ECLI:NL:TADRAMS:2017:116 Raad van Discipline Amsterdam 17-277/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:116
Datum uitspraak: 19-05-2017
Datum publicatie: 26-05-2017
Zaaknummer(s): 17-277/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  19 mei 2017

in de zaak 17-277/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 6 april 2017 met kenmerk 4016-0860, door de raad ontvangen op 7 april 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft (de vennootschap van) klager in de periode van 8 december 2005 tot 13 mei 2008 bijgestaan bij de afwikkeling van de (verzekerings)claim, nadat het visserschip van (de vennootschap van) klager op 9 augustus 2005 door een Griekse tanker op de Noordzee was aangevaren.

1.2 De vennootschap van klager is op 9 april 2013 in staat van faillissement verklaard.

1.3 Bij brief van 7 december 2016 heeft de gemachtigde van klager namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) de belangen van klager bij de afwikkeling van de aansprakelijkheid niet voldoende heeft behartigd;

b) onvoldoende uitleg heeft gegeven over de verzekeringspolis;

c) bij klager heeft aangedrongen op het bekennen van schuld, althans heeft aangestuurd op een schikking.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert primair aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht vanwege tijdsverloop. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat hij op geen enkele wijze de belangen van (de vennootschap van) klager heeft verwaarloosd.

4 BEOORDELING

4.1 Allereerst dient te worden nagegaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.

4.2 De voorzitter stelt vast dat de klacht betrekking heeft op een handelen en/of nalaten van verweerder in de periode van 8 december 2005 tot 13 mei 2008. In hetgeen klager heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen reden om er vanuit te gaan dat klager pas op een later moment kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van verweerder. De voorzitter gaat er dan ook vanuit dat de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet bedoelde termijn niet later is gaan lopen dan op 13 mei 2008. Door pas op 7 december 2016 een klacht in te dienen, heeft klager de in artikel 46g, eerste lid, onder a Advocatenwet genoemde termijn ruimschoots overschreden. Van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht is niet gebleken.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 19 mei 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2017 

verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikelen 46j en 46h van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, kamer BRB 3.24, Postbus 76334, 1070 EH Amsterdam. Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

Informatie ook op raadvandiscipline.nl

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  19 mei 2017

in de zaak 17-277/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 6 april 2017 met kenmerk 4016-0860, door de raad ontvangen op 7 april 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1 Verweerder heeft (de vennootschap van) klager in de periode van 8 december 2005 tot 13 mei 2008 bijgestaan bij de afwikkeling van de (verzekerings)claim, nadat het visserschip van (de vennootschap van) klager op 9 augustus 2005 door een Griekse tanker op de Noordzee was aangevaren.

1.2 De vennootschap van klager is op 9 april 2013 in staat van faillissement verklaard.

1.3 Bij brief van 7 december 2016 heeft de gemachtigde van klager namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) de belangen van klager bij de afwikkeling van de aansprakelijkheid niet voldoende heeft behartigd;

b) onvoldoende uitleg heeft gegeven over de verzekeringspolis;

c) bij klager heeft aangedrongen op het bekennen van schuld, althans heeft aangestuurd op een schikking.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert primair aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht vanwege tijdsverloop. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat hij op geen enkele wijze de belangen van (de vennootschap van) klager heeft verwaarloosd.

4 BEOORDELING

4.1 Allereerst dient te worden nagegaan of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.

4.2 De voorzitter stelt vast dat de klacht betrekking heeft op een handelen en/of nalaten van verweerder in de periode van 8 december 2005 tot 13 mei 2008. In hetgeen klager heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen reden om er vanuit te gaan dat klager pas op een later moment kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van verweerder. De voorzitter gaat er dan ook vanuit dat de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet bedoelde termijn niet later is gaan lopen dan op 13 mei 2008. Door pas op 7 december 2016 een klacht in te dienen, heeft klager de in artikel 46g, eerste lid, onder a Advocatenwet genoemde termijn ruimschoots overschreden. Van zeer bijzondere omstandigheden op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht is niet gebleken.

4.3 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, dan ook niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 19 mei 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2017 verzonden.