ECLI:NL:TADRSGR:2016:252 Raad van Discipline 's-Gravenhage 15-418/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2016:252
Datum uitspraak: 28-11-2016
Datum publicatie: 16-02-2017
Zaaknummer(s): 15-418/DH/RO
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
  • Berisping
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Klacht tegen eigen advocaat. Klager verwijt verweerster dat zij hem niet goed heeft bijgestaan, waarbij het tekort schieten met name zag op de inhoudelijke behandeling van het dossier, de zorgvuldigheid en de financiële kant van de werkzaamheden. De raad is van oordeel dat de advocaat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door klager onjuist voor te lichten, slordig te zijn in haar correspondentie, drie maal deurwaarderskosten in rekening te brengen terwijl daarvoor geen aanleiding bestond en niet te controleren of klager in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand nadat hij zijn baan had verloren. Klacht voor het overige ongegrond. Berisping.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag

van 28 november 2016

in de zaak 15-418/DH/RO

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij mail van 8 januari 2015, aangevuld bij mail van 4 maart 2015, heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 1 oktober 2015 met kenmerk R 2015/91 edl, door de raad ontvangen op 5 oktober 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 september 2016 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Verweerster heeft klager in eerste aanleg vanaf 16 april 2012 bijgestaan inzake zijn echtscheiding en alle daarmee samenhangende nevenvoorzieningen.

2.2 Verweerster heeft daartoe een echtscheidingsprocedure gestart bij de Rechtbank Rotterdam.

2.3 Deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 juni 2012 de zaak doorverwezen naar de Rechtbank Den Haag, aangezien de ex-echtgenote en klager ingeschreven staan in de gemeente Leidschendam.

2.4 Verweerster heeft klager op 8 juli 2012 een declaratie gestuurd met daarin onder andere als opgevoerde kosten ‘belaste verschotten‘ [deurwaarderskosten].

2.5 Verweerster heeft bij een e-mail aan klager over de echtscheidingsprocedure op 14 juni 2013 een bijlage gevoegd die hoort bij een andere zaak waarbij klager niet betrokken is.

2.6 Op 27 augustus 2013 heeft de Rechtbank Den Haag de echtscheiding uitgesproken. Bepaald is onder meer dat de ex-echtgenote aan klager een vergoeding voor het gebruik van de echtelijke woning dient te betalen ad  EUR 1.100 per maand, gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking.

2.7 Klager heeft op 9 september 2013 per e-mail aan verweerster gevraagd of de rechtbank al de finale uitspraak heeft gestuurd.

2.8 De (advocaat van de) ex-echtgenote van klager is op 25 november 2013 in beroep gegaan tegen genoemde beschikking van 27 augustus 2013. De raad gaat er van uit, mede gelet op het hieronder sub 2.15 vermelde, dat het beroep zich niet richtte tegen de uitgesproken echtscheiding.

2.9 Verweerster heeft klager per e-mail van 17 december 2013 een tekst voorgelegd voor een brief aan de ex-echtgenote, om haar in gebreke te stellen voor het uitblijven van de betaling van de verschuldigde EUR 1.100 gebruiksvergoeding.

2.10 Verweerster heeft op 14 januari 2014 een verweerschrift, tevens inhoudende een incidenteel appel, ingediend.

2.11 Nadien heeft klager zich gewend tot een andere advocaat die hem in de verdere behandeling van het hoger beroep heeft bijgestaan.

2.12 Op 22 januari 2014 is de echtscheiding ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.

2.13 Het Gerechtshof Den Haag heeft op 4 februari 2015 een  beschikking gewezen. Daarin is, voor zover hier van belang, nog overwogen:

“36. Op basis van de door partijen verstrekte gegevens kan het hof niet berekenen wat partijen over en weer van elkaar te vorderen hebben. De zaak is te versplinterd aan het hof voorgelegd.”

2.14 Op 16 juli 2015 heeft, naar aanleiding van de door klager jegens verweerster ingediende klacht, een bespreking plaatsgevonden bij het bureau van de deken. Klager en verweerster waren voor deze bespreking uitgenodigd. Verweerster was bij deze bespreking echter niet aanwezig, omdat zij, naar haar zeggen, de datum van de bespreking verkeerd had genoteerd.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

Inhoudelijke belangenbehartiging

a) de huwelijkse voorwaarden verkeerd heeft beoordeeld, als gevolg waarvan klager EUR 19.517 onverschuldigd heeft betaald aan zijn ex-echtgenote;

b) klager onjuist heeft voorgelicht over de ingangsdatum van te ontvangen gebruiksvergoeding voor de echtelijke woning, en de datum waarop inschrijving van een echtscheidingsbeschikking mogelijk is, ten gevolge waarvan klager pas (veel) later recht had op deze vergoeding;

c) ten onrechte in het verweerschrift, tevens incidenteel appelschrift, niet alle door klager gewenste grieven heeft opgenomen;

Zorgvuldigheid van haar werkzaamheden

d) slordig is geweest in haar correspondentie met klager en met de rechtbank;

e) geen opdrachtbevestiging aan klager heeft toegezonden;

f) geen algemene voorwaarden aan klager heeft toegezonden;

g) niet de beschikking had over een volledig dossier en niet alle stukken paraat had tijdens de zitting;

h) de stukken in de hoger beroepsprocedure zeer versplinterd heeft aangeleverd;

Financiële kant van de werkzaamheden

i) klager zes declaraties zonder urenverantwoording heeft toegezonden;

j) bovendien onjuistheden in de declaraties heeft opgenomen, te weten uit de urenspecificatie van 6 december 2012 volgt dat slechts 2,4 uur is gewerkt, terwijl 4 uur in rekening is gebracht en uit de declaratie van 13 februari 2014 volgt dat verweerster op Eerste Kerstdag zou hebben gebeld hetgeen niet is gebeurd;

k) geen voorcalculatie heeft gemaakt en klager niet heeft gewaarschuwd dat de kosten hoger zouden worden dan verwacht;

l) drie maal deurwaarderskosten in rekening heeft gebracht, terwijl hiervoor geen aanleiding bestond;

m) niet heeft gecontroleerd of klager in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand nadat hij zijn baan had verloren.

3.2 Klager verwijt verweerster derhalve dat zij hem niet goed heeft bijgestaan, waarbij het tekort schieten met name zag op de inhoudelijke behandeling van het dossier, de zorgvuldigheid en de financiële kant van de werkzaamheden.

4 VERWEER

4.1 Verweerster stelt dat zij klager op een goede wijze heeft bijgestaan.

4.2 Verweerster heeft erkend dat haar secretaresse het verzoekschrift inzake de echtscheidingsprocedure per abuis aan de Rechtbank Rotterdam heeft toegezonden in plaats van de Rechtbank Den Haag. Als gevolg hiervan is echter hoogstens twee weken vertraging ontstaan.

4.3 De door klager ingebrachte e-mail van verweerster behelst de opdrachtbevestiging en verweerster heeft zich niet op de algemene voorwaarden beroepen, zodat deze niet relevant zijn.

4.4 Met betrekking tot de stukken ter zitting heeft verweerster aangegeven dat zij wel degelijk tijdens de zitting haar stukken paraat had.

4.5 Ten aanzien van het versplinterd aanleveren van het appeldossier heeft verweerster gesteld dat, nadat zij zich aan de zaak had onttrokken, door de wederpartij viermaal nadere stukken in het geding zijn gebracht en door klager driemaal. Dit kan verweerster niet worden tegengeworpen.

4.6 Met betrekking tot de declaraties heeft verweerster aangegeven dat zij op het moment dat klager daarom heeft verzocht prompt tot verzending van de urenverantwoording is overgegaan. En op verzoek van klager heeft hij vervolgens alle latere declaraties gespecificeerd ontvangen.

4.7 Verweerster heeft voor wat de geschreven tijd op Eerste Kerstdag betreft opgemerkt dat het mogelijk is dat zij een verkeerde datum heeft genoteerd. Zij heeft aangeboden het gedeclareerde bedrag voor het desbetreffende telefoongesprek terug te betalen.

4.8 Ten aanzien van de toevoeging heeft verweerster opgemerkt dat klager hier nimmer voor in aanmerking zou zijn gekomen.

5 BEOORDELING

5.1 Bij de beoordeling van de klacht, die mede betrekking heeft op de kwaliteit van de dienstverlening, stelt de raad voorop dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De raad dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het - in overleg met zijn cliënt - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak in strijd handelt met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend advocaat mag worden verwacht waardoor de belangen van zijn cliënt (kunnen) worden geschaad.

5.2 De raad toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt.

5.3 Verder merkt de raad op dat het niet aan hem is om een diepgaand onderzoek naar de feiten te verrichten.

Inhoudelijke belangenbehartiging

Ad klachtonderdelen a) en c)

5.4 Nu klager deze klachtonderdelen niet nader heeft onderbouwd, kan de raad niet vaststellen of het gestelde heeft plaatsgevonden. De klachtonderdelen missen daarmee feitelijke grondslag en zijn reeds hierom ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Verweerster heeft de beschikking van de Rechtbank Den Haag van 27 augustus 2013, gelet op haar e-mails aan klager van 22 november 2013 en 17 december 2013, aldus geïnterpreteerd dat de ex-echtgenote vanaf de datum van de beschikking de vastgestelde gebruiksvergoeding zou moeten betalen. Dat is onjuist; de rechtbank heeft immers bepaald dat die vergoeding verschuldigd zou zijn gedurende zes maanden na de inschrijving van de beschikking.

5.6 De echtscheiding is pas op 22 januari 2014 ingeschreven in de registers. Zonder uitleg van verweerster voor het feit dat de inschrijving niet kort na het verstrijken van de hoger beroepstermijn heeft plaatsgevonden, of eerder na verkrijging  van een akte van berusting, is deze vertraging verwijtbaar.

5.7 Het handelen van verweerster zoals hiervoor omschreven in onderlinge samenhang gezien acht de raad tuchtrechtelijk verwijtbaar, zodat dit klachtonderdeel gegrond is.

Zorgvuldigheid van haar werkzaamheden

Ad klachtonderdeel d)

5.8 Vast staat dat het verzoekschrift is ingediend bij de verkeerde rechtbank. Het verweer dat haar secretaresse hiervoor een verwijt te maken is,  doet niets af aan verweersters verantwoordelijkheid voor deze juridische handeling. Voorts staat vast dat verweerster bij een e-mail aan klager een stuk uit een geheel ander dossier als bijlage heeft gevoegd.

5.9 Verder heeft klager niet aanstonds de beschikking van de rechtbank van verweerster ontvangen. Eerst nadat klager twee weken later aan verweerster had gevraagd of de rechtbank al een beslissing had genomen, heeft hij deze alsnog gekregen. De reactie van verweerster op het verzoek van klager dat ze de beschikking al had verstuurd en dat het door de verandering in de automatisering fout kan zijn gegaan is niet nader onderbouwd. En ook overigens had het in de rede gelegen dat verweerster binnen die twee weken met klager in contact was getreden naar aanleiding van de beschikking.

5.10 Hoewel een enkele slordigheid geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, acht de raad de hiervoor genoemde slordigheden in onderlinge samenhang gezien wel degelijk tuchtrechtelijk verwijtbaar. De raad overweegt daartoe dat dit niet slechts een enkele menselijke fout betreft, maar duidt op structurele onzorgvuldigheid. Dit beeld wordt bevestigd door het feit dat verweerster de afspraak die zij met de deken en klager op het Bureau van de deken had kennelijk verkeerd in haar agenda had genoteerd, waardoor zij niet bij die bespreking aanwezig was.

Ad klachtonderdelen e) en f)

5.11 Uit het dossier blijkt dat verweerster klager per e-mail een (summiere) opdrachtbevestiging heeft toegezonden. Klager heeft deze e-mail zelf in deze tuchtprocedure ingebracht.

5.12 Nu uit het dossier niet volgt dat verweerster zich op haar algemene voorwaarden heeft beroepen, kan ten aanzien van dit klachtonderdeel geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen worden vastgesteld.

5.13 Beide klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

5.14 Tegenover dit klachtonderdeel staat de expliciete betwisting van verweerster. Bij gebreke van een nadere onderbouwing, is de juistheid van de klacht  niet komen vast te staat,  en zij is daarmee ongegrond.

Ad klachtonderdeel h)

5.15 Met betrekking tot dit klachtonderdeel heeft klager wel gesuggereerd, maar niet nader onderbouwd, dat het hof bij zijn overweging slechts doelt op de stukken die verweerster heeft overgelegd. Dat had wel op zijn weg gelegen, nu verweerster heeft aangevoerd dat er, nadat zij zich had teruggetrokken als advocaat van klager, zowel door klager als door de wederpartij nog meerdere stukken zijn ingebracht. Op grond van de in het dossier aanwezige stukken kan de raad de juistheid van dit klachtonderdeel niet vaststellen en moet de conclusie derhalve zijn dat dit onderdeel ongegrond is.

Financiële kant van de werkzaamheden

Ad klachtonderdeel i)

5.16 Een advocaat is niet verplicht om bij iedere declaratie een urenspecificatie mee te zenden. Indien een cliënt hierom verzoekt, dient deze echter wel te worden verstrekt (zie gedragsregel 27 lid 5).

5.17 Nu verweerster onweersproken heeft gesteld dat zij klager gelijk nadat hij hierom had verzocht de betreffende urenspecificaties heeft verstrekt, heeft zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel j)

5.18 De stelling van klager dat 240 minuten niet gelijk zou zijn aan de door verweerster gedeclareerde 4 uur, kan de raad niet volgen. Dit gedeelte van dit klachtonderdeel is daarmee ongegrond.

5.19 Wat het gedeclareerde telefoongesprek op Eerste Kerstdag betreft: verweerster heeft erkend dat ze hierin mogelijk een fout heeft gemaakt en ze heeft aangeboden het inmiddels door klager betaalde bedrag te retourneren. De raad acht dit onderdeel, hoewel het de eerder geconstateerde onzorgvuldigheid ondersteunt, op zichzelf beoordeeld en mede gelet op de adequate reactie van verweerster, van onvoldoende gewicht.

5.20 Dit klachtonderdeel is gelet op het voorgaande ongegrond.

Ad klachtonderdeel k)

5.21 Aangezien op basis van het dossier door de raad niet kan worden vastgesteld of klager nu wel of niet van verweerster een inschatting van de kosten heeft ontvangen, kan hij ook niet vaststellen of deze hoger zijn uitgevallen of niet. Dit innerlijk tegenstrijdige verwijt kan daarmee niet door de raad worden beoordeeld en is ongegrond.

Ad klachtonderdeel l)

5.22 Verweerster heeft klager op 8 juli 2012 een declaratie gestuurd met daarop vermeld deurwaarderskosten. De vraag van klager waarom er dergelijke kosten op dat moment zouden zijn gemaakt, is terecht en niet, althans niet afdoende door verweerster beantwoord. Ten tijde van deze declaratie was  immers alleen de echtscheidingsprocedure bij de Rechtbank Den Haag aanhangig. De raad kan, gelet op het vorenstaande, niet anders dan oordelen dat dit klachtonderdeel gegrond is.

Ad klachtonderdeel m)

5.23 Een advocaat dient ook tijdens de behandeling van een zaak, wanneer daartoe aanleiding bestaat, te controleren of zijn cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand (zie gedragsregel 24 lid 1). Slechts als een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking komt hiervoor kan hij hiervan afzien.

5.24 Het feit dat klager zijn baan heeft verloren eind september 2013 had voor verweerster aanleiding moeten zijn om te controleren of hij voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking kwam. Het enkele verweer dat klager nimmer hiervoor in aanmerking is gekomen acht de raad onvoldoende om aan te kunnen nemen dat verweerster goede gronden had om dit aan te nemen. Dit klachtonderdeel is gegrond.

 Conclusie

5.25 De raad is gelet op het voorgaande met betrekking tot klachtonderdelen b, d, l en m van oordeel dat verweerster in de uitvoering van haar opdracht onoordeelkundig en/of onzorgvuldig is geweest en acht dit tuchtrechtelijk verwijtbaar.

6 MAATREGEL

6.1 Al het voorgaande overziende constateert de raad dat de besproken gedragingen verwijtbaar zijn, alsmede dat verweerster daarmee blijk heeft gegeven van te kort schieten in de behartiging van de belangen van klager. Daarbij komt dat verweerster ter zitting van de raad, waar alle hierboven besproken gedragingen uitvoerig zijn besproken, blijk gegeven heeft van gebrek aan inzicht in haar disfunctioneren, en in de ernst daarvan. Dit laatste brengt de raad mede tot het oordeel dat hij het opleggen van de maatregel berisping passend en geboden acht.

7 GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1 Aangezien de klacht voor een substantieel deel gegrond is verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2  De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 50 aan reiskosten.

7.3  De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer “15-418/DH/RO”.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen b, d, l en m gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen a, c, e, f, g, h, i, j en k ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van berisping op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 50 aan klager;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, T. Hordijk, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. K.N. Schuurmans-van Erkel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2016.

Deze beslissing is in afschrift op 28 november 2016 verzonden.