ECLI:NL:TADRAMS:2017:136 Raad van Discipline Amsterdam 17-069/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:136
Datum uitspraak: 02-06-2017
Datum publicatie: 09-06-2017
Zaaknummer(s): 17-069/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Berichten aan derden
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegronde klacht over advocaat wederpartij. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door een transcriptie van een heimelijk opgenomen gesprek in de procedure in te brengen.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 2 juni 2017

in de zaak 17-069/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 18 september 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 19 januari 2017 met kenmerk 4016-0647, door de raad ontvangen op 23 januari 2017, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 april 2017 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door mr. Robijns, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 13 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager en de cliënte van verweerster zijn al enige jaren verwikkeld in de juridische afwikkeling van hun echtscheiding met nevenvoorzieningen. Inmiddels ziet de procedure alleen nog op de zorgregeling en de hoofdverblijfplaats van de minderjarige zoon van klager en de cliënte van verweerster.

2.2 In de procedure heeft verweerster een transcriptie van een geluidsopname van een gesprek bij Invivo Kids op 1 september 2016 als productie overgelegd, waaraan twee kinderpsychologen, klager en de cliënte van verweerster deel hebben genomen.

2.3 Klager heeft aangifte gedaan tegen de cliënte van verweerster en tegen verweerster wegens het heimelijk opnemen van het gesprek bij Invivo Kids. Op 2 februari 2017 is aan de cliënte van verweerster een voorwaardelijk sepot opgelegd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij stukken heeft ingediend “met gebruikmaking van uit misdrijf verkregen gegevens”.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert aan dat haar cliënte haar in de voorbereiding op de zitting bij de rechtbank van 19 september 2016 heeft benaderd met het bericht dat zij op advies van haar coach enkele gesprekken had opgenomen waaraan zij en klager hadden deelgenomen. Dit betrof onder meer een gesprek bij Invivo Kids op 1 september 2016. De cliënte van verweerster was zelf deelneemster aan het gesprek en is op enig moment korte tijd de kamer uit geweest om naar het toilet te gaan. De geluidsopname is toen niet stopgezet. Er is volgens verweerster dan ook geen sprake van een misdrijf of van een andere vorm van schending van een strafrechtelijke norm bij het opnemen van het gesprek door haar cliënte en dus ook niet van het gebruik van uit misdrijf afkomstige gegevens. Ook als er onverhoopt wel sprake zou zijn van gegevens die verkregen zouden zijn vanuit een misdrijf, is verweerster van mening dat de belangen van haar cliënte het rechtvaardigden dat de transcriptie in de procedure is ingebracht. De cliënte van verweerster heeft aangegeven dat zij het erg belangrijk vindt dat de rechtbank en de Raad voor de Kinderbescherming op de hoogte zijn van het feit dat klager haar in een negatief daglicht probeerde te stellen bij onder meer de therapeuten van hun minderjarige zoon. Dit blijkt uit de transcriptie en dat is de reden waarom de transcriptie als productie in het geding is gebracht, aldus nog steeds verweerster.

5 BEOORDELING

5.1 Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door een transcriptie van een geluidsopname van een gesprek bij Invivo Kids op 1 september 2016 in het geding te brengen, waaraan twee kinderpsychologen, de cliënte van verweerster en klager hebben deelgenomen. Klager meent dat dit het geval is, aangezien het gesprek heimelijk is opgenomen, hetgeen een strafbaar feit is, en verweerster dit ook wist.

5.2 De raad stelt voorop dat de klacht ziet op het handelen van een advocaat van een wederpartij. Uitgangspunt is dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

5.3 Voorts geldt dat, ook al zou op de wijze van verkrijging van een bewijsstuk het een en ander zijn aan te merken, dit nog niet betekent dat een advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door dit stuk in een civiele procedure over te leggen. Het is immers aan de rechter voorbehouden om, indien de wederpartij tegen overlegging van een bewijsstuk bezwaar maakt, te oordelen over de toelaatbaarheid daarvan, waarbij hij rekening zal houden met alle relevante omstandigheden van het geval, zoals de ernst van de door de wijze van verkrijging gemaakte inbreuk op de rechten van de partij die zich tegen de overlegging verzet en het gewicht van het belang dat de andere partij, gelet op de inhoud van het stuk, heeft bij die overlegging. Een advocaat die een hem door zijn cliënt ter beschikking gesteld bewijsstuk in het geding brengt, zal dan ook, behoudens bijzondere omstandigheden, in het algemeen niet tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Dat van dergelijke bijzondere omstandigheden sprake is, is de raad niet gebleken. Hoewel het inbrengen van een bewijsstuk dat naar alle waarschijnlijkheid in strijd met de wet is verkregen – de cliënte van verweerster heeft hiervoor ook een voorwaardelijk sepot opgelegd gekregen – in beginsel niet hoort, is de raad van oordeel dat verweerster in dit geval niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door de transcriptie in de civiele procedure over te leggen. Verweerster heeft toegelicht dat klager haar cliënte in een negatief daglicht probeert te stellen bij onder meer de therapeuten die oordelen over de minderjarige zoon van partijen. Uit de transcriptie van de geluidsopname blijkt dat klager tijdens een korte afwezigheid van de cliënte van verweerster, bij de kindertherapeuten oppert dat de cliënte van verweerster zou lijden aan Münchausen by Proxy. Door een dergelijke mededeling te doen aan de therapeuten, zonder dat de cliënte van verweerster hiervan wist of daarop kon reageren tijdens het gesprek, ontstond er voor de cliënte van verweerster een belang om de transcriptie over te leggen. Op die manier kon de cliënte van verweerster deze mededeling van klager aan de therapeuten (en de gevolgen daarvan) in de procedure bespreekbaar maken. Verweerster heeft voorts onbetwist gesteld dat klager ook op de zitting van 19 september 2016 bezwaar heeft gemaakt tegen het overleggen van de transcriptie en dat daarover een debat heeft plaatsgevonden en dat de transcriptie niet uit het dossier is gelaten. De civiele rechter heeft derhalve reeds een oordeel gegeven over de toelaatbaarheid van de transcriptie.

5.4 De conclusie van het voorgaande is dat de klacht ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. G. Kaaij en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juni 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift verzonden op 2 juni 2017.