ECLI:NL:TADRAMS:2017:147 Raad van Discipline Amsterdam 17-202/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:147
Datum uitspraak: 26-06-2017
Datum publicatie: 03-07-2017
Zaaknummer(s): 17-202/A/A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht van zoon over advocaat van zijn inmiddels overleden vader. Klager is niet-ontvankelijk in zijn klacht vanwege ontbreken rechtstreeks belang.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 26 juni 2017

in de zaak 17-202/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 10 november 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 2 maart 2017 met kenmerk 4016-0790, door de raad ontvangen op 6 maart 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 mei 2017 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 9 van de bij die brief gevoegde inventarislijst. Tevens heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van verweerder aan de raad van 9 april 2017, door de raad ontvangen op 11 april 2017, en van de brief met bijlagen van klager aan de raad van 1 mei 2017, door de raad ontvangen op 4 mei 2017.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerder was de advocaat van de in februari 2015 overleden vader van klager (hierna ‘de vader’). 

2.2 Op 8 september 2014 heeft verweerder namens de vader een verzoekschrift tot ondercuratelestelling ingediend . In het verzoekschrift is de rechtbank verzocht de jongste zuster van klager tot curator te benoemen en om klager noch zijn oudste zuster bij de behandeling van het verzoek te betrekken.

2.3 Op 13 november 2014 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek tot ondercuratelestelling plaatsgevonden. Het proces-verbaal luidt, voor zover relevant:

“[de vader]

Wat ik heb aangevraagd is dat ik ondercuratelestelling wil. Dit betekent dat iemand anders mijn verplichtingen op zich zal nemen, omdat het anders niet goed gaat. De curator wordt mijn dochter. Als dit niet kan, dan wil ik dat mijn vrouw dit wordt.

[de moeder]

(…)

Ik hoor de kantonrechter zeggen, dat de verzoeker niet ontvankelijk is, omdat u de verzoeker niet volledig wilsbekwaam acht.

(…)

[de vader]

Alles aan mijn dochter overlaten vind ik een beetje veel.

(…)

[de jongste zus van klager]

(…) Ik wil niet dat mijn broer op de hoogte wordt gesteld van dit verzoek, want ik verwacht dan een hoop gedoe. Ik hoor u zeggen dat u hem wel als belanghebbende zult oproepen.”

2.4 Het verzoek tot ondercuratelestelling is na de zitting ingetrokken.

2.5 Op 4 december 2014 hebben de vader, de moeder en de jongste zuster van klager een overeenkomst van lastgeving gesloten, opgesteld door verweerder. Daarin is de jongste zuster van klager benoemd tot lasthebber van de vader en de moeder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) een verzoekschrift tot ondercuratelestelling heeft ingediend terwijl hij wist dat de vader in de war was;

b) in het verzoekschrift heeft vermeld dat de vader wenste dat de zus van klager tot curator zou worden benoemd en dat klager noch zijn andere zus daarover gehoord hoefden te worden.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De raad ziet zich voor alles voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht.

5.2 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

5.3 Vast staat dat klager cliënt noch wederpartij van verweerder is (geweest). Klager is weliswaar de zoon van de inmiddels overleden cliënt van verweerder, maar hij heeft in die hoedanigheid slechts een afgeleid belang en dat is onvoldoende om zijn klacht over verweerder ontvankelijk te doen zijn. Dat klager anderszins rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen, heeft hij onvoldoende gemotiveerd. Dat zijn oudste zuster alle zeggenschap heeft gekregen en er een wig is gedreven tussen klager en zijn ouders wordt daartoe, wat daar verder ook van zij, door de raad onvoldoende geacht. De raad is dus van oordeel dat klager geen rechtstreeks belang heeft als bedoeld in de Advocatenwet. Klager is reeds daarom niet-ontvankelijk in zijn klacht.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. S. Wieberdink en C. Wiggers, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 juni 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 26 juni 2017 verzonden.