ECLI:NL:TADRSGR:2016:272 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-874/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:272
Datum uitspraak: 22-11-2016
Datum publicatie: 10-03-2017
Zaaknummer(s): 16-874/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing; klacht tegen advocaat wederpartij

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van  22 november 2016

in de zaak 16-874/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 12 september 2016 met kenmerk K144 2016 dk/ksl, door de raad ontvangen op 13 september 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster is door de verhuurster van de woning waar klager woont ingeschakeld in een huurkwestie, met betrekking tot een huurachterstand, het verwijt dat klager zou weigeren bezichtigingen toe te staan en een gewenste huurbeëindiging op grond van dringend eigen gebruik.

1.2    Op 21 januari 2016 heeft verweerster de verhinderdata van klager ontvangen in verband met het plannen van een dagvaarding in kort geding. Vervolgens heeft zij een aanvraag ingediend voor een datum voor kort geding.

1.3    Op 3 maart 2016 is de dagvaarding aan klager betekend voor de behandeling van het kort geding op 11 maart 2016.

1.4    Op 11 maart 2016 heeft de mondelinge behandeling van het kort geding bij de Rechtbank Den Haag plaatsgevonden. Klager en verweerster waren hierbij aanwezig.

1.5    Verweerster heeft vervolgens bij brief van 20 mei 2016 een drietal producties aan de rechtbank gestuurd ten behoeve van de comparitie van 8 juni 2016 die was gelast in de inmiddels ook aangespannen bodemprocedure, waaronder afschrift van haar e-mail met bijlage aan klager van 20 mei 2016, alsmede afschrift van een e-mail van 13 mei 2016 van de makelaar aan klager. De strekking van deze berichten is dat er bezichtigingen zijn voor de woning van klager, dat daarom op 27 mei een open huis wordt georganiseerd en dat klager hieraan niet mee wil werken.

1.6    Op 27 mei 2016 heeft het open huis plaatsgevonden en klager heeft hier aan meegewerkt.

1.7    Op 8 juni 2016 was de comparitie van partijen.

1.8    Bij brief van 8 juni 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a)    heeft verzuimd te verifiëren of de eerder door klager opgegeven verhinderdata nog correct waren;

b)    heeft gedagvaard tegen een datum waarop klager verhinderd was. Klager heeft getracht bij de rechtbank uitstel te verkrijgen, maar dit verzoek is afgewezen. Klager heeft deze datum wel als verhinderdatum opgegeven, maar verweerster heeft hem niet aan de rechtbank als verhinderdatum opgegeven. Klager heeft door de handelwijze van verweerster schade geleden;

c)    op 24 mei 2016 de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd door te stellen dat klager weigerde mee te werken aan bezichtigingen van de door klager gehuurde woning, terwijl op 23 mei 2016 in onderling overleg was afgesproken dat klager mee zou werken aan het open huis op 27 mei 2016;

d)    niet heeft getracht een regeling in der minne te bewerkstellingen;

e)    op 6 juni 2016 heeft gepersisteerd in het doen van onjuiste mededelingen door te blijven stellen dat klager niet mee zou werken aan bezichtigingen en door te stellen dat klager te koop borden uit de tuin zou hebben verwijderd en de tuin niet zou onderhouden;

f)    zich ter zitting onprofessioneel heeft opgesteld, omdat zij bezwaar maakte tegen de wijze waarop klager verweer voerde, zij zich emotioneel en niet zakelijk opstelde en haar toon geven klager agressief was.

3   

4    VERWEER

4.1    Ten aanzien van het eerste twee klachtonderdelen heeft verweerster aangegeven dat zij is vergeten een verhinderdatum van klager door te geven. Zij heeft hiervoor haar excuses aangeboden. Nu klager ter zitting aanwezig was en zijn belangen heeft kunnen verdedigen heeft hij geen schade geleden. Voorts zijn de vorderingen van de cliënte van verweerster afgewezen.

4.2    Verweerster is niet bekend met een e-mail van 24 mei 2016. Voorts heeft zij onderbouwd betwist dat zij de rechtbank verkeerd zou hebben geïnformeerd. Bovendien heeft klager pas na verzending door verweerster van de berichten aan de rechtbank kenbaar gemaakt te willen meewerken aan de open dag.

5    BEOORDELING

5.1    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.2    Voorts moet bij de beoordeling van de klacht worden vooropgesteld dat het in een tuchtprocedure als de onderhavige in beginsel aan de klager is om feiten en omstandigheden te stellen en - in geval van gemotiveerde betwisting - aannemelijk te maken, die tot het oordeel kunnen leiden dat de betrokken advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.3    Verweerster heeft onzorgvuldig gehandeld jegens klager door een door hem opgegeven verhinderdatum niet door te geven aan de rechtbank. Hiervoor heeft zij haar excuses gemaakt. Nu klager, zoals verweerster onweersproken heeft gesteld, op 11 maart 2016 ter zitting aanwezig was en zich heeft kunnen verweren, is hij door deze onzorgvuldigheid niet in zijn belangen geschaad. De stelling dat hij schade zou hebben geleden, heeft klager immers niet onderbouwd, zodat de voorzitter de juistheid hiervan niet kan vaststellen. Deze klachtonderdelen zijn dan ook niet-ontvankelijk.

Ad klachtonderdeel c)

5.4    Aangezien uit het dossier niet blijkt dat verweerster de rechtbank, zoals klager stelt, op 24 mei 2016 zou hebben aangeschreven, mist de klacht reeds hierom feitelijke grondslag en is deze ongegrond.

5.5    Voor zover klager bedoeld heeft te stellen dat verweerster de rechtbank op 20 mei 2016 onjuist zou hebben geïnformeerd, overweegt de voorzitter als volgt. Verweerster heeft de rechtbank bij brief van 20 mei 2016 een drietal producties toegestuurd ten behoeve van de comparitie op 8 juni 2016 met de strekking dat klager zijn medewerking niet wilde verlenen aan het open huis. Verweerster heeft gesteld dat klager naar aanleiding van haar producties zijn medewerking wel wilde verlenen aan het open huis op 27 mei 2016. Ook klager heeft gesteld dat op 23 mei 2016, dus nadat verweerster genoemde producties had ingebracht, in onderling overleg is afgesproken dat hij zou gaan meewerken aan genoemd open huis. Nu de informatie dat klager mee zal gaan werken aan de open dag gelegen is nadat verweerster genoemde producties heeft ingebracht, heeft verweerster op 20 mei 2016 geen onjuiste informatie verstrekt. Dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.6    De voorzitter beoordeelt, zoals hiervoor bij 4.1 weergegeven, het optreden van verweerster aan de hand van de maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Aan de hand van de feiten is de voorzitter van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster met haar handelen de grenzen van haar vrijheid in deze heeft overschreden. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdelen e) en f)

5.7    Verweerster heeft betwist hetgeen klager ten aanzien van deze klachtonderdelen heeft gesteld. Verwijzend naar hetgeen reeds werd overwogen onder 4.2, kan de voorzitter, zonder nadere onderbouwing van klager, niet vaststellende juistheid van hetgeen door hem is gesteld. Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

Conclusie

5.8    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klachtonderdelen a) en b), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk;

de klachtonderdelen c), d), e) en f), met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, voorzitter, met bijstand van mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier op 22 november 2016.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 november 2016 verzonden.