ECLI:NL:TADRARL:2016:72 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 15-338

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:72
Datum uitspraak: 22-02-2016
Datum publicatie: 04-07-2016
Zaaknummer(s): 15-338
Onderwerp:
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: De advocaat privé
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht over privé optreden van verweerster is ongegrond. Wel werpt de raad de vraag op of het verstandig is dat verweerster als advocaat optreedt in een zaak waarin zij direct (als partij, kantoorhoudende nabij het perceel van klagers) en indirect (voor haar partner die partij is) een eigen belang heeft. Verweerster heeft gesteld dat de zaak te ingewikkeld is geworden om over te dragen en dat de kosten van rechtsbijstand daar ook een rol bij spelen. Een deel van de verwijten is echter juist terug te voeren op die vermenging van rollen (optreden al dan niet in toga, declareren voor bijstand aan partner, uitingen in de rechtszaal), terwijl verweerster niet of minder geremd wordt door kostenoverwegingen. Klacht over schenden van de geheimhoudingsplicht uit een mediationovereenkomst is ook ongegrond. De inhoud van de door verweerster in een procedure overgelegde e-mail van de mediators waarbij de mediaton door hen wordt bëeindigd valt zonder nadere onderbouwing niet onder de geheimhoudingsverplichting reeds gelet op het aantal geadresseerden en het onderwerp van deze e-mail. Blijkens de e-mail ging het daarbij niet alleen om de direct bij de mediation betrokken partijen, maar ook om een vertegenwoordiger van Das rechtsbijstand, waarvan in ieder geval vaststaat dat de geheimhoudingsverplichting op hem geen betrekking had.

Beslissing van 22 februari 2016

in de zaak 15-338

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw X1, hierna klaagster sub 1

de heer X2

wonende te A

klagers

tegen

mr. Y

advocaat B

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 1 april 2015 hebben klagers zich bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland beklaagd over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 september 2015 met kenmerk RvT 15-0124/TRC/ml, door de raad ontvangen op 4 september 2015, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 7 december 2015. Ter zitting was namens klagers mr. I aanwezig. Zij heeft gepleit aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd. Voorts is verweerster verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    e-mails van klagers van 11 november 2015, 18 november 2015 en 3 december 2015,

-    een stuk van klagers genaamd: “Punten voor K zaak 7 december”,

-    een brief van 20 november 2015 van verweerster met bijlagen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klaagster sub 1 exploiteert een Bed en Breakfast en een locatie voor training, workshop of meeting. Een en ander ligt tegenover het pand waar verweerster kantoor houdt. Verweerster en haar partner, althans haar partner, hebben panden, waaronder een woonhuis, die aan het perceel van klaagster sub 1 grenzen in (mede) eigendom. Verweerster is regelmatig te gast in het woonhuis van haar partner. Klaagster sub 1 is bezig met de ontwikkeling van het perceel, waar zij onder meer horeca activiteiten wil (blijven) ontplooien. Verweerster verzet zich tegen (uitbreiding van) deze activiteiten evenals haar partner en een aantal omwonenden.

2.2    In het verleden zijn vergunningen voor de door klagers gewenste (horeca) activiteiten door de Raad van State vernietigd. De gemeente gedoogt thans een aantal activiteiten in afwachting van een wijziging van het bestemmingsplan. Namens haar partner, een aantal omwonenden en voor zichzelf heeft verweerster een aantal bestuursrechtelijke procedures gevoerd. Er wordt nog altijd tussen partijen geprocedeerd.

2.3    Op, althans nabij, het perceel van klagers hebben tussen partijen woordenwisselingen plaatsgevonden en er zijn over en weer foto’s van elkaar en de zich op elkaars percelen bevindende personen gemaakt.

2.4    Teneinde de problemen op te lossen is tussen partijen een mediationtraject gestart dat door de mediators vóór de daadwerkelijke aanvang daarvan, althans voortijdig, is afgebroken. Bij e-mail van 15 april 2015, met als onderwerp “einde mediation”, hebben de mediators hun beslissing aan onder meer partijen meegedeeld. Deze brief is door verweerster in een bestuursrechtelijke procedure overgelegd. Partijen hebben een overeenkomst getekend waarin zij voor wat betreft de inhoud van de mediation een geheimhoudingsverplichting op zich hebben genomen. 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    kostbare procedures te voeren gericht tegen vergunningverlening aan klaagster sub 1., die onnodig zijn en niet tot het door verweerster gewenste resultaat kunnen leiden,

b)    zich ten onrechte als vFAS scheidingsbemiddelaar en MfN mediator te presenteren,

c)    de geheimhoudingsplicht uit een mediationovereenkomst te schenden door tijdens een zitting bij de bestuursrechter in Den Haag van 12 juni 2015 inhoudelijke mededeling te doen over de mediation en een e-mail van de mediators van 15 april 2015 over te leggen,

d)    onprofessioneel en onbehoorlijk gedrag te vertonen. Tijdens zittingen spreekt verweerster met stemverheffing en interrumpeert zij ongevraagd en op een hinderlijke wijze de rechter en andere ter zitting aanwezigen, waaronder klagers. Tijdens en buiten kantoortijden houdt verweerster zich op of nabij het perceel van klagers op, waarbij zij klagers uitscheldt en ongevraagd personen (vaak gasten) die zich op het perceel van klagers bevinden fotografeert. Dat komt zeer intimiderend over.

4    VERWEER

4.1    ten aanzien van klachtonderdeel a. Een aantal activiteiten van klagers wordt thans door de gemeente onder strenge voorwaarden gedoogd. Klagers overtreden deze voorwaarden stelselmatig, waardoor veel overlast ontstaat. De door verweerster gevoerde procedures hebben succes opgeleverd. Het gaat stuk voor stuk om volstrekt legale procedures die een legaal doel dienen.

4.2    ten aanzien van klachtonderdeel b. Verweerster was tot 1 januari 2015 vFAS- en MfN medatior. Per die datum zijn het lidmaatschap en de registratie geëindigd. Niet is uit te sluiten dat op internet nog meldingen van voor 1 januari 2015 voorkomen. Daar heeft verweerster dan echter niet de hand in.

4.3    ten aanzien van klachtonderdeel c. Ter zitting heeft verweerster geen mededeling gedaan over de inhoud van de mediation. Ook in de door verweerster overgelegde e-mail van de mediators van 15 april 2015 wordt daarover niet gesproken. Verweerster heeft ter zitting niet meer gezegd dan in genoemde e-mail was vermeld. Een dergelijke mededeling  is toegestaan.

4.4    ten aanzien van klachtonderdeel d. Verweerster ontkent dat zij tijdens zittingen bovenmatig haar stem heeft verheven en/of heeft geïnterrumpeerd. In het vuur van de strijd zal zij wel eens iemand onderbroken hebben maar zij heeft dat tijdens de zittingen niet vaker gedaan dan klaagster sub 1 zelf. Er is sprake van een legaal verzet van omwonenden tegen de pogingen van klaagster sub 1 om vergunningen te krijgen. Echter al geruime tijd wordt verweerster door klagers gezien als de oorzaak van de tot nu toe voor klaagster sub 1 negatieve ontwikkeling. Het heeft geleid tot voor verweerster negatieve stukken in de landelijke en de plaatselijke pers en tot een reportage van RTV-Utrecht waarin verweerster in een kwaad daglicht wordt gesteld. Ook op andere wijze maken klagers het leven van verweerster zuur door bijvoorbeeld te klagen bij haar partijgenoten waarmee zij in de gemeenteraad zit en een brief te schrijven aan de integriteitscommissie van de partij. Verweerster heeft last van wat zij noemt: de pesterijen van klagers. In dat verband noemt verweerster ook het hinderlijk fotograferen van verweerster en haar partner door klager. Verweerster sluit niet uit dat zij richting klager woorden heeft gebruikt in de trant van: “hou nou eens op klootzak”, maar deze opmerking moet in de bovenomschreven context worden geplaatst. Oorspronkelijk werd de zaak tegen klagers behandeld door de rechtsbijstandsverzekeraar van de partner van verweerster. Op een gegeven moment was het budget echter op en heeft verweerster de behandeling op zich genomen. Inmiddels zijn er zoveel procedures gevoerd en is de zaak zo ingewikkeld geworden dat deze moeilijk meer is over te dragen.

5    BEOORDELING

5.1    De klachtonderdelen a. en c. hebben betrekking op het optreden van verweerster als advocaat in een aantal bestuursrechtelijke procedures. Klachtonderdeel b. heeft betrekking op de presentatie van verweerster als advocaat. Klachtonderdeel d. betreft in de eerste plaats het optreden van verweerster als privé persoon en in mindere mate haar optreden als advocaat.

5.2    Verweerster is in aan aantal bestuursrechtelijke procedures (mede) namens een aantal omwonenden en haar partner opgetreden. Weliswaar ging het daarbij in de meeste gevallen formeel gezien om procedures tegen de gemeente maar klagers waren daarbij direct belanghebbenden. Materieel gezien was verweerster in deze zaken dus de advocaat van de wederpartij.

5.3    Een advocaat komt een grote vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad.

Ad klachtonderdeel a)

5.4    Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat er door verweerster onnodige procedures zijn gevoerd waarvan op voorhand vaststond dat deze voor haar en haar cliënten niets zouden opleveren, in het bijzonder wordt genoemd dat verweerster de gemeente heeft verzocht om handhavend op te treden tegen een vergunde activiteit.

5.5    De raad overweegt naar aanleiding van deze stelling dat ook van procedures waarvan een advocaat weet dat zij niet onmiddellijk tot honorering van het partijstandpunt van zijn cliënten leiden niet bij voorbaat gezegd kan worden dat deze altijd volstrekt zinloos zijn en voor zijn cliënten geen enkel gerechtvaardigd doel kunnen dienen. Dit geldt temeer nu het hier om bestuursrechtelijke procedures ging waarvan bekend is - zoals de gemachtigde van klagers zelf ter zitting naar voren heeft gebracht - dat deze soms gevoerd moeten worden om geen rechten verloren te laten gaan.

Specifieke omstandigheden waarom dit in dit geval anders zou zijn, zijn door klagers niet gesteld noch anderszins gebleken. 

5.6    Door klagers is niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt dat verweerster de grenzen van haar vrijheid om namens haar cliënten op een in haar ogen passende wijze op te treden heeft overschreden. Klachtonderdeel a. wordt derhalve verworpen.

Ad klachtonderdeel b)

5.7    Nog afgezien of klagers belang hebben bij deze klacht (verweerster is in deze zaak immers niet als familierecht advocaat en/of mediator opgetreden) wordt deze klacht verworpen bij gebrek aan feitelijke grondslag. Verweerster heeft aangegeven dat zij niet langer lid is van de vFAS en als MfN mediator is uitgeschreven. Dat dit anders is, is niet onderbouwd. Dat op internet mogelijk nog hier of daar enige verwijzing naar haar vroegere kwalificaties voorkomt kan verweerster niet verweten worden.

Ad klachtonderdeel c)

5.8    Onduidelijk is gebleven welke mededelingen verweerster ter zitting van de bestuursrechter over de mediation heeft gedaan. Verweerster ontkent dat het over de inhoud ging en de gemachtigde van klagers heeft ter zitting van de raad meegedeeld hierover – ook na toestemming van verweerster te hebben ontvangen - geen mededeling te mogen doen. Derhalve blijkt onvoldoende concreet dat er ter zitting van de bestuursrechter iets is verklaard dat geheim had moeten blijven.

5.9    De inhoud van de door verweerster overgelegde e-mail van de mediators van 15 april 2015 valt zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt - niet onder de geheimhoudingsverplichting reeds gelet op het aantal geadresseerden en het onderwerp van deze e-mail. Blijkens de e-mail ging het daarbij niet alleen om de direct bij de mediation betrokken partijen, maar ook om een vertegenwoordiger van Das rechtsbijstand, waarvan in ieder geval vaststaat dat de geheimhoudingsverplichting op hem geen betrekking had. Daarbij speelt ook een rol dat niet is gebleken dat iemand tegen toezending van e-mail aan alle geadresseerden bezwaar heeft gemaakt.

5.10    Klachtonderdeel c. wordt derhalve verworpen.

Ad klachtonderdeel d)

5.11    De raad kan niet vaststellen dat de verwijten over het gedrag van verweerster in de rechtszaal doel treffen. Tegenover de verwijten van klagers staan ontkenningen respectievelijk andere lezingen van het gebeurde door verweerster. Door klagers zijn geen processen-verbaal overgelegd waaruit de gang van zaken tijdens de gewraakte zittingen blijkt.

5.12    Overigens betreft het hier het domein van de zittingsrechter. Niet is gebleken dat zodanig werd opgetreden dat de rechter aanleiding zag tot sancties anders dan de gebruikelijke procedurele ingrepen om een zitting in goede banen te leiden. Het vragen van een proceskostenveroordeling voor kosten van bijstand aan een partner is op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.13    In zoverre het de handelwijze in de rechtszaal betreft wordt dit klachtonderdeel derhalve verworpen.

5.14    Verweerster erkent een deel van de verweten verbale uitingen op en rond de percelen van partijen en het maken van foto’s aldaar. Daarbij geldt echter dat verweerster van haar kant een situatie schetst waarbij zij door klagers tot het uiterste werd gedreven en waarbij klagers niet hebben geschuwd om de publiciteit te zoeken om haar zwart te maken.

5.15    Privé gedragingen van een advocaat worden alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld, wanneer er hetzij voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden, hetzij de gedragingen voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moeten worden geacht.

5.16    Over en weer maken partijen elkaar verwijten over elkaar fotograferen en woordenwisselingen op of rond de percelen van beide partijen. De raad heeft niet tot taak te beoordelen of klager verweerster of verweerster klager vaker fotografeer en filmt en wie daarmee start. Dat sprake is van wederzijdse vastlegging staat wel vast.

5.17    Het totaalbeeld levert op dat de situatie tussen partijen steeds verder is geëscaleerd en dat partijen steeds meer middelen hebben ingezet om hun ongenoegen jegens elkaar te uiten, waarbij klagers ook de publiciteit hebben gezocht. Onder deze omstandigheden oordeelt de raad het gewraakte optreden van verweerster niet zodanig ernstig dat haar daarvan in tuchtrechtelijke zin een verwijt kan worden gemaakt.

5.18    Klachtonderdeel d. wordt derhalve verworpen.

Ten slotte en ten overvloede

5.19    Ter zitting is al de vraag opgeworpen of het verstandig is dat verweerster als advocaat optreedt in een zaak waarin zij direct (als partij, kantoorhoudende nabij het perceel van klagers) en indirect (voor haar partner die partij is) een eigen belang heeft. Verweerster heeft gesteld dat de zaak te ingewikkeld is geworden om over te dragen en dat de kosten van rechtsbijstand daar ook een rol bij spelen. Een deel van de verwijten is echter juist terug te voeren op die vermenging van rollen (optreden al dan niet in toga, declareren voor bijstand aan partner, uitingen in de rechtszaal), terwijl verweerster niet of minder geremd wordt door kostenoverwegingen. De raad geeft – met begrip voor de ontstane situatie – daarom aan verweerster die vraag opnieuw mee.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart alle klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse, B.E.J.M. Tomlow, P.P. Verdoorn en K.J. Verrips, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier. en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2016.

Griffier    Voorzitter