ECLI:NL:TADRARL:2016:308 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-900

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:308
Datum uitspraak: 19-12-2016
Datum publicatie: 22-03-2017
Zaaknummer(s): 16-900
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Wrakingsbeslissing. De raad stelt voorop dat beide beslissingen van verweerders jegens verzoeker de procesorde betreffen. Zij hebben geen betrekking op de persoon van de tuchtrechter. Mede gelet op veelheid aan wrakingsverzoeken wijst de raad dit wrakingsverzoek af wegens ernstige misbruik van de bevoegdheid tot wraking door verzoeker. De raad bepaalt tevens dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking in de genoemde klachtzaak niet in behandeling wordt genomen.

Beslissing van de wrakingskamer van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden (hierna: de raad)

van 19 december 2016

in de zaak 16-900

naar aanleiding van het verzoek om wraking van de hierna te noemen tuchtrechters van de raad, ingediend door

verzoeker

tegen

voorzitter en leden in de samenstelling van de raad van 3 oktober 2016::

mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, H.H. Tan, K.J. Verrips en A.M.T. Weersink, leden.

verweerders

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de raad is een klacht van verzoeker aanhangig met zaaknummer 16-576 (klacht tegen mr. [naam]). Het verzet in deze zaak zou behandeld worden ter zitting van de raad van 3 oktober 2016. Hieraan voorafgaand heeft verzoeker middels zijn e-mails van 27 september 2016 om 13:28 uur en van 28 september 2016 om 14:28 uur de raad in de samenstelling van tuchtrechters mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. P.J.F.M. de Kerf, H.H. Tan, K.J. Verrips en  A.M.T. Weersink, leden, - verweerders - gewraakt. Verweerders hebben in een door de raad op 10 oktober 2016 ontvangen reactie laten weten niet in hun wraking te berusten.

1.2    Dit wrakingsverzoek van verzoeker is vervolgens op 19 oktober 2016 behandeld door deze wrakingskamer (hierna: wrakingskamer I). Verweerders zijn met kennisgeving vooraf niet verschenen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker aan het einde van de zitting, nadat hij zijn wrakingsgronden nader had toegelicht, ook wrakingskamer I gewraakt.

1.3    Door de raad is daarna een tweede wrakingskamer (hierna: wrakingskamer) ingesteld. Daarvan maakten deel uit de tuchtrechters mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs.  E. Bige en B.E.J.M. Tomlow, leden. Wrakingskamer I heeft in een door de raad op 28 oktober 2016 ontvangen reactie laten weten niet in hun wraking te berusten en niet ter mondelinge behandeling te zullen verschijnen. 

1.4    Voorafgaande aan de op 14 november 2016 om 15.00 uur geplande mondelinge behandeling van de tweede wraking heeft de raad op 14 november 2016 om 13.24 uur van verzoeker een e-mail ontvangen. In die e-mail heeft verzoeker ook wrakingskamer II gewraakt, omdat zijn  eerder die dag gedane verzoek tot aanhouding van de behandeling van zijn tweede wrakingsverzoek door de raad was afgewezen. Verzoeker is op 14 november 2016 niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling van zijn verzoek door wrakingskamer II.

1.5    Bij beslissing van 14 november 2016 (bekend onder zaaknummer 16-963b) is laatstgenoemd wrakingsverzoek op grond van art. 2.1g van het wrakingsprotocol van de raden van discipline door wrakingskamer II / de raad niet in behandeling genomen.

1.6    Bij beslissing van 28 november 2016 (bekend onder zaaknummer 16-963a) heeft wrakingskamer II het verzoek tot wraking van wrakingskamer I afgewezen.

1.7    De raad / wrakingskamer I zal thans beslissen op het wrakingsverzoek van verzoeker jegens  verweerders.

2    BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK

2.1    Ingevolge artikel 512 Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de tuchtrechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. De artikelen 512 tot en met 519 Wetboek van Strafvordering zijn ingevolge artikel 47 Advocatenwet van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de tuchtrechters van de raad.

2.2    Verzoeker heeft in zijn e-mails van 27 en 28 september 2016 zijn gronden voor wraking van verweerders weergegeven. Deze gronden komen in de kern op het volgende neer. Volgens verzoeker is er sprake van (schijn van) vooringenomenheid van verweerders omdat 1) zijn verzoek voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 3 oktober 2016 aan de raad om aanvullende stukken op te vragen bij de deken door hen is afgewezen, en in het verlengde daarvan 2) door verweerders is geweigerd om uitstel van genoemde mondelinge behandeling te verlenen. 

2.3    Volgens vaste rechtspraak staat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter voorop, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat hij jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is (vgl. Hof van Discipline 18-05-2015, ECLI:NL:TAHVD:2015:146).

2.4    De raad stelt voorop dat beide beslissingen van verweerders jegens verzoeker de procesorde betreffen. Zij hebben geen betrekking op de persoon van de tuchtrechter. Het is niet aan de raad om op verzoek van verzoeker / klager stukken bij de deken op te vragen, te meer nu het gaat om stukken waarvan de raad de inhoud niet kent en daarom ook niet kan beoordelen of deze voor de beslissing van belang kunnen zijn. Daar komt bij dat verzoeker / klager zelf de mogelijkheid had om het klachtdossier aan te vullen met stukken. Gelet hierop is van een subjectieve, noch van een objectieve grond voor wraking gebleken.

2.5    Daarom valt daaraan niet de gevolgtrekking te verbinden dat de rechterlijke onpartijdigheid van verweerders schade zou kunnen lijden.

2.6    Het verzoek tot wraking behelst ook voor het overige geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van verweerders schade zou kunnen lijden. Het verzoek is daarom ongegrond.

2.7    Gelet op het hiervoor overwogene moet het wrakingsverzoek worden afgewezen.

3    MISBRUIK VAN RECHT

De raad is van oordeel dat verzoeker met het onderhavige verzoek en de hiervoor onder 1.2 en 1.4 aangeduide verzoeken tot wraking de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen ernstig misbruikt. De raad zal daarom op de voet van artikel 47 lid 2 Advocatenwet en artikel 515 lid 4 Wetboek van Strafvordering bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker niet meer in behandeling wordt genomen.

BESLISSING

De raad van discipline:

-     wijst het verzoek tot wraking af;

-    bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking in klachtzaak 16-576 niet in behandeling wordt genomen.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.R. Veerman, voorzitter en mrs. R.J.A. Dil, M.L.C.M. van Kalmthout, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Goldhoorn als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2016.

griffier    voorzitter