ECLI:NL:TADRAMS:2017:111 Raad van Discipline Amsterdam 16-1132/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:111
Datum uitspraak: 15-05-2017
Datum publicatie: 22-05-2017
Zaaknummer(s): 16-1132/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft geen tegenstrijdige belangen behartigd. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 15 mei 2017

in de zaak 16-1132/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

gemachtigde:

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 23 juli 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 8 december 2016 met kenmerk 4016-0532, door de raad ontvangen op 9 december 2016, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 april 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 13 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 International and Commercial Enterprise B.V. (hierna Income) is de personal holding van klager. Income houdt 100% van de aandelen in DRC International B.V. (hierna DRC International). Tombouctou Beheer B.V. (hierna Tombouctou) is de personal holding van de cliënt van verweerder, de heer Van der E. Tombouctou houdt 100% van de aandelen in CEDI Europe B.V. (hierna CEDI Europe).

2.2 Bij notariële akte van 31 juli 1995 is Development and Relief Corporation B.V. (hierna DRC) opgericht. Income en Toumbouctou houden ieder 50% van de aandelen in DRC. Klager en de heer Van der E zijn beiden bestuurder van DRC.

2.3 Bij overeenkomst van 17 december 2008 hebben klager en de heer Van der E besloten de handelsactiviteiten van DRC te splitsen. DRC zou geen nieuwe projecten meer aangaan en de lopende projecten zouden worden verdeeld tussen klager en de heer Van der E. Afgesproken is dat deze lopende projecten nog onder verantwoordelijkheid en financiering van DRC zouden worden uitgevoerd. Aldus zou DRC voor een aantal lopende projecten nog voortbestaan.

2.4 Na de totstandkoming van de hiervoor onder 2.3 genoemde splitsingsovereenkomst zijn er geschillen ontstaan tussen klager en de heer Van der E.

2.5 Vanaf augustus 2012 staat verweerder (de vennootschappen van) de heer Van der E bij.

2.6 In januari 2015 heeft DRC International DRC gedagvaard voor de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, en gevorderd DRC te veroordelen tot betaling van € 123.103,90 in hoofdsom. Verweerder heeft de advocaat van klager voorgesteld om in gezamenlijk overleg een advocaat aan te wijzen die de belangen van DRC zou behartigen. Klager wilde daar echter niet aan meewerken. Verweerder is vervolgens – op verzoek van de heer Van der E – opgetreden als advocaat van DRC.

2.7 Bij vonnis van 29 juni 2016 is de vordering van DRC International afgewezen. DRC International is in hoger beroep gegaan van dit vonnis. Die procedure loopt nog.

2.8 Verweerder heeft een bedrag van € 43.000,- (inclusief verschotten en griffierechten) aan DRC gedeclareerd. Dit bedrag is voldaan door CEDI Europe.

2.9 CEDI Europe is op haar beurt een procedure gestart tegen DRC wegens het betalen van schulden van DRC en vordert van DRC een bedrag van € 53.551,51 (incl. BTW).

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) tegenstrijdige belangen behartigt door zowel voor (de vennootschappen van) de heer Van der E als voor DRC op te treden;

b) klager zwart heeft gemaakt en heeft beschuldigd van allerlei zaken die inbreuk maken op zijn rechten als indirect aandeelhouder van DRC;

c) excessief heeft gedeclareerd.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

5.1 De raad ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in dit klachtonderdeel. Het gaat in dit klachtonderdeel om de vraag of verweerder, door zich met de belangen van zowel (de vennootschappen van) de heer Van der E als DRC te belasten, daarmee belangen heeft behartigd die tegenstrijdig zijn. Het is niet  de heer Van der E (al dan niet via zijn vennootschappen) of DRC die daarover klaagt, maar klager. Desondanks is de raad van oordeel dat klager daarbij een voldoende eigen belang heeft, nu hij (indirect) voor 50% aandeelhouder van DRC is. Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.

5.2 De raad overweegt voorts dat uit het uittreksel uit het Handelsregister Kamer van Koophandel blijkt dat de twee bestuurders van DRC, klager en de heer Van der E, zelfstandig bevoegd zijn de vennootschap te vertegenwoordigen. Verweerder mocht de opdracht van de heer Van der E om DRC te vertegenwoordigen dus aanvaarden en uitvoeren. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder in dit geval, door in de hiervoor in 2.6 genoemde procedure de belangen van DRC te behartigen terwijl hij ook optreedt voor (de vennootschappen van) de heer Van der E, niet onzorgvuldig gehandeld aangezien van een tegenstrijdig belang tussen DRC en (de vennootschappen van) de heer Van der E niet kan worden gesproken. De hiervoor genoemde procedure betrof immers een niet geringe vordering van DRC International op DRC. Het voeren van verweer op een dergelijke vordering is niet in strijd met het belang van (de vennootschappen van) de heer Van der E, aangezien de heer Van der E (indirect) aandeelhouder van DRC is en het voeren van verweer derhalve ook in zijn belang is. Klachtonderdeel a) is gelet hierop dan ook ongegrond.

5.3 De raad overweegt ten overvloede nog dat uit het klachtdossier blijkt dat verweerder zich bij herhaling bereid heeft verklaard om mee te werken aan overdracht van zijn mandaat, mits dat het belang van DRC niet zou schaden. Klager heeft daar echter om hem moverende redenen niet aan willen meewerken.

Ad klachtonderdeel b)

5.4 In dit klachtonderdeel klaagt klager erover dat verweerder hem zwart heeft gemaakt en heeft beschuldigd van allerlei zaken. Ter zitting heeft klager dit aldus geconcretiseerd dat verweerder in een processtuk heeft geschreven dat DRC geen projecten meer uitvoert, maar dat zij nog niet kan worden ontbonden en vereffend, met name als gevolg van onrechtmatig handelen van klager.

5.5 De raad overweegt als volgt. Verweerder heeft in de hiervoor in 2.6 genoemde procedure, aangespannen door (de vennootschap van) klager, de belangen van zijn cliënte, DRC, behartigd. De manier waarop hij dat heeft gedaan is naar het oordeel van de raad niet onnodig grievend jegens klager geweest of anderszins tuchtrechtelijk verwijtbaar. Klager heeft zijn klacht op dit onderdeel ook niet voldoende concreet onderbouwd.  Ook klachtonderdeel b) is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.6 Tot slot beklaagt klager zich erover dat verweerder excessief heeft gedeclareerd.

5.7 Bij de beoordeling van dit klachtonderdeel voorop dat de raad niet bevoegd is om declaratiegeschillen te beslechten. De raad waakt echter wel tegen excessief declareren. Dat daarvan in dit geval sprake is, is de raad echter niet gebleken. Klachtonderdeel c) is eveneens ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar en H. B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 mei 2017.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 15 mei 2017 verzonden.