ECLI:NL:TADRSGR:2016:268 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-821/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:268
Datum uitspraak: 10-11-2016
Datum publicatie: 06-03-2017
Zaaknummer(s): 16-821/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing; klacth tegen advocaat wederparijt

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 10 november 2016

in de zaak 16-821/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 23 augustus 2016 met kenmerk K049 2016 dk/ksl, door de raad ontvangen op 24 augustus 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder staat de wederpartij van klaagster bij, dan wel heeft die wederpartij bijgestaan in een echtscheidingsprocedure.

1.2    Op 16 december 2015 heeft in het kader van die echtscheidingsprocedure een kortgedingzitting plaatsgevonden.

1.3    Bij brief van 24 februari 2016 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij zich uitermate agressief, beledigend en grievend jegens klaagster heeft gedragen;

b)    hij de grenzen van de redelijkheid heeft overschreden;

c)    hij voortdurend extreme standpunten heeft gehuldigd en ongefundeerde beschuldigingen aan het adres van klaagster heeft geuit;

d)    hij tijdens een kortgedingzitting op 16 december 2015 op agressieve wijze is opgetreden en staande naar klaagster heeft gewezen, waarvoor hij door de rechter ‘op de vingers is getikt’;

e)    tijdens de kortgedingzitting bleek dat hij de zaak niet, althans onvoldoende had voorbereid;

f)    hij niet bereid was een constructieve bijdrage te leveren aan de oplossing van het geschil en met zijn handelwijze (mede) de oorzaak is van de ‘vechtscheiding’ tussen klaagster en haar (ex-)echtgenoot;

g)    hij klaagster door zijn handelwijze ernstige psychische, emotionele en lichamelijke schade heeft berokkend.

3    VERWEER

3.1    Verweerder is van mening dat de klacht dient te worden afgewezen. Klaagster verwijt hem ten onrechte dat dat hij haar niet respectvol zou hebben bejegend. Ook voor het overige heeft verweerder de klacht gemotiveerd betwist.

4    BEOORDELING

4.1    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2    Voorts geldt dat een advocaat er in familierechtelijke kwesties tegen zal moeten waken dat de verhoudingen tussen partijen escaleren.

4.3    De voorzitter ziet aanleiding om de klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen.

4.4    Gelet op de onderhavige stukken is de voorzitter van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder de grenzen van de onder 4.1 genoemde vrijheid heeft overschreden. De klacht is daartoe tegenover de gemotiveerde betwisting onvoldoende nader gemotiveerd althans geconcretiseerd. De inhoud van de door klaagster bij haar klacht en repliek gevoegde correspondentie leidt niet tot een ander oordeel, nu daaruit niet blijkt dat verweerder over de schreef is gegaan.

4.5    De voorzitter is ook overigens van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten bevat voor de juistheid van de stelling van klaagster dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar jegens haar heeft gehandeld.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 10 november 2016.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 november 2016 verzonden.