ECLI:NL:TADRARL:2016:298 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-457

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:298
Datum uitspraak: 05-12-2016
Datum publicatie: 20-03-2017
Zaaknummer(s): 16-457
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht betreft het optreden van de eigen advocaat in een letselschadezaak. Verweerder is laksheid verweten, maar daarvan is niet gebleken omdat het tijdsverloop niet te wijten is geweest aan verweerder maar aan de ingeschakelde medische adviseur. Het verwijt dat verweerder fouten heeft gemaakt is evenmin komen vast te staan. Dat de opvolger van verweerder een andere medische adviseur heeft ingeschakeld die tot een ander medisch oordeel is gekomen, kan verweerder niet worden aangerekend. Het feit dat verweerder het dossier naar een verkeerde postbus heeft gestuurd omdat hij een onjuist postbusnummer heeft vermeld, kan hem wel worden aangerekend. De klacht is deels gegrond, maar er is geen maatregel opgelegd omdat  verweerder excuses heeft aangeboden voor de gemaakte fout en niet gebleken is dat klager daadwerkelijk in zijn belangen is geschaad.

Beslissing van de raad van discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 5 december 2016

in de zaak 16-457

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 10 augustus 2015 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 17 mei 2016 met kenmerk 15-0268/AF/sd, door de raad ontvangen op 18 mei 2016, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 3 oktober 2016 in aanwezigheid van klager en verweerder, alsmede diens gemachtigde mr. S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de brief van klager d.d. 16 september 2016 met bijlagen (3) aan de raad.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Verweerder heeft de belangen van klager behartigd in een letselschadezaak. Klagers belangen werden aanvankelijk door een kantoorgenote van verweerder behartigd.

2.2    Klager heeft bij e-mail van 12 juni 2015 aan verweerder meegedeeld dat hij zijn zaak wilde overdragen aan een andere advocaat en heeft verweerder gemachtigd het volledige dossier, inclusief de medische stukken, aan de nieuwe advocaat te sturen. Tevens heeft hij verweerder de adresgegevens van zijn nieuwe advocaat doen toekomen.

2.3    Via zijn nieuwe advocaat is er een tegenovergestelde uitslag uit het medisch onderzoek naar voren gekomen, dat in het voordeel van klager is.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder onjuiste of krenkende uitlatingen heeft gedaan over klager;

b)    verweerder bij de behandeling van klagers zaak traag en laks is geweest en onvoldoende tijd aan de zaak heeft besteed,

c)    verweerder inhoudelijke fouten heeft gemaakt en onvoldoende resultaat heeft bereikt,

d)    verweerder klagers dossier heeft zoek gemaakt.

Toelichting van klager op zijn klachtonderdelen

3.2    Toen verweerder de behandeling van klagers zaak overnam van zijn kantoorgenote, gaf verweerder telefonisch aan klager aan dat zijn kantoorgenote klager een “klootzak” zou vinden, omdat klager ongeduldig was.

3.3    Toen de wederpartij van klager met een voorstel kwam om twee experts de zaak te laten beoordelen, is verweerder daarmee akkoord gegaan zonder met klager te overleggen; evenmin is de door verweerder ingeschakelde medische expert geraadpleegd. Verweerder heeft dr. H. uit [plaats] als onafhankelijk adviseur ingeschakeld.

3.4    Tijdens de behandeling van klagers zaak door verweerder is klager al meegedeeld dat het traject veel langer zou duren dan de kantoorgenote van verweerder had voorgespiegeld. Op 20 april 2015 heeft verweerder per e-mail het volgende bericht gestuurd:

“De definitieve versie zal zijn ontvangen door mijn medisch adviseur. Ik zal navraag doen en u zodra mogelijk berichten. Voor de volledigheid meld ik alvast dat ik woensdag tot en met vrijdag afwezig zal zijn.”

Hieruit blijkt dat verweerder allereerst niet weet of de definitieve versie bij de medisch adviseur is en voorts dat hij met vakantie gaat zonder zijn zaken af te ronden.

Verder was het medische rapport van de door verweerder ingeschakelde medische expert teleurstellend en gebaseerd op oude literatuur.

3.5    Verweerder heeft het dossier van klager, ondanks opgave van het juiste adres door klager, naar een verkeerd postbusnummer gestuurd. Dit dossier bevatte het hele medische journaal met alle medische gegevens, persoonlijke gegevens en alle stukken van klagers letselschadezaak. Klager heeft de adresgegevens van zijn nieuwe advocaat opgegeven bij e-mail van 12 juni 2015 en heeft deze e-mail nogmaals aan verweerder gestuurd op 29 juni 2015.

De nieuwe advocaat heeft er voor gezorgd dat  er een tegenovergestelde uitslag uit het medische onderzoek kwam.

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder bestrijdt de door klager gestelde uitlating te hebben gedaan en voert  aan dat klager overigens geen voorbeelden of uitlatingen noemt die als krenkend of als onjuist kunnen worden bestempeld.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerder meent dat er geen sprake is van traagheid en laksheid of dat hij onvoldoende tijd en aandacht heeft besteed aan klagers dossier. Medio september 2014 heeft verweerder klagers dossier van zijn kantoorgenote overgenomen en per e-mail van 18 september 2014 aan de medisch adviseur W. gevraagd om een in de letselschaderegeling gebruikelijke IWMD (Interdisciplinaire Werkgroep Medische Deskundigen) vraagstelling. Deze is verzonden, waarna de expertise op 5 maart 2015 heeft plaatsgevonden bij dr. H. in [plaats]. De tijdspanne tussen het verzenden van de expertise-opdracht en het feitelijke onderzoek is het gevolg van de wachttijden van dr. H. Het definitieve expertiserapport is op 21 mei 2015 verstuurd. De conclusie luidde dat de deskundige geen verband kon vaststellen tussen de lichamelijke klachten van klager en het ongeval uit 2010. In een advies van 8 juni 2015 adviseerde de medisch adviseur te berusten in de conclusies. Vervolgens is het dossier aan de opvolgend advocaat overgedragen.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Verweerder ontkent dat hij inhoudelijke fouten heeft gemaakt. Dat er uiteindelijk door de uitkomsten van het expertiserapport van dr. H. geen resultaat is behaald, is teleurstellend, maar niet verwijtbaar en evenmin het gevolg van de handelwijze van verweerder.

Ad klachtonderdeel d)

4.4    Met betrekking tot het zoekraken van het dossier erkent verweerder dat de klacht gegrond is. Verweerder heeft zijn excuses aangeboden en alle medewerking toegezegd om het dossier verder te laten behandelen en daarmee heeft hij gedaan wat in redelijkheid van een advocaat onder deze omstandigheden kan worden verwacht.

5    BEOORDELING

5.1    De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend na 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad behandeld en beoordeeld op grond van het nieuwe recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de nieuwe Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Klager heeft dit klachtonderdeel enkel toegelicht met de stelling dat hem bij de overgang van zijn dossier door verweerder telefonisch is meegedeeld dat de kantoorgenoot van verweerder klager een “klootzak” zou vinden. Verweerder heeft dit bestreden. Klager heeft voor het overige geen onderbouwing van zijn stelling gegeven. Dit leidt tot de conclusie dat het in dit klachtonderdeel gestelde niet is komen vast te staan en dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Naar het oordeel van de raad is niet gebleken van traagheid of onvoldoende tijd voor klagers zaak dan wel verwijtbaar tekortschieten bij het behalen van resultaat. De raad verwijst naar het door verweerder aangevoerde omtrent het tijdsverloop, onder 4.2. Klager heeft het daar gestelde niet weersproken, zodat de raad niet kan concluderen dat verweerder traag heeft gehandeld. Verweerder heeft slechts gedurende ¾ jaar klagers zaak behandeld, terwijl uit het onder 4.2. gestelde blijkt dat verweerder gedurende die tijd regelmatig actie heeft ondernomen in klagers zaak. Het feit dat er enige vertraging is opgetreden vanwege de wachttijden bij dr. H. kan verweerder niet worden verweten. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.4    Vaststaat dat verweerder niet vooraf overleg heeft gehad met klager over de benoeming van de onafhankelijke deskundige dr. H. Dit had verweerder wel vooraf met klager behoren af te stemmen, maar klager heeft destijds, toen hij bekend werd met de inschakeling van dr. H., daar geen bezwaar tegen gemaakt. Onder die omstandigheden oordeelt de raad dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht. Wat de inhoud van het deskundigenoordeel aangaat, heeft klager zijn klacht feitelijk onvoldoende onderbouwd. Het feit dat een andere deskundige nadien anders (want voor klager positief) heeft geoordeeld, betekent niet dat verweerder zijn werk niet goed heeft gedaan. Verweerder mocht afgaan op de medische rapportage van dr. H. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.5    Vaststaat dat verweerder klagers dossier abusievelijk naar een verkeerd postbusnummer heeft gestuurd, te weten nummer 610 in plaats van 699. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat hij zorgvuldig is geweest doordat hij de stukken per aangetekende post bij PostNL heeft aangeboden. Bovendien stond, volgens verweerder, het afzendadres van zijn kantoor voorgedrukt op de enveloppe, zodat – nu gebleken is dat het dossier niet op postbusnummer 610 werd aangenomen – verwacht mocht worden dat PostNL het dossier aan dat afzendadres terugzond, zoals zij gewoon is te doen. Hij stelt intensief geprobeerd te hebben het dossier te achterhalen via PostNL, maar aldaar kon men hem geen uitsluitsel geven over wat PostNL met het dossier had gedaan nadat het onbestelbaar bleek.

5.6    De raad is van oordeel dat, ondanks het feit dat verweerder al het mogelijke heeft gedaan om het poststuk te achterhalen, het verweerder aan te rekenen is dat het poststuk is zoekgeraakt, omdat hij een fout heeft gemaakt in de adressering. Nu het in dit geval om zeer vertrouwelijke stukken ging, was extra alertheid geboden en had de fout vermeden kunnen en moeten worden. Dit klachtonderdeel is gegrond.

5.7    Al hetgeen hiervoor is overwogen tot de conclusie dat de klachtomschrijving, zoals genoemd onder randnummer 3.1.d hiervoor, is komen vast te staan. Daarmee oordeelt de raad klachtonderdeel 3.1.d gegrond en de overige klachtonderdelen ongegrond.

6    MAATREGEL

6.1    De raad ziet aanleiding geen maatregel op te leggen, hoewel klachtonderdeel 3.1.d gegrond is. De raad overweegt daartoe dat verweerder heeft aangetoond dat hij veel moeite heeft gedaan om het dossier terug te vinden en zijn excuses heeft aangeboden, terwijl niet gebleken is dat klager daadwerkelijk in zijn belangen is geschaad, temeer nu uit de track-en-tracegegevens van de aangetekende zending is gebleken dat de zending op postbusnummer 610 niet is aangenomen.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien klachtonderdeel 3.1.d gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel 3.1 d gegrond;

-    verklaart de klachtonderdelen 3.1.a, 3.1.b en 3.1.c ongegrond;

-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 50,00 aan klager;

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs. G.R.M. van den Assum, P.J.F.M.de Kerf, H.H. Tan, A.M.T. Weersink, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 december 2016.

Griffier                                                                            Voorzitter