ECLI:NL:TADRSGR:2016:271 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-873/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:271
Datum uitspraak: 21-11-2016
Datum publicatie: 07-03-2017
Zaaknummer(s): 16-873/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing; advocaat acht de vordering (smartengeld) van klager kansloos

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van 21 november 2016

in de zaak 16-873/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 12 september 2016 met kenmerk R 2016/64, door de raad ontvangen op 13 september 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager heeft zich in oktober 2015 gewend tot verweerder in verband met een schadeclaim naar aanleiding van een ongeval op 29 mei 2013.

1.2    Klager wil een bedrag van EUR 350.000,- bij verzekeraar Delta Lloyd claimen ter zake van smartengeld.

1.3    Bij brief van 31 mei 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.4    Op 11 juli 2016 heeft een bespreking plaatsgevonden bij de deken tussen klager en verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de zaak van klager niet aan de rechter wil voorleggen.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft voorgesteld om een bedrag aan smartengeld ad EUR 35.000,- te claimen. Een hogere eis acht hij niet haalbaar, gelet op de omstandigheden van het geval en de stand van de jurisprudentie, en hij is ook - als verantwoordelijk handelend advocaat - niet bereid om in rechte een hogere claim voor klager neer te leggen.

3.2    Verweerder heeft klager geadviseerd om een andere advocaat te raadplegen als klager bij zijn oorspronkelijke claim blijft.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat de verhouding tussen de advocaat, als opdrachtnemer, en de cliënt, als opdrachtgever, met zich meebrengt dat de advocaat in beginsel gehouden is de instructies van zijn cliënt op te volgen. Indien de advocaat uitvoering van een instructie van zijn cliënt onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden, en dit verschil van mening niet in onderling overleg kan worden opgelost, dan kan de advocaat niet zijn eigen wil doorzetten, maar dient hij zich uit de zaak terug te trekken (zo volgt uit het samenstel van de leden 1 en 2 van artikel 7:402 BW; in dezelfde zin Gedragsregel 9 lid 2).

4.2    Verweerder heeft expliciet aangegeven dat hij de zaak tegen Delta Lloyd niet verder voor klager wil behandelen als deze blijft bij zijn hoge schadeclaim. Verweerder is van mening dat dit een kansloze zaak zou zijn die hij voor de rechter zou brengen en dat hij hiermee niet het belang van zijn cliënt zou dienen. Voorts wordt een advocaat geacht zijn cliënt te behoeden voor onnodige kosten, zoals griffierechten en proceskostenveroordeling.

4.3    Ook tijdens de bespreking bij de deken is wederom duidelijk geworden dat klager en verweerder verschillen van mening over de aanpak van de zaak en dat verweerder het onverenigbaar acht met de op hem rustende verantwoordelijkheid voor zijn eigen optreden om uitvoering te geven aan de instructies van zijn cliënt.

4.4    Gelet op het hiervoor overwogene is de voorzitter van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft gemeend de hoogte van de claim te moeten beperken en terecht heeft aangegeven dat klager, indien hij zich daarmee niet kan verenigen, zal moeten trachten een andere advocaat bereid te vinden om hem bij te staan. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, met bijstand van mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier op 21 november 2016.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 21 november 2016 verzonden.