ECLI:NL:TADRAMS:2017:149 Raad van Discipline Amsterdam 17-255/A/NH/D

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:149
Datum uitspraak: 26-06-2017
Datum publicatie: 03-07-2017
Zaaknummer(s): 17-255/A/NH/D
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Schrapping
Inhoudsindicatie: Een 60b geschorste advocaat is ook tijdens zijn schorsing op geen enkele manier bereikbaar, heeft geen aangiftes gedaan met betrekking tot de CCV, heeft de entreetoets niet gedaan, heeft de hoofdelijke omslag 2016 niet voldoen en heeft zeer waarschijnlijk geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Schrapping en proceskostenveroordeling

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 26 juni 2017

in de zaak 17-255/A/NH/D

naar aanleiding van de klacht van:

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 16 maart 2017 met kenmerk td/np/16-301, door de raad ontvangen op 16 maart 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna de deken) haar bezwaar ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 15 mei 2017 in aanwezigheid van de deken en mevrouw mr. Th.M. Dams, adjunct-secretaris. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 18 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder is door de raad op 18 oktober 2016 op grond van artikel 60b Advocatenwet met onmiddellijke ingang geschorst in de uitoefening van de praktijk. De raad heeft een waarnemer (hierna de waarnemer) aangesteld. De beslissing luidt, voor zover van belang:

“De raad is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting genoegzaam is gebleken dat verweerder geen blijk heeft gegeven zijn praktijk behoorlijk uit te kunnen oefenen. Hiertoe overweegt de raad onder meer dat verweerder op geen enkele manier bereikbaar is (zowel voor de deken als cliënten), onduidelijkheid bestaat over zijn kantooradres, hij een achterstand heeft bij het LDCR inzake griffierechten en hij evident termijnen heeft laten verstrijken in voor zijn cliënt gevoerde gerechtelijke procedures. Verweerder heeft daarnaast niet voldaan aan de voor een zelfstandig advocaat basale verplichting van het invullen van de entreetoets. Ook heeft verweerder – op de voicemail op de zittingsdag van de raad na – op geen enkele wijze gereageerd op onderhavig verzoek van de deken en de oproeping van de raad. Voornoemde feiten en omstandigheden leiden onvermijdelijk tot het treffen van een maatregel zoals door de deken verzocht.”

2.2 Bij brief van 4 januari 2017 heeft de waarnemer aan de deken verslag gedaan van zijn bevindingen. De brief luidt, voor zover van belang:

“Na de schorsing op 18 oktober 2016 (…) ben ik op 19 oktober 2015 [lees: 2016, rvd] naar het kantoor van [verweerder] (…) getogen. De aldaar aanwezige – kantoorgerelateerde – stukken heb ik meegenomen. Op 18 en 19 oktober heb ik kort contact gehad met [verweerder] via whats app. Hij gaf aan in het buitenland te zitten en onder behandeling te zijn wegens een ernstige ziekte. Ik heb daarna geen contact meer kunnen krijgen met [verweerder].

(…)

Het ziet er naar uit dat [verweerder] zich volledig heeft afgesloten voor de buitenwereld. Ik heb niet de indruk dat hij nog werkzaamheden als advocaat verricht en dat zijn praktijk op sterven na dood was op het moment van zijn schorsing.”

2.3 Aan de deken is gebleken dat verweerder zich heeft laten uitschrijven bij de Gemeentelijke Basisadministratie en daar heeft laten noteren dat hij is vertrokken naar onbekende bestemming.

3 HET DEKENBEZWAAR 

3.1 De deken verzoekt de raad om verweerder van het tableau te schrappen en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd:

a) verweerder geeft zich nog steeds uit voor advocaat terwijl hij weet, althans behoort te weten dat hij geschorst is;

b) verweerder is ook tijdens zijn schorsing feitelijk onvindbaar; ook de waarnemer krijgt geen contact;

c) verweerder heeft geen aangiftes gedaan; evenmin is de hoofdelijke omslag voldaan;

d) toezicht houden is daardoor onmogelijk.

4 BEOORDELING

4.1 De raad ziet aanleiding de verschillende bezwaaronderdelen gezamenlijk te behandelen.

4.2 Zonder bericht van verhindering is verweerder niet verschenen op de zitting in deze zaak van 15 mei 2017. Verweerder is voor de zitting opgeroepen door middel van een aangetekende brief en een gewone brief naar zijn bij de deken bekende kantooradres. Daarnaast is dat gebeurd per e-mailbericht. Deze drie wijzen van oproepen zijn dezelfde als voor de zitting die heeft geleid tot de beslissing van 18 oktober 2016 (zie 2.1), waar verweerder toen wel op reageerde. Hoewel er in deze zaak voor verweerder grote belangen op het spel lijken te staan, heeft de raad geen aanleiding gezien om de behandeling ervan aan te houden.

4.3 De raad overweegt dat verweerder ook tijdens zijn schorsing op geen enkele manier – op een kort Whatsapp-contact met de waarnemer op 18 en 19 oktober 2016 na – bereikbaar is (zowel voor de deken als de waarnemer). Zijn telefoonnummers zijn buiten gebruik en uit navraag bij de gemeente is de deken gebleken dat verweerder is vertrokken met bestemming onbekend. De deken heeft voorts onbetwist gesteld dat verweerder tot op heden geen aangiftes heeft gedaan met betrekking tot de CCV, de entreetoets niet heeft gedaan, de hoofdelijke omslag 2016 niet heeft voldaan en zeer waarschijnlijk geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering heeft.  Het bezwaar is in zoverre dan ook gegrond. Daar komt nog bij dat de deken een brief heeft overgelegd van 3 december 2016 uit naam van verweerder en op briefpapier van een advocatenkantoor met de achternaam van verweerder, waarin een advies aan een cliënt wordt gegeven. Het heeft er dan ook alle schijn van dat verweerder zich ondanks de hem opgelegde schorsing als advocaat heeft gepresenteerd en in die hoedanigheid een cliënt heeft geadviseerd.

4.4 Gezien de aard en ernst van het gegrond bevonden bezwaar is het naar het oordeel van de raad niet verantwoord dat verweerder nog langer als advocaat staat ingeschreven. De raad acht daarom de maatregel van schrapping van het tableau passend en geboden en zal daartoe dan ook overgaan. De raad zal daarbij bepalen dat de deken het bericht dat aan verweerder de maatregel van schrapping is opgelegd zal verspreiden onder de advocaten binnen haar arrondissement. De raad neemt verder aan dat de deken zal proberen deze uitspraak via e-mail aan verweerder bekend te maken.

4.5 De raad ziet aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze proceskosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het dekenbezwaar gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van schrapping op, ingaande op de  tweede dag na het onherroepelijk worden van deze beslissing;  

- bepaalt dat de deken het bericht dat aan verweerder de maatregel van schrapping is opgelegd zal verspreiden onder de advocaten binnen haar arrondissement;

- veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. S. van Andel, L.H. Rammeloo, S. Wieberdrink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2017 verzonden.