ECLI:NL:TADRSGR:2016:280 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-954/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:280
Datum uitspraak: 16-12-2016
Datum publicatie: 17-03-2017
Zaaknummer(s): 16-954/DH/DH
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing; klacht namens een failliete BV had ingediend moeten worden door de curator

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 16 december 2016

in de zaak 16-954/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

JIB.V.

gevestigd te M

gemachtigde: F. S.

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 13 oktober 2016 met kenmerk K286 2015 dk/ksl, door de raad op diezelfde datum ontvangen, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken. Voorts heeft de voorzitter kennis genomen van het e-mailbericht van 19 oktober 2016 van verweerder aan de raad. 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klaagster is een besloten vennootschap. De heer S. was (indirect) bestuurder van deze vennootschap. Voorts was de heer S. (indirect) bestuurder van SG B.V. Verweerder heeft voor beide vennootschappen werkzaamheden verricht.

1.2    Tussen verweerder en de vennootschappen is op een zeker moment discussie ontstaan over de hoogte van de declaraties van verweerder. Omdat betaling van de declaraties uitbleef, heeft verweerder betaling via de kantonrechter afgedwongen. De kantonrechter heeft in zijn vonnis geoordeeld dat beide vennootschappen hoofdelijk aansprakelijk waren.

1.3    Omdat betaling ook toen uitbleef, heeft verweerder na het verkrijgen van een executoriale titel de deurwaarder ingeschakeld. Toen bleek dat dit niet het gewenste effect had, heeft verweerder het faillissement van SG B.V. aangevraagd.

1.4    Op 16 juni 2015 heeft een faillissementszitting plaatsgevonden. De heer S. heeft op die zitting een door de bank afgegeven bankgarantie aan de rechter overhandigd.

1.5    SG B.V. is op 16 juni 2015 failliet verklaard. Het faillissement van klaagster is op 29 maart 2016 uitgesproken.

1.6    Bij e-mail gedateerd 10 november 2015, door de deken ontvangen op

16 februari 2016, heeft de heer S. namens klaagster een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    SG B.V. schade heeft geleden door het rauwelijks indienen van het faillissementsverzoek door verweerder; 

b)    SG B.V. nodeloos failliet is verklaard omdat verweerder heeft gepersisteerd en de aangeboden bankgarantie heeft geweigerd;

c)    er sprake was van een samenzwering tussen verweerder en mr. B, welke samenzwering heeft geleid tot het faillissement van SG B.V.

3    VERWEER

3.1    Klaagster heeft geen enkel belang ter zake de gefailleerde vennootschap SG B.V. Zij dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar klacht. Er is geen enkel causaal verband tussen de schade die klaagster stelt en het faillissement van SG B.V., laat staan dat er sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen.

3.2    Voorts komt aan de heer S. geen vertegenwoordigingsbevoegdheid meer toe nu klaagster in staat van faillissement is verklaard.

3.3    De heer S. in privé is voorts geen partij inzake de klacht zoals geformuleerd. Voor zover de heer S. zelf meent als klager te kunnen optreden is onduidelijk op welke grond hij als belanghebbende zou moeten worden aangemerkt. 

4    BEOORDELING

4.1    Bij de beoordeling van de onderhavige klacht stelt de voorzitter voorop dat het klachtrecht niet in het leven is geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.2    Met de deken is de voorzitter van oordeel dat uit de door de heer S. in het kader van deze klachtprocedure ingediende stukken onvoldoende blijkt namens wie hij de klacht heeft ingediend.

4.3    Voor zover de onderhavige klacht is ingediend namens SG B.V. geldt het volgende. SG B.V. is op 16 juni 2015 failliet verklaard. Eén van de gevolgen van een faillissement is dat na het faillissement enkel de curator is belast met het beheer en de vereffening van de failliete boedel. Daaronder valt ook het indienen van een klacht. Uit het dossier blijkt niet dat de heer S. door de curator is gemachtigd om de onderhavige klacht in te dienen. Derhalve neemt de voorzitter aan dat de heer S. daartoe niet bevoegd was. Voor zover de klacht is ingediend namens SG B.V. geldt daarom dat deze kennelijk niet-ontvankelijk is.

4.4    Klaagster is failliet verklaard op 29 maart 2016, terwijl de onderhavige klacht door de deken is ontvangen op 16 februari 2016. Derhalve geldt het onder 4.3 overwogene niet voor zover de klacht is ingediend namens klaagster. De voorzitter is echter van oordeel dat de klacht, voor zover deze is ingediend namens klaagster, eveneens kennelijk niet-ontvankelijk is. Uit de stukken volgt immers dat de klacht betrekking heeft op handelen van verweerder in relatie tot het faillissement van SG B.V. Dat klaagster door dit handelen van verweerder rechtstreeks in haar belangen is getroffen, is naar het oordeel van de voorzitter niet gebleken. Evenmin is gebleken dat de curator de klacht heeft overgenomen.

4.5    Voor zover de heer S. de klacht heeft ingediend op persoonlijke titel, is de voorzitter van oordeel dat de heer S. daarbij geen rechtstreeks belang heeft als bedoeld in de Advocatenwet. De klacht is, ongeacht de vraag of deze feitelijke grondslag heeft, reeds daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder b Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 16 december 2016.

Griffier     Voorzitter 

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2016 verzonden.