ECLI:NL:TADRSGR:2016:265 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-710/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:265
Datum uitspraak: 26-09-2016
Datum publicatie: 02-03-2017
Zaaknummer(s): 16-710/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: voorzittersbeslissing; klacht tegen advocaat wederpartij m.b.t. perikelen rondom executie van een vonnis

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 26 september 2016

in de zaak 16-710/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 22 juli 2016 met kenmerk K067 2016 dk/ab, door de raad ontvangen op 22 juli 2016, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerder heeft een kantoorgenote bijgestaan in een procedure tegen klaagster bij de rechtbank Den Haag, in welke procedure betaling werd gevorderd van een aantal facturen die klaagster onbetaald had gelaten en die betrekking hadden op door de kantoorgenote van verweerder verleende rechtshulp.

1.2    Bij vonnis van 1 oktober 2014 heeft de rechtbank Den Haag klaagster veroordeeld tot betaling aan de wederpartij van een bedrag van EUR 39.359,33, vermeerderd met de wettelijke rente. Voorts heeft de rechtbank klaagster veroordeeld in de kosten van de procedure. Klaagster heeft niet, althans niet volledig aan dit vonnis voldaan.

1.3    Verweerder heeft een deurwaarder opdracht gegeven tot betekening en executie van het vonnis over te gaan. Het vonnis is op 17 oktober 2014 aan klaagster betekend. Op 29 oktober 2014 is er executoriaal beslag gelegd op een aan klaagster in eigendom toebehorende woning. De beslaglegging is op 3 november 2014 aan klaagster overbetekend. Diezelfde dag is het vonnis aan de derde-beslagene betekend.

1.4    De deurwaarder heeft klaagster bij e-mail van 21 november 2014 het volgende bericht:

“(…) Na overleg met cliënt delen wij u mede dat niet akkoord wordt gegaan met uw aflossingsvoorstel van € 500,00 per maand. Cliënt wenst omgaande betaling van een substantieel bedrag van € 30.000,00 en voor het restant kan een betalingsregeling worden getroffen, bij gebreke waarvan cliënt de veiling van de onroerende zaken wenst door te zetten. (…)”

1.5    De deurwaarder heeft klaagster bij e-mail van 17 december 2014 te 08.06 uur het volgende bericht:

“(…) Uw voorstel hebben wij aan cliënt voorgelegd en delen u mede dat daarmee niet akkoord wordt gegaan. Cliënt wacht al jaren op betaling van u en wil niet nog eens 8 jaar wachten. U kunt verdere maatregelen ter executie slechts voorkomen door minimaal een bedrag van € 30.000,00 ineens te betalen uiterlijk 24 december 2014 en de rest in termijnen van € 750,00 per maand.”

1.6    Klaagster heeft daar bij e-mail van 17 december 2014 te 19.57 uur als volgt op gereageerd:

“Naar aanleiding van uw terugkoppeling maak ik alvast € 30.000,00 over. Voor het restbedrag wil ik gaarne een betalingsregeling die ik zelf kan betalen. € 750 is over mijn budget. (…)”

1.7    Bij e-mail van 18 december 2014 heeft de deurwaarder klaagster als volgt bericht:

“(…) In antwoord op uw voorstel tot betaling van het thans verschuldigde bedrag ad € 47.656,32 (behoudens nog te vervallen rente en kosten (w.o. doorhaling van de beslagen bij volledige betaling)) delen wij u hierbij mede dat wij u namens cliënt het volgende en laatste voorstel doen: U betaald vandaag op de rekening Stichting Beheer Derdengelden van [verweerder] een bedrag van € 30.000,00. Vanaf 1 januari 2015 betaald u € 500,00 per maand en het restant uiterlijk 1 mei 2015. U wordt geen verder uitstel van betaling gegeven en deze regeling vervalt zonder verder bericht indien deze op enig moment niet correct wordt nagekomen. Indien u dit aanbod niet accepteert dan vernemen wij dit schriftelijk. Verdere correspondentie zal niet meer worden gevoerd en de veiling van de in beslag genomen panden zal worden doorgezet.”

1.8    Vervolgens is er een betalingsregeling tot stand gekomen.

1.9    Verweerder heeft de advocaat van klaagster bij e-mail van

23 april 2015 het volgende bericht:

“(…) Ik verzoek u om uw cliënte er op te wijzen dat op grond van de gemaakte afspraken het restantverschuldigde € 15.942,67 uiterlijk 1 mei a.s. op [rekeningnummer] ten name van stichting beheer derdengelden [kantoor verweerder] dient te zijn bijgeschreven, bij gebreke waarvan de regeling zonder verder bericht is komen te vervallen en ik opdracht zal geven de executoriale verkoop van de woning met spoed ter hand te nemen. Indien uw cliënte nog met een schikkingsvoorstel wil komen dan hoor ik dat graag (…)”

1.10    Vervolgens heeft verweerder de advocaat van klaagster bij

e-mail van 30 april 2015 als volgt bericht:

“(…) Naar aanleiding van mijn mail van vorige week vernam ik niets meer van u zo dat ik er van uit ga dat er van de kant van uw cliënte geen schikkingsvoorstel meer te verwachten valt. Ik wijs u er daarom nog maar eens op dat het restantverschuldigde € 15.942,67 morgen binnen moet zijn, bij gebreke waarvan ik zonder verder bericht opdracht zal geven de executoriale verkoop van de woning door te zetten.”

1.11    Bij e-mail van 4 mei 2015 heeft verweerder de advocaat van klaagster het volgende bericht:

“(…) Helaas heeft uw cliënte slechts een deelbetaling van € 10.000,- gedaan, zodat thans resteert te voldoen € 5.942,67. Het geduld van cliënte is inmiddels op en tenzij het restantverschuldigde uiterlijk vanmiddag voor 16.00 uur op [rekeningnummer] tnv stichting beheer derdengelden is bijgeschreven, zal ik opdracht geven tot openbare verkoop van de woning over t gaan. De daaraan verbonden kosten komen eveneens voor rekening van uw cliënte.”

1.12    Bij brief van 16 maart 2016 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

1.13    Verweerder heeft zich bij brief van 24 maart 2016 tegen de klacht verweerd.

1.14    Klaagster heeft op 14 april 2016 gerepliceerd, waarna verweerder op 20 april 2016 heeft gedupliceerd.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij ten onrechte heeft gedreigd met openbare verkoop van de in beslag genomen woning van klaagster, aangezien zij op dat moment aan de getroffen regeling had voldaan;

b)    hij klaagster niet zorgvuldig heeft geïnformeerd over wat er van haar werd verwacht;

c)    klaagster EUR 13.530,55 teveel heeft betaald.

2.2    In aanvulling op klachtonderdeel a heeft klaagster aangevoerd dat uit het

e-mailbericht d.d. 18 december 2014 van de deurwaarder valt op te maken dat de kosten zouden vervallen indien klaagster een bedrag van EUR 30.000,- zou betalen, hetgeen klaagster heeft gedaan.

2.3    Ter aanvulling op klachtonderdeel b stelt klaagster dat verweerder op de hoogte is van het feit dat klaagster de Nederlandse taal niet, althans in onvoldoende mate beheerst en dat hij desondanks in zijn zorgplicht jegens klaagster tekort is geschoten doordat hij haar niet op een zorgvuldige wijze heeft voorgelicht.

3    VERWEER

3.1    Verweerder stelt zich op het standpunt dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard. Hij heeft volkomen terecht met voortzetting van de executie van het vonnis gedreigd.

3.2    Via de deurwaarder is in december 2014 alsnog een regeling tot stand gekomen, inhoudende dat klaagster per direct een bedrag van EUR 30.000,- zou betalen en vanaf 1 januari 2015 EUR 500,- per maand, terwijl de volledige vordering uiterlijk 1 mei 2015 betaald moest zijn. Van kwijtschelding van rente of kosten is absoluut geen sprake geweest.

3.3    Met betrekking tot de stelling van klaagster dat zij met de deurwaarder zou hebben afgesproken dat rente en kosten zouden vervallen indien zij EUR 30.000,- zou betalen, merkt verweerder op dat er absoluut geen sprake van een dergelijke regeling is geweest. Uit het e-mailbericht d.d. 18 december 2014 van de deurwaarder blijkt evenmin dat sprake was van een dergelijke afspraak. De zinsnede “behoudens nog te vervallen rente en kosten” betekent immers niet meer dan dat de in dat e-mailbericht genoemde schuld nog vermeerderd zal worden met de nadien nog verschuldigde rente en eventueel te maken (executie)kosten.

3.4    Verweerder kan niet beoordelen in welke mate klaagster de Nederlandse taal machtig is. Zij heeft zich vanaf het allereerste moment dat verweerder bij de zaak betrokken raakte, laten bijstaan door een advocaat, van wie in ieder geval verwacht mag worden dat hij de Nederlandse taal machtig is. Verweerder heeft nooit rechtstreeks contact gehad met klaagster, ook niet in de executiefase, gedurende welke periode het contact met klaagster zowel telefonisch als schriftelijk via de door verweerder ingeschakelde deurwaarder liep. Verweerder betwist dat hem in tuchtrechtelijk opzicht iets te verwijten valt.

3.5    Klaagster heeft niet teveel betaald. Integendeel: er staat nog een bedrag van EUR 50,09 open.

4    BEOORDELING

4.1    Voor zover klaagster in haar repliek d.d. 14 april 2016 heeft aangevoerd dat haar klacht niet alleen is gericht tegen verweerder, maar ook tegen zijn kantoorgenote die de wederpartij van klaagster was in de procedure bij de rechtbank Den Haag, overweegt de voorzitter dat in het door de deken verrichte onderzoek naar de klacht geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden tussen klaagster en de kantoorgenote van verweerder. Indien klaagster een klacht wenst in te dienen over de kantoorgenote van verweerder, dient zij zich daartoe opnieuw tot de deken te wenden. Het onderstaande heeft slechts betrekking op de klacht voor zover deze is gericht tegen verweerder.

4.2    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of (3) indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdeel a

4.3    Zoals neergelegd in gedragsregel 19 is een advocaat verplicht, alvorens hij overgaat tot het nemen van rechtsmaatregelen en in het bijzonder tot het nemen van executiemaatregelen, de wederpartij (dan wel diens advocaat) van zijn voornemen kennis te geven, en de wederpartij daarbij in beginsel een redelijke tijd voor beraad te geven.

4.4    Namens verweerder heeft de deurwaarder reeds bij

e-mailberichten van 21 november 2014, 17 december en 18 december 2014 aangekondigd dat verweerder voornemens was om tot executiemaatregelen over te gaan indien klaagster niet zou voldoen aan het vonnis. Uit de

e-mailberichten van verweerder aan de advocaat van klaagster van 23 april 2015, 30 april 2015 en 4 mei 2015 blijkt voorts dat verweerder klaagster na de totstandkoming van de betalingsregeling herhaaldelijk heeft gewezen op zijn voornemen opdracht te geven tot openbare verkoop van de woning indien klaagster het restantbedrag niet tijdig zou voldoen. In zijn

e-mailberichten van 23 april en 30 april 2015 heeft verweerder voorts aangekondigd dat klaagster het restantbedrag vóór 1 mei 2015 diende te voldoen indien zij de executoriale verkoop wilde voorkomen. In zijn e-mail van 4 mei 2015 heeft verweerder klaagster de kans gegeven om vóór 16.00 uur diezelfde dag aan de regeling te voldoen, hetgeen klaagster niet heeft gedaan. De voorzitter is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat verweerder klaagster een redelijke termijn voor beraad heeft gegund, zoals gedragsregel 19 voorschrijft.

4.5    Het dossier – waaronder het e-mailbericht d.d. 18 december 2014 van de deurwaarder aan klaagster – bevat bovendien geen aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van klaagster dat was afgesproken dat aan haar finale kwijting zou worden verleend indien zij in één keer een bedrag van EUR 30.000,- zou voldoen. 

4.6    Het klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b

4.7    Dat verweerder, mede in het licht van het feit dat klaagster, zoals zij zelf aanvoert, de Nederlandse taal onvoldoende machtig is, klaagster niet zorgvuldig heeft geïnformeerd, blijkt niet uit de stukken. Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c

4.8    Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat klaagster een te hoog bedrag heeft betaald. De voorzitter kan op basis van de onderhavige stukken de juistheid van dit verwijt niet vaststellen. Bovendien behoren declaratiegeschillen in het algemeen niet tot de bevoegdheid van de tuchtrechter. Dit is slechts anders indien blijkt van excessief declareren. Klaagster heeft niet, althans onvoldoende onderbouwd dat er sprake was van excessief declareren en zulks is ook anderszins niet gebleken.

4.9    Naar het oordeel van de voorzitter is uit de onderhavige stukken niet gebleken dat verweerder op enigerlei wijze de grenzen van de onder 4.1 bedoelde vrijheid heeft overschreden.

4.10    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, dan ook in haar geheel kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j lid 1 onder c Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. N.M. van Trijp als griffier op 26 september 2016.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 26 september 2016 verzonden.