ECLI:NL:TADRSGR:2016:267 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-819/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:267
Datum uitspraak: 11-11-2016
Datum publicatie: 06-03-2017
Zaaknummer(s): 16-819/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing; klacht van advocaat tegen advocaat, klacht betreft onderwerp van algemeen belang, klager geen belanghebbende

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 11 november 2016

in de zaak 16-819/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 1 september 2016 met kenmerk R 2016/63 rm/mb, door de raad ontvangen op 2 september 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1.    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1.    Bij e-mail van 31 januari 2016 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. Daarin heeft hij onder meer het volgende vermeld:

“(…) Volgens mijn laatste informatie zou [verweerder] kantoorhouden bij Sjöcrona Van Stigt te Rotterdam, dit blijkt evenwel gewijzigd te zijn in het kantoor Houthoff Buruma te Rotterdam. (…)

Evenwel blijkt volgens de website van diens kantoor dat [verweerder] kantoor zou houden in Amsterdam (…) welke bovendien tot uiting komt middels een ‘020-telefoonnummer’. Dit laatste is niet in overeenstemming met de informatie op het tableau (…). In dit kader wijs ik u er op dat [verweerder] in strijd lijkt te handelen met artikel 12 van de Advocatenwet, te weten het eerste lid daarvan (…). (…)”

1.2.    De deken heeft klager bij e-mail van 3 februari 2016 bericht:

“(…) Het is juist dat [verweerder] (…) thans kantoor houdt bij Houthoff Buruma met vestigingen in Rotterdam en Amsterdam. [Verweerder] houdt kantoor te Rotterdam. Daarnaast geeft hij leiding aan de strafrechtelijke praktijk van Houthoff Buruma te Amsterdam. Dat is – zo heb ik begrepen – de reden dat Houthoff Bururma een Amsterdams telefoonnummer vermeldt bij zijn naam. Het vorenstaande neemt echter niet weg dat [verweerder] kantoor houdt bij Houthoff Buruma te Rotterdam. (…)

De ratio achter artikel 12 lid 1 Advocatenwet is geen verwarring te laten ontstaan ten aanzien van het toezicht waaraan een advocaat is onderworpen. In het geval van [verweerder] is er geen sprake van verwarring. Hij valt onder mijn toezicht. (…)”

1.3.    Verweerder heeft zich bij brief van 19 mei 2016 tegen de klacht verweerd. Vervolgens heeft klager op 23 mei 2016 gerepliceerd, waarna verweerder op 31 mei 2016 heeft gedupliceerd.

1.4.    De deken heeft partijen bij brief van 25 augustus 2016 zijn visie op de klacht kenbaar gemaakt.

2.    KLACHT

2.1.    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij verwarring heeft laten ontstaan over de locatie waar hij kantoor houdt. Klager is gebleken dat verweerder niet meer werkzaam is bij Sjöcrona Van Stigt Advocaten, maar bij Houthoff Buruma te Rotterdam. Op de website van Houfhoff Buruma wordt echter vermeld dat verweerder werkzaam is bij de Amsterdamse vestiging en wordt een telefoonnummer genoemd dat begint met het kengetal 020. Dit laatste is niet in overeenstemming met de informatie op het tableau. Aldus lijkt verweerder in strijd te handelen met het bepaalde in artikel 12 van de Advocatenwet.

3.    VERWEER

3.1.    Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat klager niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn klacht, aangezien hij niet in een rechtstreeks, rechtens te respecteren belang is getroffen.

3.2.    Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Bij Houthoff Buruma werkt verweerder niet alleen vanuit het Rotterdamse kantoor, maar ook vanuit het Amsterdamse kantoor. Het feit dat verweerder ook regelmatig op het Amsterdamse kantoor van Houthoff Buruma werkzaamheden verricht, is niet in strijd met artikel 12 lid 1 Advocatenwet.

4.    BEOORDELING

4.1.    Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. De vraag of verweerder al dan niet verwarring heeft laten ontstaan over de locatie waar hij kantoor houdt, is in beginsel een zaak van algemeen belang. Hetgeen klager in dit geval heeft aangevoerd vult geen specifieke, klager betreffende, omstandigheden in die nopen tot de conclusie dat klager een eigen, rechtstreeks belang heeft bij de door hem ingediende klacht. Er was voor hem dan ook geen tuchtrechtelijke ingang.

4.2.    De klacht is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder b Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 11 november 2016.

Griffier         Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 november 2016 verzonden.