ECLI:NL:TADRARL:2016:292 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 16-855

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2016:292
Datum uitspraak: 21-11-2016
Datum publicatie: 22-02-2017
Zaaknummer(s): 16-855
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft naar het oordeel van de voorzitter de grenzen van de aan hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij niet overschreden. Civiele rechter zal inhoudelijk oordelen over ontslag klager als executeur. Klacht kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 21 november 2016

in de zaak 16-855

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland van 13 september 2016 met kenmerk K 16/58, door de raad ontvangen op 14 september 2016.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Overeenkomstig de laatste wil van zijn op 23 november 2014 overleden vader is klager is benoemd tot executeur in diens nalatenschap.

1.2    Bij de afwikkeling van deze nalatenschap is onenigheid ontstaan tussen klager in zijn hoedanigheid van executeur en zijn zus als erfgenamen enerzijds en een drietal (mede)erfgenamen (hierna: de wederpartij) anderzijds.

1.3    De rechtsbijstandsverzekeraar van de wederpartij heeft een samenwerkingsovereenkomst met het kantoor waar verweerder in de periode tussen januari en mei 2016, ter tijdelijke vervanging van een collega, werkzaam was. In die hoedanigheid is aan verweerder de (tijdelijke) behandeling van het dossier van de wederpartij toevertrouwd.

1.4    Bij brief van 8 april 2016 heeft verweerder zich tot klager gewend in zijn hoedanigheid van executeur. In die brief stelt hij namens de wederpartij onder meer dat:

- klager zijn werkzaamheden als executeur tot dat moment niet naar behoren heeft uitgevoerd en licht dat toe met feiten;

- er een tegenstrijdig belang bestaat, omdat klager reeds voor het overlijden van de erflater diens financiële belangen heeft behartigd, er zich in die periode vermogensmutaties hebben voorgedaan waarover klager nimmer aan de wederpartij, ondanks herhaald verzoek, uitleg heeft gegeven;

- klager het advies van de eerder bij de afwikkeling van de nalatenschap betrokken notaris om zijn werkzaamheden als executeur neer te leggen, heeft genegeerd en een nieuwe notaris heeft aangezocht, zodat klager wordt verzocht zich uit te spreken over de status van zijn werkzaamheden als executeur;

- indien klager meent dat zijn taak als executeur is geëindigd, hem wordt verzocht dat binnen veertien dagen aan verweerder te bevestigen en rekening en verantwoording af te leggen aan de wederpartij over zijn werkzaamheden als executeur;

- indien klager zich onverhoopt op het standpunt stelt dat zijn werkzaamheden als executeur nog niet zijn geëindigd, klager dat dan zal dienen te onderbouwen, bij gebreke waarvan verweerder aankondigt dat hij namens de wederpartij een ontslagprocedure bij de kantonrechter zal starten van klager als executeur wegens gewichtige redenen op grond van artikel 4:149 lid 1 sub f van het Burgerlijk Wetboek.

1.5    Bij brief van 13 mei 2016, aangevuld bij brief van 27 juni 2016, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    in zijn op rechtsgevolg gerichte brief van 8 april 2016 zonder voorbehoud en/of een voorafgaande ingebrekestelling de ontslagprocedure van klager als executeur aan te kondigen;

b)    zich tegen beter weten, zonder toelichting of bewijsstukken, in die brief op het bijna smadelijke standpunt te stellen dat er gewichtige redenen zijn om klager als executeur te ontslaan en dat zijn cliënten bij het ontslag een concreet belang hebben.

3    VERWEER

Voor zover relevant komt het gemotiveerde verweer van verweerder bij de bespreking van de klacht aan de orde.

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt(en), goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat  a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt(en) de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

ad klachtonderdelen a) en b)

4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijk behandeling. Deze hebben betrekking op de handelwijze van verweerder in zijn brief van 8 april 2016.

4.3    De voorzitter is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder de grenzen van de hem, als advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. In lijn met de instructie die verweerder bij de (tijdelijke) overdracht van de zaak kreeg om (onder meer) een procedure te entameren, heeft hij één brief – de brief van 8 april 2016 - aan klager geschreven. In die brief mocht én moest verweerder, als partijdige belangenbehartiger, de standpunten van zijn cliënten weergeven zoals hij heeft gedaan. Dat de in de brief ingenomen stellingen of feiten onjuist zijn en niet of onvoldoende zijn toegelicht of gedocumenteerd, zoals klager hem verwijt, kan de voorzitter, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerder, niet vaststellen, nog daargelaten dat – als dat anders was – verweerder daarmee niet zonder meer heeft gehandeld buiten de kaders van de hem toekomende vrijheid. Uiteindelijk is het aan de kantonrechter om inhoudelijk te beoordelen of er, zoals de wet vereist, ‘gewichtige redenen’ zijn om het verzoek van de wederpartij tot ontslag van klager als executeur toe te wijzen; dat is niet aan de tuchtrechter. Nu verweerder voorts aan klager een redelijke termijn van veertien dagen heeft gegund om inhoudelijk op de brief van 8 april 2016 te reageren, zodat van een rauwelijks aankondigen van rechtsmaatregelen geen sprake is, acht de voorzitter het handelen van verweerder, gelet op de vrijheid die verweerder hierin heeft, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Nu de overige verwijten van klager, tegenover de betwisting daarvan door verweerder, onvoldoende feitelijk zijn onderbouwd, is de voorzitter van oordeel dat verweerder als advocaat van de wederpartij van klager voldoende zorgvuldig te werk is gegaan.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

verklaart de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. R.A. Steenbergen, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M.M. Goldhoorn als griffier op 21 november 2016.

griffier    voorzitter