ECLI:NL:TADRARL:2016:302 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-217

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:302
Datum uitspraak: 27-06-2016
Datum publicatie: 22-03-2017
Zaaknummer(s): 16-217
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder had de zaak van klager overgenomen van een andere advocaat. Klager wilde onmiddellijk een eerste gesprek terwijl verweerder wilde wachten tot hij over de schriftelijke stukken beschikte. Handelwijze van verweerder is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Verder weigerde klager de declaratie van verweerder te betalen omdat een opdrachtbevestiging ontbrak. De raad oordeelde dat dat niet verwijtbaar was omdat er geen misverstand was over de voorwaarden waaronder verweerder werkte. Bovendien was er grote tijdsdruk omdat verweerder zich op zeer korte termijn diende te stellen in de procedure. Evenmin is sprake van excessief declareergedrag. Klacht ongegrond.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 juni 2016

in de zaak 16-217

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 25 juni 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 8 maart 2016, met kenmerk 15-0221/AF/SD, door de raad ontvangen op 9 maart 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 25 april 2016 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft bij brief van 23 maart 2016 laten weten niet te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager heeft zich tot verweerder gewend in verband met een boedelscheidingskwestie. In de echtscheidingsprocedure is klager bijgestaan door een andere advocaat, die klager voor de boedelscheiding verwees naar verweerder, omdat de andere advocaat de zaak te gecompliceerd vond. Deze advocaat had wel een kort geding procedure gevoerd voor klager en bleef die zaak behandelen. Verweerder heeft na ontvangst van de stukken van klager, direct een toevoegingsaanvraag ingediend bij de Raad voor Rechtsbijstand. Klager heeft geen persoonlijk gesprek gehad met verweerder. Verweerder heeft een factuur gestuurd van € 418,-.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder aan klager, als aspirant-cliënt, niet een persoonlijk gesprek, anders dan telefonisch, heeft toegestaan;

b)    verweerder klagers zaak is gaan behandelen zonder dat klager een opdrachtbevestiging heeft gegeven;

c)    verweerder voor slechts één gesprek een nota van € 418,- in rekening heeft gebracht.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder heeft met de vorige advocaat van klager afgesproken dat hij de bodemprocedure betreffende de boedelscheiding zou doen, omdat het een gecompliceerde procedure was. De toenmalige advocaat van klager zou het kort geding blijven doen. Verweerder zou de zaak aanpakken, nadat het kort geding was afgerond, maar hij moest zich eerder, op 8 april 2015, stellen in de procedure en dus kosten maken. Klager wilde meteen een afspraak maken maar verweerder heeft in een telefoongesprek van 29 maart 2015 aangegeven dat eerst het kort geding moest worden gevoerd en dat hij nog geen stukken had. Ongeveer één week later (bij brief van 7 april 2015) heeft verweerder klager uitgenodigd voor een gesprek. Die brief kwam retour. De adressering bleek onjuist. Verweerder heeft de brief vervolgens naar het juiste adres gestuurd, maar hoorde niets van klager. Klager bleek zich inmiddels tot een andere advocaat te hebben gewend. Verweerder heeft allerminst geweigerd klager face-to-face te woord te staan, maar wilde wachten tot hij over de stukken beschikte.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Klager heeft verweerder wel degelijk opdracht gegeven aan verweerder om hem bij te staan. Dat blijkt ook uit de klachtbrief van klager van 25 juni 2016, waar hij schrijft dat hij er mee akkoord is als verweerder een deel van zijn zaak zou behandelen.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Verweerder ontkent dat hij slechts één gesprek heeft gevoerd en verwijst naar de urenspecificatie.

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    De raad is van oordeel dat verweerder niet gehouden was om aan het verzoek van klager om onmiddellijk een bespreking in persoon te houden, te voldoen. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij de boedelscheidingskwestie op 29 maart 2015 met instemming van klager heeft overgenomen van een andere advocaat, maar dat hij aan klager heeft aangegeven dat hij met een persoonlijk gesprek wilde wachten tot hij over de stukken betreffende die kwestie beschikte. Voorts overweegt de raad dat ook anderszins niet gebleken is dat een onmiddellijk gesprek noodzakelijk was en niet kon wachten tot verweerder over de stukken beschikte. Bovendien heeft verweerder klager ongeveer een week na overname van de zaak, bij brief van 7 april 2015, al uitgenodigd voor een bespreking. Verweerder treft in dezen geen verwijt.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Klager erkent dat hij verweerder opdracht heeft gegeven om hem rechtsbijstand te verlenen in een boedelscheidingskwestie. Eveneens staat vast dat verweerder enige werkzaamheden heeft verricht voor klager. Klager wil echter niet betalen omdat er geen opdrachtbevestiging is. De raad volgt klager niet. De opdrachtbevestiging dient ter voorkoming van misverstanden. Daarom is het van belang dat de advocaat schriftelijk vastlegt op welke condities hij zijn werkzaamheden verricht. Er is in dit geval geen sprake van enig misverstand over de voorwaarden waaronder verweerder de zaak zou behandelen. Van groot belang is tevens dat er tijdsdruk was, omdat verweerder zich op zeer korte termijn, te weten op 8 april 2015 voor klager moest stellen in de procedure. Hoewel een opdrachtbevestiging wenselijk is, is het in het onderhavige geval niet klachtwaardig dat deze ontbreekt. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.4    Uit de urenspecificatie blijkt zonder meer dat verweerder meer tijd heeft besteed aan klagers zaak dan 1 telefoongesprek. Bovendien is de raad alleen bevoegd te oordelen over de vraag of sprake is van excessief declareren. Dat is niet het geval. Het is alleszins aannemelijk dat verweerder diverse werkzaamheden, zoals telefoongesprekken en correspondentie, heeft verricht. Het gedeclareerde bedrag kan dan ook niet excessief worden genoemd. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. J. Brouwer, H. Dulack, H.H. Tan, B.E.J.M. Tomlow, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2016.

Griffier    Voorzitter