ECLI:NL:TADRAMS:2015:251 Raad van Discipline Amsterdam 15-118A 15-119A 15-129A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2015:251 |
---|---|
Datum uitspraak: | 17-11-2015 |
Datum publicatie: | 17-11-2015 |
Zaaknummer(s): |
|
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzetbeslissing. De raad is niet gebleken op welke wijze klagers, door de wijze waarop verweerders voor hun cliënt zijn opgetreden, rechtstreeks in hun belangen zouden zijn geschaad. Ook de overige door klagers opgeworpen verzetsgronden kunnen niet slagen. verzet ongegrond. |
Beslissing van 17 november 2015
in de zaken 15-118A, 15-119A en 15-129A
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 5 juni 2015 op de klacht van:
klagers
tegen:
verweerders
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 28 januari 2015 hebben klagers zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam beklaagd over verweerders.
1.2 Bij brief aan de raad van 6 mei 2015 met kenmerk 4015-0074, door de raad ontvangen op 7 mei 2015, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 Bij beslissing van 5 juni 2015 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk en voor het overige kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 juni 2015 is verzonden aan klagers.
1.4 Bij brief van 3 juli 2015, door de raad ontvangen op 6 juli 2015, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 21 september 2015 in aanwezigheid van partijen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klagers van 3 juli 2015. De raad heeft daarnaast kennis genomen van de brief van klagers van 8 september 2015 en van de daaraan gehechte producties A tot en met G.
2 FEITEN EN KLACHT
2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komen klagers in verzet niet op.
3 VERZET
3.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:
a) het dienen van conflicterende belangen niet uitsluitend verboden is omwille van de belangen van de directe partijen zelf. Het verbod dient volgens klagers ook om de integriteit en geloofwaardigheid van de advocatuur in de maatschappij te rechtvaardigen;
b) gedragsregel 7 lid 5 Advocatenwet niet, of onvoldoende is nageleefd.
4 BEOORDELING
4.1 De raad stelt voorop dat het klachtrecht van de Advocatenwet is bedoeld voor diegene die door een handelen of nalaten van de advocaat rechtstreeks in zijn of haar belang kan worden getroffen.
4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter in haar beslissing van 5 juni 2015 voornoemde maatstaf op juiste wijze heeft toegepast. Vast staat dat klagers niet zelf (persoonlijk) cliënt van verweerders zijn (geweest). De overweging van de voorzitter hieromtrent wordt door de raad gevolgd.
4.3 De raad is overigens niet gebleken dat het tussen de KNB en S. gevoerde proces op welke manier dan ook is vervalst c.q. dat sprake is van een “opzetje” tussen partijen en hun raadslieden. Als daar al sprake van zou zijn dan is de raad (nog) niet gebleken op welke wijze klagers daardoor, althans door de wijze waarop verweerders voor S. zijn opgetreden, rechtstreeks in hun belangen zouden zijn geschaad. De raad maakt de vergelijking met de advocatuur. Bij een door de deken tegen een bepaalde advocaat ingediende klacht hebben de advocaten uit het arrondissement niet (automatisch) een direct belang. De raad treedt niet in de beoordeling van de vraag of het maken van een “opzetje” op zichzelf klachtwaardig is.
4.4 Overigens is ter zitting gebleken dat de door klagers tegen S ingestelde procedure is ingetrokken. Klagers hebben noch tegen de KNB noch tegen de advocaat van de KNB een (tuchtrechtelijke) procedure opgestart.
4.5 De raad stelt met betrekking tot verzetgrond b) vast dat het ervoor moet worden gehouden dat zowel de KNB als S. geen bezwaren hadden tegen het optreden van verweerders sub 1 en sub 2 (als advocaat dan wel adviseur) voor respectievelijk de andere partij. Nu genoemde direct betrokken kennelijk geen bezwaren hebben, is er geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen wegens tegenstrijdige belangen, althans van belangenverstrengeling. De Advocatenwet kent niet de eis dat partijen schriftelijk dienen te verklaren dat er geen bezwaar bestaat.
4.6 Gezien het voorgaande kunnen de door klagers opgeworpen verzetsgronden niet slagen. De voorzitter heeft de klachtonderdelen in haar voorzittersbeslissing terecht en op juiste gronden kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond bevonden.
4.7 De raad is ook voor het overige van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval.
4.8 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. S. van Andel, G. Kaaij, A. Kamphuis, N.M.N. Klazinga, leden, bijgestaan door mr. S.M. Balkema als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 november 2015 verzonden aan:
- klagers
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.