ECLI:NL:TACAKN:2018:9 Accountantskamer Zwolle 18/102 Wtra AK

ECLI: ECLI:NL:TACAKN:2018:9
Datum uitspraak: 05-03-2018
Datum publicatie: 05-03-2018
Zaaknummer(s): 18/102 Wtra AK
Onderwerp:
Beslissingen: klacht kennelijk niet-ontvankelijk
Inhoudsindicatie:   Voorzittersbeslissing ex art. 39 Wtra. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk i.v.m. overschrijding 3-jaarstermijn.

ACCOUNTANTSKAMER

                                                            VOORZITTER

BESLISSING ex artikel 39, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/102 Wtra AK van 5 maart 2018 van

X ,

wonende te [plaats1],

K L A G E R ,

t e g e n

Y ,

registeraccountant,

kantoorhoudende te [plaats2],

B E T R O K K E N E .

1. Het verloop van de procedure

De voorzitter van de Accountantskamer heeft kennisgenomen van:

-        het op 9 januari 2018 ingekomen klaagschrift van 8 januari 2018, met bijlagen;

-        een op 22 januari 2018 ingekomen brief van 18 januari 2018 van betrokkene, met bijlage, bestaande uit een creditnota van 20 januari 2015 ten bedrage van € 502,94.

Daarop heeft de secretaris van de Accountantskamer partijen bij brief van 22 januari 2018 in de gelegenheid gesteld in overleg met elkaar te treden teneinde hun vermeende geschil onderling op te lossen.

Vervolgens heeft de voorzitter van de Accountantskamer kennisgenomen van:

-        een op 1 februari 2018 ontvangen brief van dezelfde datum van klager, waarin hij te kennen geeft geen gebruik te willen maken van de mogelijkheid om met betrokkene te overleggen;

-        een op 7 februari 2018 ontvangen brief van 5 februari 2018 van betrokkene, waarin hij te kennen geeft bereid te zijn tot nader overleg, maar daar gelet op voorgaande brief van klager geen gelegenheid voor krijgt.

2. De beoordeling

2.1       De voorzitter van de Accountantskamer is van oordeel dat de klacht kennelijk niet-ontvankelijkheid moet worden verklaard wegens - kort gezegd - overschrijding van de driejaarstermijn als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Wtra.

2.2       Ingevolge artikel 22 lid 1 Wtra ‑ zoals het sinds 1 januari 2014 luidt - neemt de Accountantskamer een klacht niet in behandeling indien op het moment van indienen van de klacht drie jaren zijn verstreken nadat klager heeft geconstateerd of redelijkerwijs heeft kunnen constateren dat het handelen of nalaten in strijd is met het bij of krachtens de Wet toezicht accountantsorganisaties of de Wet op het accountantsberoep bepaalde of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Sinds de wijziging van artikel 22, eerste lid, Wtra is voor aanvang van de daarin bedoelde termijn van drie jaren beslissend of sprake is van een constatering van - geparafraseerd - het tuchtrechtelijk laakbare karakter van het handelen of nalaten van de accountant, dan wel van zodanige feiten dat daarop redelijkerwijs een vermoeden van zulk tuchtrechtelijk laakbaar handelen of nalaten kan worden gebaseerd. Daarbij is van belang hoe de klacht is omschreven, althans door de Accountantskamer moet worden opgevat. Tenslotte zij vermeld dat de indiening van een klacht bij de Raad voor Geschillen van de Nba bedoelde termijn niet schorst, stuit of verlengt.

2.3       [VOF1] met klager als gemachtigde, heeft een geschil met betrokkene aanhangig gemaakt bij de Raad voor Geschillen van de Nba, welke zaak ter zitting van 11 december 2014 is behandeld. In de betreffende uitspraak van 11 februari 2015 is opgenomen:

“3.2     Ter zitting heeft (de gemachtigde van) eiseres de vordering gepreciseerd in de zin dat eiseres de navolgende beslissing van de Raad vraagt:

(…)

c.         creditering van de laatste factuur ten bedrage van € 502,94 incl. BTW, daar over de betreffende werkzaamheden geen afspraak is gemaakt;

d.         afgifte van de boekhouding over de jaren 2009 en 2010.”.

2.4       Onderhavige klacht houdt blijkens het klaagschrift in dat betrokkene zich op twee onderdelen niet heeft gehouden aan de onder 2.3 vermelde uitspraak, te weten:

a) dat de onder 2.3 vermelde factuur nog niet is gecrediteerd en

b) de onder 2.3 vermelde stukken nog niet zijn afgegeven.

2.5       De onderhavige klacht is ingediend op 9 januari 2018 en dat brengt mee dat de klacht, wat betreft al het aan betrokkene verweten handelen en/of nalaten dat klager vóór 9 januari 2015 bekend was en waarop hij redelijkerwijs een vermoeden in de zin van artikel 22 Wtra kon hebben gebaseerd, niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Uit de onder 2.3 vermelde uitspraak blijkt dat klager ter zitting van 11 december 2014 nagenoeg exact dezelfde klachten, aldaar vordering geheten, naar voren heeft gebracht, zodat hij vóór 9 januari 2015 daarvan op de hoogte was. Nu indiending van de klacht bij de Raad voor Geschillen van de Nba bedoelde termijn in artikel 22 Wtra niet schorst, stuit of verlengt, is de klacht niet tijdig ingediend.

2.6       Op grond van het voorgaande en gelet op het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van de Wtra dient als volgt te worden beslist.

3. De beslissing

De voorzitter van de Accountantskamer verklaart de klacht in alle onderdelen niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.B. Werkhoven, voorzitter, in aanwezigheid van

mr. H.J. Haanstra, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2018.

_________                                                                            __________

secretaris                                                                               voorzitter

Deze uitspraak is aan partijen verzonden op:­­­­­­­­­­­­­­­____________________________