om stukken. De ontbrekende stukken zullen zo snel mogelijk worden nagezonden.

5 BEOORDELING

5.1 Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat niet duidelijk is in hoeverre, en zo ja, waar verweerder een advocatenpraktijk uitoefent. Voorts is verweerder niet behoorlijk bereikbaar gebleken. Vaststaat dat verweerder niet, althans niet tijdig en niet volledig, heeft gereageerd op verzoeken van de deken om informatie, onder meer ten aanzien van (financiële) aangelegenheden betreffende zijn kantoorvoering. Ook staat vast dat verweerder zonder bericht niet aanwezig is geweest tijdens het door de deken aangekondigde kantoorbezoek. Daarmee frustreert verweerder de deken in zijn toezichthoudende taak. Verder staat vast dat verweerder in 2017 langdurig afwezig is geweest, terwijl er door hem geen adequate waarnemingsregeling was getroffen. Van verweerder mag wel worden verwacht dat hij een adequate waarnemingsregeling treft gedurende een dergelijke langdurige afwezigheid, zodat ontvangen e mails/brieven en telefoontjes worden beantwoord. Verweerder mocht er niet zomaar op vertrouwen dat hij geen e-mails/brieven of telefoontjes zou ontvangen in de periode van zijn afwezigheid. Voorts heeft verweerder zijn kantoorruimte in Amsterdam onbeheerd achtergelaten en de sleutel overhandigd aan derden die de deur kennelijk hebben geopend en vervolgens niet hebben afgesloten, zodat het voor onbevoegden mogelijk moet zijn geweest zich toegang tot die kantoorruimte te verschaffen en aldaar dossiers in te zien. De raad rekent dit verweerder zwaar aan. De raad stelt vast dat niet is gebleken dat verweerder zijn kantoororganisatie op orde heeft.

5.2 Gelet op het bovenstaande komt de raad tot het oordeel dat verweerder er geen blijk van geeft zijn praktijk thans behoorlijk te kunnen uitoefenen, en er ook geen aanleiding is te veronderstellen dat dit op korte termijn wel het geval zal zijn, op grond waarvan de raad verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk zal schorsen. Uiteraard is het de verantwoordelijkheid van verweerder om zorg te dragen voor tijdige en adequate overdracht van zijn lopende zaken.

5.3 De raad wijst het verzoek van verweerder om de zaak aan te houden af. Verweerder heeft in beginsel in eigen hand of en wanneer de schorsing zal worden opgeheven, aangezien hij te allen tijde om opheffing van de schorsing kan verzoeken waarna de raad alsdan opnieuw zal hebben te beoordelen of verweerder er blijk van geeft zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen.

BESLISSING

De raad van discipline wijst het verzoek van de deken toe en schorst verweerder ex artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk.

Aldus beslist door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. A, de Groot, M. Middeldorp, S. Wieberdink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 21 september 2017 verzonden.