ECLI:NL:TADRSGR:2016:253 Raad van Discipline 's-Gravenhage 16-009/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:253
Datum uitspraak: 28-11-2016
Datum publicatie: 16-02-2017
Zaaknummer(s): 16-009/DH/RO
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De raad oordeelt het verzet niet-ontvankelijk omdat het te laat is ingesteld.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 28 november 2016

in de zaak 16-009/DH/RO

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 12 februari 2016 op de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 5 oktober 2015 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 4 januari 2016 met kenmerk R 2015/117 edl, door de raad ontvangen op 6 januari 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 12 februari 2016 heeft de voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 15 februari 2016 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 15 maart 2016, door de raad ontvangen op 17 maart 2016, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 De ontvankelijkheid van het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 september 2016 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met bericht van verhindering niet verschenen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 15 maart 2016.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 Klager heeft de heer C. in de periode van juni 2007 tot en met september 2009 bijgestaan in zaken betreffende diens verblijfstitel.

2.2 Inmiddels wordt de heer C. bijgestaan door verweerder.

2.3 Verweerder heeft namens de heer C. een civielrechtelijk procedure tegen klager gestart bij de rechtbank Den Haag, sector kanton, locatie Leiden.

2.4 Op 28 september 2015 heeft in deze zaak een comparitie van partijen plaatsgevonden.

2.5 Bij brief van 5 oktober 2015 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.

3 KLACHT EN VERZET

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij verzuimd heeft om de juiste tolk op te roepen voor de comparitie op 28 september 2015, waardoor de heer C. niet in staat was goed geïnformeerd te beslissen.

3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager zich niet kan verenigen met de beslissing van de voorzitter.

4 VERWEER

4.1 Verweerder stelt dat de heer C. klager geen toestemming heeft gegeven namens hem onderhavige klacht in te dienen, zodat de klacht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

5 BEOORDELING

5.1 Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzet overweegt de raad als volgt.

5.2 Ingevolgde artikel 46h Advocatenwet kan klager binnen dertig dagen na de verzending van de beslissing van de voorzitter schriftelijk verzet doen bij de raad van discipline.

5.3 Blijkens het dossier is op 15 februari 2016 een afschrift van de beslissing van de voorzitter aangetekend aan klager verzonden. In de ‘mededelingen van de griffier ter informatie’ die aan (het afschrift van) de beslissing zijn gehecht is klager erop gewezen dat hij, indien hij zich met de beslissing niet kan verenigen, daartegen binnen dertig dagen na verzending van het afschrift, schriftelijk verzet kon aantekenen bij de raad van discipline aan het in de brief vermelde adres. Daarbij is tevens vermeld dat de eerste dag van de termijn van dertig dagen de dag is volgend op de dag van verzending van het afschrift en dat het verzetschrift uiterlijk op de dertigste dag in het bezit dient te zijn op de griffie van de raad van discipline.

5.4 De griffie heeft eerst op 17 maart 2016 het verzetschrift van klager ontvangen.

5.5 Op de brief van de griffier van 25 maart 2016 of klager zijn verzet wenst door te zetten in de wetenschap dat ter zitting slechts de ontvankelijkheid hiervan zal worden behandeld, heeft klager enkel gereageerd dat dit het geval is.

5.6 Ter zitting heeft klager aangegeven dat hij heeft geprobeerd te faxen, bellen en mailen op 15 maart 2016, maar dat dit niet is gelukt; hij kreeg geen verbinding. Klager heeft zijn stelling niet bewezen, noch deze met stukken of anderszins onderbouwd of aannemelijk gemaakt.

5.7 Nu er zich evenmin een notitie in het dossier bevindt, opgemaakt door de griffie, van enig contact met klager op 15 maart 2016, en voorts niet gebleken is van enige technische storing op deze datum, kan de raad klager in diens stelling niet volgen.

5.8 De raad concludeert gelet op het hiervoor overwogene, nu geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, dat het verzet te laat is ingesteld, hetgeen voor rekening van klager dient te blijven.

5.9 Het verzet is derhalve niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2016.

Deze beslissing is in afschrift op 28 november 2016 verzonden.