ECLI:NL:TADRAMS:2017:117 Raad van Discipline Amsterdam 17-263/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:117
Datum uitspraak: 15-05-2017
Datum publicatie: 22-05-2017
Zaaknummer(s): 17-263/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  15 mei 2017

in de zaak 17-263/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 30 maart 2017 met kenmerk 4016-0611, door de raad ontvangen op 31 maart 2017, en van de op de daarbij ge-voegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de vol-gende feiten uitgegaan.

1.1 Klaagster verbleef in de woning van de cliënt van verweerster. Nadat de wo-ning was verkocht en diende te worden geleverd heeft verweerster namens haar cliënt klaagster in kort geding gedagvaard, teneinde te bewerkstelligen dat zij de woning zou verlaten.

1.2 Een paar uur voor de zitting hebben klaagster en de cliënt van verweerster een mediationgesprek gevoerd. Verweerster was daarbij niet aanwezig. Klaagster en de cliënt van verweerster hebben tijdens de mediation over-eenstemming bereikt. Zij hebben aansluitend op de mediation een vaststel-lingsovereenkomst  ondertekend.

1.3 Op advies van verweerster aan haar cliënt heeft de zitting heeft toch door-gang gevonden. Klaagster is ter zitting verschenen, zonder eigen advocaat. De tijdens de mediation gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een proces-verbaal. Daarin is tevens vastgelegd dat de cliënt van verweerster het door klaagster verschuldigde griffierecht aan haar zou vergoeden.

1.4 Bij brief van 30 augustus 2016 heeft klaagster bij de deken een klacht inge-diend over verweerster.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) zij klaagster onder valse voorwendselen naar de rechtbank heeft gedwongen, waardoor klaagster zich misleid voelt;

b) zij onwaarheden heeft verteld;

c) zij zich heeft voorgedaan als advocaat van klaagster;

d) er twee keer toe een vaststellingsovereenkomst is opgemaakt, zonder dat er overeenstemming was bereikt;

e) zij klaagster met leugens en dreigementen heeft bestookt.

2.2 Klaagster heeft haar klacht als volgt toegelicht. Klaagster en de cliënt van verweerster hadden na het mediationgesprek afgesproken niet naar de zitting te gaan. Na een telefoongesprek met verweerster zei de cliënt van ver-weerster echter dat hij toch naar de zitting zou gaan, omdat het volgens ver-weerster niet netjes zou zijn om de zaak zo kort van tevoren in te trekken. Klaagster begreep dit niet en voelde zich gedwongen om ook naar de zitting te gaan. Tijdens de zitting vroeg de rechter verweerster om opheldering over de vraag of de zitting nog wel doorgang moest vinden. De rechter heeft par-tijen de gang op gestuurd na vele onjuiste mededelingen van verweerster. Vervolgens ontbood de rechter alleen verweerster in de zittingszaal. Ver-weerster heeft klaagster niet de werkelijke reden genoemd van de zitting die heeft plaatsgevonden, waardoor klaagster zich misleid voelt. Een en ander is klaagster gebleken uit een vraag van de rechter aan verweerster. Bij de rechter deed verweerster het voorkomen alsof zij de advocaat van klaagster was. De vaststellingsovereenkomst is voorts doelbewust al voor het mediati-ongesprek opgemaakt en komt niet overeen met de gemaakte afspraken. Klaagster heeft na heftige emoties, tijdsdruk en aandringen van de cliënt van verweerster haar handtekening onder de overeenkomst gezet. Zij was in de veronderstelling eindelijk vrede te krijgen en verder met de cliënt van ver-weerster in gesprek te kunnen gaan. Als dreigementen ziet klaagster dat verweerster haar brieven schrijft met de mededeling dat er gelden op haar verhaald worden wegens gesuggereerde kosten, aldus nog steeds klaagster.

3 VERWEER

3.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft verweerster als advocaat van de wederpartij van klaagster. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderings-gevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil be-reiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, on-evenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2 De verschillende klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.3 Verweerster heeft aangevoerd dat zij een paar uur voordat de zitting zou plaatsvinden een telefoontje van haar cliënt ontving dat partijen overeen-stemming hadden bereikt en in het bijzijn van een mediator een vaststel-lingsovereenkomst hadden laten opstellen, welke overeenkomst na de medi-ation door partijen is ondertekend. Aangezien de zitting die dag reeds gepland stond, heeft verweerster met haar cliënt besproken dat het verstandig zou zijn om naar de rechtbank te komen en de afspraken in een proces-verbaal op te laten nemen. De cliënt van verweerster heeft dit aan klaagster meegedeeld. Zowel de cliënt van verweerster als klaagster zijn vervolgens uit vrije wil naar de rechtbank gekomen. Klaagster had geen advocaat meegenomen naar de zitting. De rechter heeft daar acht op geslagen en daar (voor zover mogelijk) rekening mee gehouden. Verweerster heeft nimmer tegen klaagster of de rechter gezegd of geveinsd dat zij haar advocaat was. Zowel klaagster als de cliënt van verweerder hebben ter zitting aangegeven dat er overeenstemming was bereikt. De rechter heeft partijen vervolgens verzocht de zaal te verlaten opdat hij met de griffier het proces-verbaal kon opmaken. Tijdens de schorsing heeft de rechter verweerster gevraagd of haar cliënt bereid was het griffierecht aan klaagster te vergoeden. Verweerster heeft dit op de gang met haar cliënt besproken en de uitkomst daarvan aan klaagster meegedeeld. Ook heeft verweerster haar nimmer onwaarheden verteld en/of met dreigementen bestookt, aldus verweerster.

4.4 De voorzitter overweegt dat klaagster haar klacht, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerster, op geen enkele manier heeft onder-bouwd. Dat had wel op haar weg gelegen. Reeds gelet hierop zal de voorzit-ter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk onge-grond verklaren.

4.5 De voorzitter overweegt ten overvloede nog dat uit het klachtdossier niet blijkt dat verweerster betrokken is geweest bij de totstandkoming van de door klaagster en de cliënt van verweerster getekende vaststellingsovereenkomst. Voor zover klaagster het niet eens is met de inhoud van die vaststellings-overeenkomst, kan zij dit verweerster dan ook niet tuchtrechtelijk verwijten.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 15 mei 2017.

Griffier  Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 mei 2017 verzonden.