ECLI:NL:TADRAMS:2017:157 Raad van Discipline Amsterdam 17-373/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:157
Datum uitspraak: 03-07-2017
Datum publicatie: 10-07-2017
Zaaknummer(s): 17-373/A/NH
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 3 juli 2017

in de zaak 17-373/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 11 mei 2017 met kenmerk td/md/16-470, door de raad ontvangen op 12 mei 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Klager en verweerder zijn – via een andere advocaat, mr. M – begin oktober 2015 met elkaar in contact gekomen in verband met een geschil van klager met zijn verhuurder Ymere. Er is een afspraak gemaakt voor een gesprek op 2 november 2015.

1.2 Bij brief van 14 oktober 2015 heeft verweerder klager bericht dat hij klagers zaak in behandeling neemt en dat hij een toevoeging voor klager heeft aangevraagd.

1.3 Bij brief van 30 oktober 2015 heeft verweerder klager meegedeeld dat de toevoeging is verleend en dat de eigen bijdrage is vastgesteld op € 196,-. Tevens heeft verweerder de afspraak op 2 november 2015 bevestigd en heeft hij klager meegedeeld dat hij het lijvige dossier inmiddels heeft bestudeerd.

1.4 Op 2 november 2015 heeft het gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerder.

1.5 Bij brief van 3 november 2015 heeft verweerder klager onder meer meegedeeld:

“Ik zal mij voor u bezighouden met uw geschillen met Ymere. Die geschillen gaan minimaal dertig jaar terug. Wij hebben in grote lijnen uw geschil met Ymere besproken om in kaart te brengen welke aanspraken u nu nog tegenover Ymere kunt maken.

In dit kader kwam aan de orde uw miljoenenclaim terzake van schade aan uw inboedel op Ymere, voortvloeiende uit lekkage in 1984. Ik heb u uitgelegd dat deze vordering is verjaard. IK zal dit geschilpunt niet behandelen.

Ik zal mij voor u bezighouden met de geschilpunten met Ymere die nu nog spelen. Dat zijn twee issues:

1) Het verhelpen van de gebreken (…)

2) De afrekening van de servicekosten (…)

Ik zal Ymere aanschrijven terzake van de gebreken en de afrekening van de servicekosten, zodra ik u inhoudelijke reactie heb ontvangen en zodra u de verschuldigde eigen bijdrage, waarvoor ik u vorige week een factuur zond, heeft voldaan.”

1.6 Op 18 november 2015 heeft verweerder klager bericht dat hij geen reactie meer van klager heeft ontvangen op de brief van 3 november 2015 en dat hij van mr. M heeft begrepen dat klager niet wil dat verweerder de zaak verder behandelt. Verweerder heeft klager verzocht hem te berichten of dit inderdaad zo is.

1.7 Bij faxbericht van 21 november 2015 heeft klager verweerder meegedeeld dat hij niet langer wenst door hem te worden bijgestaan, hetgeen verweerder bij brief van 25 november 2015 aan klager heeft bevestigd, met daarbij de mededeling dat hij het dossier zal sluiten. Tevens heeft verweerder klager meegedeeld dat hij begrijpt dat klager het dossier niet van hem terug wil ontvangen, maar van mr. M, en dat hij het dossier daarom aan haar kantoor ter beschikking zal stellen met de vraag of zij het aan klager zou willen terugsturen.

1.8 Klager heeft de verleende toevoeging in laten trekken door de Raad voor Rechtsbijstand.

1.9 Bij diverse brieven, door de deken ontvangen op 2 december 2016, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) ten onrechte gefinancierde rechtsbijstand voor klager heeft aangevraagd;

b) stukken uit de tas van klager heeft gehaald zonder klagers toestemming;

c) klager heeft vernederd en gediscrimineerd;

d) te lang over de zaak van klager heeft gedaan.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Uit het klachtdossier blijkt dat verweerder klager bij brief van 14 oktober 2015 (zie hiervoor, 1.2) heeft meegedeeld dat hij een toevoeging voor hem heeft aangevraagd en dat hij klager bij brief van 30 oktober 2015 (zie hiervoor, 1.3) heeft meegedeeld dat de toevoeging is verleend. Uit het klachtdossier blijkt niet dat klager op enig moment bezwaar heeft gemaakt tegen het aanvragen van een toevoeging door verweerder. Ook overigens valt niet in te zien waarom het verweerder tuchtrechtelijk te verwijten valt dat hij een toevoeging voor klager heeft aangevraagd. De toevoeging is overigens nadien op verzoek van klager ingetrokken. Klachtonderdeel a) is derhalve kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.2 Verweerder voert aan dat klager het dossier, dat zich bevond in twee dikke plastic tassen, vrijwillig op het kantoor van verweerder heeft achtergelaten ter bestudering. Tijdens het gesprek op 2 november 2015 heeft verweerder twee relevante pagina’s uit een derde plastic tas gekopieerd en gevoegd bij de twee andere plastic tassen. Nadat verweerder het dossier van klager had gesloten, heeft hij het dossier door mr. M aan klager terug laten sturen, aldus verweerder.

4.3 De voorzitter overweegt dat klager zijn klacht, tegenover het verweer van verweerder, niet heeft onderbouwd. Derhalve is niet vast komen te staan dat verweerder stukken uit de tas van klager heeft gehaald zonder zijn toestemming. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

4.4 Dat verweerder klager heeft vernederd en/of gediscrimineerd heeft klager niet feitelijk onderbouwd. Ook het klachtdossier biedt hiervoor geen enkel aanknopingspunt. Klachtonderdeel c) is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

4.5 Klager heeft evenmin onderbouwd dat verweerder te lang over de zaak heeft gedaan. Het klachtdossier biedt hiervoor ook geen aanknopingspunten. Daaruit blijkt juist dat verweerder vrijwel direct na het gesprek met klager op 2 november 2015 schriftelijk aan klager heeft bevestigd wat hij voor hem zou kunnen betekenen in het geschil met Ymere (zie hiervoor, 1.5). Klager heeft echter niet gereageerd op deze brief van verweerder en heeft de samenwerking met verweerder vervolgens bij brief van 21 november 2015 beëindigd (zie hiervoor, 1.7). Ook klachtonderdeel d) is mitsdien kennelijk ongegrond.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 3 juli 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 3 juli 2017 verzonden.