ECLI:NL:TADRAMS:2017:16 Raad van Discipline Amsterdam 16-794/A/A 16-795/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:16
Datum uitspraak: 16-01-2017
Datum publicatie: 09-02-2017
Zaaknummer(s):
  • 16-794/A/A
  • 16-795/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Samenvatting: Klacht tegen advocaat wederpartij. Geen strijd met Gedragsregel 7 lid 4. Evenmin sprake van valsheid in geschrifte. Klacht in beide onderdelen ongegrond.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 16 januari 2017

in de zaken 16-794/A/A en 16-795/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

advocaten te Amsterdam     

verweerders

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 25 november 2014 heeft de gemachtigde van klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een bemiddelingsverzoek ingediend ter zake een door haar gesignaleerd tegenstrijdig belang. De gemachtigde van klager heeft haar verzoek bij e-mail van 29 november 2014 nader toegelicht. Verweerders hebben bij faxbericht van 1 december 2014 geantwoord. Bij brief van diezelfde dag heeft de gemachtigde van klager haar bemiddelingsverzoek omgezet in een tuchtklacht.

1.2 Bij brief aan de raad van 19 augustus 2016 met kenmerk 4014-0900, door de raad ontvangen op 22 augustus 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 november 2016 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 Na afloop van de mondelinge behandeling op 7 november 2016 is de raad gebleken dat de klacht is ingediend voor 1 januari 2015. De klacht dient derhalve behandeld en beoordeeld te worden op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Dit brengt mee dat aan de behandeling en de beslissing van de klacht op straffe van nietigheid door vijf leden van de raad van discipline moet worden deelgenomen. Omdat de behandeling op 7 november 2016 door drie tuchtrechters heeft plaatsgevonden, heeft de raad de behandeling van de klacht heropend en de klacht opnieuw behandeld ter zitting van de raad van 12 december 2016 in aanwezigheid van de gemachtigde van klager en verweerders. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 28 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van de gemachtigde van klager van 8 december 2016.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager, die bij arrest van 22 januari 2016 is veroordeeld tot zeven jaar en zes maanden gevangenisstraf voor poging tot uitlokking van huurmoord, is verwikkeld (geweest) in een procedure tegen Google Inc. en Google Netherlands B.V. (hierna gezamenlijk te noemen Google). Verweerders zijn de advocaten van Google.

2.2 In die procedure vorderde klager onder meer dat een aantal op hem betrekking hebbende zoekresultaten werd verwijderd uit de zoekmachine van Google, Google Search, waaronder pagina’s op respectievelijk Amazon.com, books.google.nl en Abebooks.com waarop informatie staat over het boek “De Amsterdamse escort-huurmoord”. Eén van de stellingen van Google in de procedure was dat de desbetreffende zoekresultaten van belang waren bij een zoekopdracht naar klager, omdat zij betrekking hadden op een recent boek dat gaat over klager. Ter nadere onderbouwing van dat argument heeft Google aangevoerd dat het boek nog altijd verkrijgbaar is en heeft zij productie 32 met als titel “Leveringsbevestiging Abebooks” in het geding gebracht.

2.3 Bij vonnis in kort geding van 18 september 2014 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam de vorderingen van klager afgewezen. Op 29 september 2014 is klager in spoedappel gegaan van dit vonnis.

2.4 Op 15 oktober 2014 heeft mr. Van H. zich voor de rol van 21 oktober 2014 als procesadvocaat gesteld voor Google. Mr. Van H. is werkzaam bij Stibbe. Verweerder is van 1 september 2000 tot en met 31 december 2004 werkzaam geweest bij Stibbe. Klager is in het verleden cliënt geweest van mr. F., die tot 1997 advocaat bij (de rechtsvoorganger van) Stibbe was. In het rolbericht van mr. Van H. van 15 oktober 2014  staat, ter toelichting op het bezwaar van Google tegen spoedappel met verkorting van de termijn voor de memorie van antwoord, dat het geschil een uitgebreide feitelijke voorgeschiedenis heeft.

2.5 Bij brief van 16 oktober 2014 heeft de gemachtigde van klager mr. Van H., onder verwijzing naar Gedragsregel 7 lid 4 tot en met 7, verzocht zich terug te trekken.

2.6 Verweerder heeft de gemachtigde van klager bij e-mail van diezelfde dag bericht:

“Wij ontvingen van de roladministratie van Stibbe afschrift van jouw brief aan Stibbe van heden. Die brief berust op een misverstand: niet [mr. Van H.] of enige andere advocaat van Stibbe maar ondergetekende is en blijft behandelend advocaat van Google in deze zaak. Wij maken alleen gebruik van de roladministratie van Stibbe, zoals wij dat regelmatig in rolzaken doen.”

2.7 Op 17 oktober 2014 heeft mr. Van H. zich onttrokken als advocaat van Google. Verweerster heeft zich vervolgens als advocaat van Google gesteld.

2.8 Op 18 november 2014 hebben verweerders namens Google een memorie van antwoord ingediend. In die memorie van antwoord staat, voor zover relevant:

“Wellicht zou het voor Google Inc. eenvoudiger zijn, zeker als zij wordt geconfronteerd met een veeleisende en proceslustige klager als [naam klager], om de desbetreffende zoekresultaten maar gewoon te onderdrukken.”

2.9 Bij e-mail van 20 november 2014 heeft de gemachtigde van klager verweerders onder meer het volgende geschreven:

“Helaas kan ik na uw niet mis te verstane verwijzing onder uw paragraaf 18 van de memorie van antwoord d.d. 18 november 2014 (…) en wel de volzin “Wellicht zou het voor Google Inc. eenvoudiger zijn, zeker als zij wordt geconfronteerd met een veeleisende en proceslustige klager als [klager] om de desbetreffende zoekresultaten maar gewoon te onderdrukken.”, niet anders concluderen dan dat u aldaar gebruik heeft of lijkt te hebben gemaakt van bijzondere kennis en wetenschap over cliënt, nog aanwezig te achten bij het bij de formele advocaatstelling door uw kantoor als uw procesadvocaat c.q. procesgemachtigde ingeschakelde advocatenkantoor Stibbe (…), de kantoororganisatie die mijn cliënt in het verleden heeft bijgestaan. (…)

Van het feit van (schijn van) belangenverstrengeling bent/was u op de hoogte geraakt nota bene middels doorzending van mijn aan Stibbe (…) gerichte faxbrief d.d. 16 oktober 2014 zonder mij of cliënt daarin vooraf te hebben gekend, laat staan daarvoor toestemming te hebben verkregen (…) ‘Chinese Walls’ volstaan om die reden juist niet, zoveel moge een ieder duidelijk zijn. Vrij letterlijk is hier aan de orde het geval van “doorbrieven”. De inhoud van mijn schrijven en de daarin noodzakelijkerwijze te berde gebrachte informatie gerelateerd aan cliënt is u in elk geval bekend. Zo niet méér; hetgeen niet (meer) is uit te sluiten, nu u middels het geciteerde de schijn van het tegendeel tegen u heeft (afgeroepen).

Bezien de bovenstaande constatering (van de schijn,) dat u zich aan belangenverstrengeling ten nadele van mijn cliënt schuldig heeft gemaakt (…) maakt mijn cliënt er bij deze (…) uitdrukkelijk bezwaar tegen, dat uw kantoor in deze kwestie in hoger beroep nog verder tegen hem optreedt.”

2.10 Verweerder heeft bij e-mail van dezelfde dag gereageerd op de e-mail van de gemachtigde van klager. In die e-mail staat, voor zover relevant:

“Er bestaat geen gedragsrechtelijke of overige aanleiding voor mijn kantoor om zich uit deze zaak terug te trekken en dat zal mijn kantoor dus ook niet doen.

(…) Wat er verder ook zij van deze zinsnede en de opvatting van uw cliënt daarover, met enig gebruik van van Stibbe verkregen “bijzondere kennis” over uw cliënt, of daaraan te relateren “belangenverstrengeling”, heeft het niets te maken, noch bestaat daarvan enige schijn. Met de roladministratie van Stibbe hebben wij niet gesproken over de inhoud van deze zaak, laat staan over enige andere zaak waarbij uw cliënt kennelijk in het verleden is betrokken.”

2.11 Bij e-mail van 21 november 2014 heeft de gemachtigde van klager verweerders onder meer meegedeeld:

“”Cliënt heeft mij zojuist laten weten geen genoegen te zullen nemen met uw verklaring. Namens hem voer ik hierbij, in aanvulling op de eerder geuite bezwaren, aan, dat naar verluidt bij de oprichting van uw advocatenkantoor in november 2004, de hele IE-praktijk van Stibbe, Blaisse & De Jong is “meegegaan” (…) Naar men mag aannemen betekent dat in de praktijk van (de fusie van) advocatenkantoren dat de te bewaren dossiers meegaan c.q. mede worden overgedragen (…)

In casu geldt dan ook eens te meer dat u de schijn van een mogelijke belangenverstrengeling tegen u heeft; ten overstaan van mijn cliënt is immers niet uit te sluiten dat uw kantoororganisatie niet de beschikking heeft over zijn zaaksdossier(s) (…)”

2.12 Bij e-mail van 24 november 2014 heeft verweerder de gemachtigde van klager bericht dat er bij de oprichting van het kantoor geen enkel dossier is meegenomen.

2.13 Op 9 december 2014 heeft de gemachtigde van klager namens klager aangifte jegens verweerders gedaan wegens het in het geding brengen van een vals, valselijk opgemaakt en/of vervalst stuk in een civielrechtelijke procedure tussen klager en Google. Klager doelt hiermee op de hiervoor in 2.2 genoemde productie 32 van Google. Die productie maakte tevens onderdeel uit van het procesdossier in hoger beroep.

2.14 Bij brief van 29 december 2014 heeft de officier van justitie de gemachtigde van klager meegedeeld dat de aangifte is geseponeerd. De gemachtigde van klager heeft hiertegen een klaagschrift ingediend. Bij beschikking van 18 mei 2016 heeft de beklagkamer van het Gerechtshof Amsterdam het beklag afgewezen.

2.15 In de hiervoor in 2.3 genoemde appelprocedure heeft het hof op 31 maart 2015 arrest gewezen en het vonnis van de voorzieningenrechter van 18 september 2014 bekrachtigd. Klager is hiertegen in cassatie gegaan en op 21 januari 2016 heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van klager  afgewezen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) zich schuldig maken aan belangenverstrengeling door tegen klager op te treden;

b) zich schuldig hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte en een onjuist standpunt in de procedure hebben ingenomen.

4 VERWEER

4.1 Verweerders voeren verweer waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 In dit klachtonderdeel verwijt klager verweerders dat zij gebruik hebben gemaakt van bijzondere kennis en wetenschap over hem, afkomstig van mr. Van H., werkzaam bij Stibbe, welk kantoor klager in het verleden heeft bijgestaan. Volgens klager blijkt dit uit de verwijzing in het rolbericht van 15 oktober 2014 naar de lange feitelijke voorgeschiedenis van het geschil en uit de hiervoor in 2.8 geciteerde zin uit de memorie van antwoord van verweerders.

5.3 De raad overweegt dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een (voormalige) cliënt. Een advocaat dient zich niet in een situatie te begeven dat hij in een belangenconflict met zijn cliënten raakt, terwijl voorts elke cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke informatie niet tegen hem kan en zal worden gebruikt. Gedragsregel 7 lid 4 bepaalt daarom dat het een advocaat niet is toegestaan tegen een voormalige cliënt of een bestaande cliënt van hem of een kantoorgenoot van hem op te treden, behoudens het bepaalde in de leden 5 en 6 van Gedragsregel 7.

5.4 Niet is in geschil dat klager in een ver verleden – volgens de gemachtigde van klager was dit omstreeks 1997, volgens verweerders moet dit omstreeks 1990 zijn geweest – is bijgestaan door mr. F., die tot 1997 advocaat bij Stibbe is geweest en sinds 1997 raadsheer is. Evenmin is in geschil dat mr. Van H., die zich op 15 oktober 2014 als procesadvocaat van Google had gesteld, als advocaat werkzaam is bij Stibbe en verweerder van 1 september 2000 tot 31 december 2004 bij Stibbe heeft gewerkt. Voor zover klager in het licht hiervan kan worden aangemerkt als voormalig cliënt van een kantoorgenoot van verweerder overweegt de raad het volgende.

5.5 Klager is minimaal 19 jaar geleden bijgestaan door mr. F. Vanwege dit ruime tijdsverloop is de raad van oordeel dat zich in beginsel geen belangenconflict als bedoeld in Gedragsregel 7 meer kan voordoen. Dat is slechts anders indien op grond van bijzondere omstandigheden blijkt van een belangenconflict. Het is aan klager om dat aan te tonen. Daarin is klager niet geslaagd. Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerders vertrouwelijke informatie over klager van mr. Van H. hebben gekregen. De enkele verwijzing in het rolbericht van mr. Van H. van 15 oktober 2014 naar de lange feitelijke voorgeschiedenis van het geschil (zie hiervoor, 2.4) en de zinsnede “een veeleisende en proceslustige klager als [naam klager]” in de memorie van antwoord van verweerders van 18 november 2014 (zie hiervoor, 2.8) zijn daartoe volstrekt onvoldoende. Dat sprake is van (de schijn van) belangenverstrengeling en verweerders Google daarom niet langer hadden mogen bijstaan is derhalve niet gebleken. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond. 

Ad klachtonderdeel b)

5.6 De gemachtigde van klager heeft dit klachtonderdeel ter zitting aldus toegelicht dat klager verweerders verwijt in eerste aanleg een productie (productie 32) in het geding te hebben gebracht met als titel “Leveringsbevestiging Abebooks.com”, terwijl dit geen leveringsbevestiging was.

5.7 De raad overweegt als volgt. Productie 32 betreft een orderbevestiging d.d. 12 augustus 2014 van de website www.abebooks.com van het boek The Amsterdam Escort Assassin. Hoewel een orderbevestiging strikt genomen geen leveringsbevestiging is, is de raad van oordeel dat verweerders niet tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld door productie 32 aan te duiden als Leveringsbevestiging Abebooks.com. Ook klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

5.8 De raad merkt ten overvloede op dat de door de gemachtigde van klager namens klager gedane strafrechtelijke aangifte jegens verweerders (zie hiervoor, 2.13) in dit kader misplaatst voorkomt.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, N.M.N. Klazinga, C.C. Oberman en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 januari 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 16 januari 2017

verzonden aan:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

- de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

- het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

- verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl.

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl