ECLI:NL:TADRAMS:2017:11 Raad van Discipline Amsterdam 16-746/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2017:11
Datum uitspraak: 09-01-2017
Datum publicatie: 03-02-2017
Zaaknummer(s): 16-746/A/A
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 januari 2016

in de zaak 16-746/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 29 augustus 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 11 januari 2016 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder. Bij brief van 24 maart 2016 heeft klager nogmaals een klacht bij de deken ingediend over verweerder. Bij brief van 29 maart 2016 heeft klager de deken meegedeeld dat zijn klacht van 24 maart 2016 als officiële klacht moet worden gezien en dat de klacht van 11 januari 2016 als vervallen kan worden beschouwd.

1.2 Bij brief aan de raad van 4 augustus 2016 met kenmerk 4016-0027, door de raad ontvangen op 5 augustus 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 29 augustus 2016 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk ongegrond verklaard en overigens bepaald dat de klacht niet-ontvankelijk is ingevolge artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet. Voornoemde beslissing is op 29 augustus 2016 verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 26 september 2016, door de raad ontvangen op 29 september 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 november 2016 in aanwezigheid van partijen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 26 september 2016. De raad heeft daarnaast kennisgenomen van de brief van klager van 9 november 2016, de pleitnota met bijlagen van klager van 21 november 2016 en de pleitaantekeningen van 21 november 2016 van verweerder.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet komen grotendeels neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling. Daarnaast voert klager in verzet nog het volgende aan:

a) de beslissing van de voorzitter van 29 augustus 2016 is tot stand gekomen in strijd met fundamentele rechtsbeginselen zo is de beslissing nietig omdat de beslissing niet in het openbaar is uitgesproken;

b) de voorzitter is in de beslissing van 29 augustus 2016 niet op alle door klager aan verweerder gemaakte verwijten ingegaan.

4 BEOORDELING

4.1 Daar waar artikel 48 lid 1 Advocatenwet bepaalt dat een beslissing van de raad in het openbaar moet worden uitgesproken, wordt die eis in artikel 46j lid 2 Advocatenwet niet aan een voorzittersbeslissing gesteld. De beslissing van 29 augustus 2016 is aldus niet nietig. De raad is ook overigens niet van strijdigheden met fundamentele rechtsbeginselen gebleken.

4.2 De raad is voorts van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval; in de voorzittersbeslissing zijn alle klachtonderdelen voldoende uitgebreid aan bod gekomen. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond, althans – op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en sub a Advocatenwet – niet-ontvankelijk geacht.

4.3 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. H.C.M.J. Karskens en E.M.J. van Nieuwenhuizen, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 januari 2017.

Griffier Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2017 verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.